Vitus, 15 juni

Luc Cielen in Rinkkrant 929 van 9 juni 2006


De naam

Vitus betekent: de gewillige, de levende


In het Nederlands heet hij Fietel of Veit; in het Duits: Veit, Vith; in het Frans: Vit, Gui, Guy; in het Italiaans en Portugees: Vito, Guido. In het Spaans: Vito, Guido, Egidio. In het Pools: Wit en in het Tsjechisch: Vít


Hij werd omstreeks het jaar 297 geboren in Sicilië. Gestorven omstreeks 304 in Lucania in de Regio Basilicata in Zuid-Italië, amper 7 jaar oud. Niet alle bronnen zijn eensluidend over de sterfdatum, want soms wordt Vitus als twaalfjarige knaap beschreven. Ondanks de vele wonderen die heiligen kunnen verrichten, werd nooit vermeld dat een heilige zijn leeftijd kon veranderen. Dus zal er wel ergens een misverstand gebeurd zijn bij een of andere verstrooide auteur.

 

Vitus leefde tijdens de allerlaatste christenvervolging, en heeft dat aan den lijve ondervonden. Maar verhalen over zijn leven zijn pas veel later tot stand gekomen, wat niet zo bevorderlijk is voor de waarheidsgetrouwheid ervan. In het Martyrologium Hieronymianum uit +/- 450 vinden we een eerste vermelding van Vitus. Dan komt zijn naam en ook de eerste levensbeschrijving (hagiografie) nog voor in de Passio Sancti Viti (+/- 600) dat geschreven werd in Lucania, de landstreek waar Vitus zijn laatste dagen sleet. Maar dat is dus al 300 jaar na zijn dood. Getuigen waren er dan al lang niet meer. Wat is dan waarheid en wat is fictie in die biografie? Niemand die het weet. Wat we wel bijna zeker weten is dat er heel wat fantasie in die levensbeschrijving is geslopen, en dat ten gevolge daarvan twee andere heiligen moesten sneuvelen. De heilige Crescentia die in de legende opgevoerd wordt als min en kindermeisje van Vitus is van de heiligenkalender gehaald. Zo ook haar echtgenoot Modestus, die tevens de leraar was van Vitus: naar het rijk der fabelen verdreven. Als die beiden fictief waren, terwijl zij nu net zo belangrijk waren voor het verhaal - dank zij hen kwam Vitus in contact met het christendom - wat is dan nog de realiteitswaarde in de rest van het verhaal?

 

Of hij nu legendarisch was of echt bestaan heeft, maakt in feite niet zo veel uit. Vitus is een apart leven gaan leiden als heilige en werd zeer beroemd over een groot deel van Europa. Zijn stoffelijk overschot (dat al niet zo groot was, vermits hij op zevenjarige leeftijd stierf) is verdeeld over minstens 150 kerken (hoeveel gram zou elke kerk gemiddeld van hem hebben?). Hij werd één van de 14 noodheiligen, wat dus wil zeggen dat hij door tallozen werd aanroepen om hun nood te lenigen. De meest bekende rustplaats van een deel van zijn gebeente - vooral een arm - is te vinden in de kathedraal van Praag, die trouwens zijn naam draagt.

 

Zijn naam is in de Duitstalige landen als voornaam veelvuldig gebruikt. In het toneelstuk dat de zesde klas over enkele weken gaat spelen komt een Veit voor. In België is er een gemeente naar hem genoemd: Sankt Vith.

In de Gouden Legende van Jacobus de Voragine, geschreven in de 13e eeuw staat de legende van Vitus mooi verteld. Ik geef hier een eigen vertaling van de Franse tekst die eind 19e begin 20e eeuw werd geschreven op basis van de oorspronkelijke Latijnse tekst door Teodor de Wyzewa. Het is de 82e legende in dat boek.

 

Vitus, bewonderenswaardig kind, was slechts 12 jaar oud toen hij de marteldood stierf in Sicilië.

Zijn vader had de gewoonte om hem regelmatig een rammeling te geven, omdat Vitus weigerde de afgoden te aanbidden. Dat vernam de prefect, Valerius, die het kind voor zich liet verschijnen. Toen Vitus ook daar weigerde de Romeinse goden te aanbidden, werd hij gegeseld met roeden. Maar de armen van degenen die hem sloegen en de arm van de prefect zelf, werden op datzelfde moment verlamd. De prefect schreeuwde: “Wat een ramp, ik ben mijn rechterarm kwijt!”. Toen zei Vitus: “Bid tot uw goden dat ze u genezen, als ze dat kunnen.” Waarop de prefect zei: “Durf jij beweren dat jij dan wél de macht hebt om me te genezen?” En Vitus: “Ja, ik heb die macht, dank zij Onze Lieve Heer.” Daarop knielde Vitus neer en begon te bidden. En zie, de arm van de prefect en de armen van de beulen genazen terstond. Toen zei de prefect tegen de vader van Vitus: “Neem uw zoon mee naar huis en zorg dat hem niets overkomt.”

Weer thuis, gooide de vader het over een andere boeg. Hij probeerde Vitus nu voor zich en zijn geloof te winnen door hem te verwennen met mooie muziek, met dansen en mooie meisjes en met andere heerlijkheden.

 

Omdat het allemaal niet hielp, verviel de vader in zijn slechte gewoonten. Op een dag sloot hij Vitus op in zijn kamer. Plots verspreidde een heerlijke geur zich door het huis. Op zoek naar de plek waar die geur vandaan kwam, kwam de vader uit op de kamer van Vitus, trok de deur open en zag tot zijn verbazing zeven engelen staan rondom zijn zoon. Hij sloeg in paniek de deur dicht en rende door het huis: “De goden zijn in mijn huis gekomen!” En terwijl hij dat riep, werd hij blind.

 

Op zijn geschreeuw liep de hele stad te hoop bij zijn huis. Ook prefect Valerius kwam aangesneld en vroeg: “Wat is er gebeurd?” De vader antwoordde: “Ik heb goden van vuur gezien en kon hun aanblik niet verdragen.”

 

De mensen namen hem mee naar de tempel van Jupiter, waar hij aan de god beloofde een stier met gouden horens te offeren als hij weer kon zien. Maar het wonder bleef uit en de vader trok naar huis, naar zijn zoon en smeekte hem om genezing. Weer trok Vitus zich in stil gebed terug en het licht keerde weer in de ogen van de vader.

 

De vader bleef, ondanks dit wonder dat hem zelf was overkomen, volharden in het oude geloof. Hij begon zijn zoon te haten en dacht eraan om hem te doden. Maar aan God worden zelfs de gedachten van de mensen kenbaar en Hij stuurde een engel naar Modest, de leraar van Vitus, met de opdracht dat hij Vitus met zich mee moest nemen in een boot en over zee op zoek moest gaan naar een ander land.

 

Dat deed Modest, maar eens op zee leden hij en het kind honger. Daarop kwam een adelaar en bracht hen voedsel. Onderweg legden ze op verschillende plaatsen aan, en overal waar ze kwamen verrichtte de kleine knaap talrijke wonderen.

 

De zoon van keizer Diocletianus was door een duivel bezeten. Geen enkele exorcist was erin geslaagd hem te verdrijven. Toen zei de duivel: “Alleen Vitus in Lucanië kan me verplichten het lichaam van keizers zoon te verlaten.” Dus zond Diocletianus boodschappers uit om Vitus te zoeken. Toen Vitus dan uiteindelijk voor de keizer verscheen, zei deze: “Mijn kind, heb jij echt de macht om mijn zoon te genezen?” Vitus antwoordde en wees daarbij naar de hemel: “Ik heb niet die macht, maar mijn Meester daarboven wel.” Daarop legde hij zijn handjes op het hoofd van de keizerlijke zoon en de duivel verliet onder hevige bevingen diens lichaam.

 

Toen zei Diocletianus: “Mijn kind, heb nu toch medelijden met jezelf en breng een offer aan de goden, zodat je aan een vreselijke dood kan ontsnappen.” Maar Vitus weigerde. Daarop liet Diocletianus hem vastgrijpen en in de kerker gooien, samen met Modestus. Amper waren ze vastgeketend of de ketenen vielen vanzelf weer af en een fel hemels licht verspreidde zich in hun cel.

 

Toen de keizer dat vernam liet hij hen halen en liet hen in een ketel met kokende olie gooien. Maar toen ze eruit werden gehaald, waren ze ongedeerd.

Dan maar een wilde, uitgehongerde leeuw erbij gehaald. Maar het beest vlijde zich braaf neer aan de voeten van Vitus en deed hem niets.

 

Diocletianus besloot dan de pijnbank te gebruiken. Vitus, Modestus en Crescentia werden er op vastgebonden. Amper was de pijniging begonnen of de aarde begon te beven, de donder rommelde boven hun hoofden, de tempels van de goden stortten in, waarbij heel wat ongelovigen de dood vonden.

De keizer was ten einde raad, sloeg zichzelf met zijn vuisten en zei: “Ongelukkige die ik ben, overwonnen door een kind!”

 

Plotseling bevonden Vitus, Modestus en Crescentia zich aan de oever van een rivier. Daar knielden ze al biddend neer en gaven de geest. Arenden daalden neer uit de hemel en bewaakten hun lichamen, totdat een vrome vrouw, Florentia, hen vond en hen met grote eer ten grave droeg.


Vitus werd al vlug een heel bekende heilige, die aangeroepen werd bij diverse kwalen. Omdat hij de zoon van de keizer had genezen van epilepsie, waarbij die zoon ongecontroleerde bewegingen maakte, werd zijn hulp natuurlijk vooral bij deze ziekte ingeroepen.

 

Een ziekte waarbij kinderen, vooral meisjes, onwillekeurige bewegingen maken is naar deze heilige genoemd: de sint-vitusdans. Het is een vorm van hyperkinesie. Vitus werd trouwens aanroepen bij alle gevallen van spastische bewegingen, stuipen, zenuwziekten en opwinding enz.

 

Je kon Vitus ook inschakelen bij bedwateren. Hoe kwam hij daaraan? Op afbeeldingen werd de pot met kokende olie, waarin Vitus gemarteld werd, soms heel klein afgebeeld. Het volksgeloof zag daarin een pispot en dacht dat Vitus dus wel iets met nachtelijk plassen te maken kon hebben.

 

Was je blind, dan moest je op bedevaart naar Vitus. Die kon je van je blindheid genezen. De enige echter die daarvan profiteerde was het bedevaartsoord.

Was je met een al te goede slaap gezegend, en had je het moeilijk om ‘s morgens uit je bed te komen, dan moest je maar bidden tot Vitus. Die kon je genezen van je langslaperij. Daarom werd Vitus ook afgebeeld met een haan. Waardoor de kippenkwekers dan weer dachten dat Vitus die huisdieren beschermde.

 

Had je het als kind of als jongere wat te moeilijk met de kuisheid: geen nood: Vitus kon je helpen. Hijzelf had er geen probleem mee, zoals bewezen werd doordat hij de zinnelijke genoegens die zijn vader hem offreerde, weigerde.

Ben je bang van onweer? Geen nood. Een gebedje tot Vitus kan bliksem en donder ver van je houden. Daarom beschermt Vitus ook tegen brand en brandgevaar.


De viticulteurs ofte wijnboeren hebben Vitus uitgeroepen tot hun patroonheilige. Waarom? Omdat op zijn naamdag, 15 juni, de wijnstokken bloeien. De oogst hangt daarvan af, dus zal Vitus de wijnranken moeten beschermen. Hij doet dat blijkbaar iets te goed, want de Franse boeren produceren veel te veel wijn, waardoor men er nu maar alcohol van maakt die kan dienen om auto’s te laten rijden.

 

Hij is ook de patroon van al wie met een of andere vorm van speciale beweging te maken heeft: acrobaten, goochelaars, dansers en danseressen, acteurs, komieken, jongeren, kreupelen en lammen.

 

De ketellappers maakten hem eertijds ook al tot hun patroon. De reden daarvan ligt weer in de afbeelding met de ketel olie. De bierbrouwers zagen in die ketel hun werkgerief en kozen hem dus ook tot hun patroon.

 

15 juni is zijn feestdag. Een weerspreuk in verband hiermee luidt:

“Zorg wel voor de kinderwiegen,

Want met Sint-Vitus komen de vliegen”