Sinte Cecilia, 22 november  

Voor Cilia Cielen en Sheila

Luc Cielen in Rinkkrant 611 van 22 november 2002


Ik zag Cecilia komen ...

 

zo begint een oud Vlaams volkslied, waarvan het thema werd overgenomen in “De Moldau” van Smetana.

 

Of dit gildelied :

 

Gildebroeders maakt plezieren met muziek vroeg ende laat. Laat ons nu de jaarfeest vieren van de maagd Cecilia. Zingt, speelt ter ere van dees maged, la sol fa mi re ut, fa sol la, Cecilia”.

 

Twee liederen in onze Vlaamse liederenschat die over Cecilia gaan (en er zijn er nog) : dat betekent dat deze heilige een ware volksheilige is. Ze is veelbezongen, iedereen kent haar naam, iedereen weet dat ze de patrones is van de muzikanten.

 

Het Ceciliafeest is een van die typische ‘teerfeesten’. Dat zijn eet- en drinkfestijnen, eertijds van de gilden, later van ambachts- en beroepskringen. En ter gelegenheid van Sint Cecilia wilden vooral muzikanten- en zangersverenigingen zoals kerkkoren, harmonieën en fanfares maar al te graag de spaarpot opsouperen. De reeks teerfeesten begint meestal met Sint Maarten en eindigt zo ongeveer half december. Het zijn dus feesten die duidelijk met oogst, slacht en jacht te maken hebben en met de overvloed die er dan tijdelijk aanwezig is.

 

Maar hoe komt Cecilia nu aan haar muzikaal patronaat ?

Daarvoor moeten we even in het leven van Cecilia duiken of beter gezegd in de legenden die er over haar werden verteld. Want over haar echte leven weten we bijzonder weinig, héél weinig zelfs, want we weten niet eens of ze nu in de tweede of de derde eeuw na Christus leefde. De meeste auteurs gaan uit van de derde eeuw. We laten ons door hen leiden.

 

Wat weten we met zekerheid ? Dat er in Rome rond het eind van de tweede eeuw een adellijke familie van de Caecilia’s woonde. Dat is het. De rest is gissen.

 

Maar interessanter dan zuiver historische feiten is het verhaal. En dat hebben we bij Cecilia in overvloed, net als bij de meeste heiligen van de eerste, tweede en derde eeuw. En verhalen boeien. Zie maar naar de vele afbeeldingen die er van haar gemaakt zijn. Het zijn niet de minste schilders die zich gewaagd hebben aan een portret van haar. Denk maar aan Van Eyck en zijn ‘Lam Gods’ in Gent, aan Rafaël, aan P.P. Rubens (Caecilia orgel spelend met een krans van rozen om het hoofd), en Maderno, die wereldberoemd werd met zijn liggende Caeciliafiguur in de kerk van St. Cecilia in Rome. Ook vele componisten hebben haar vereerd met muzikale creaties : Purcell, Händel, Gounod, Benjamin Britten, om de meest bekende te noemen.

 

De jonge, adellijke en rijke Cecilia had zich als kind heimelijk verloofd met Jezus. Dat betekende dus dat zij vertrouwd was met de christelijke leer, en dat was opvallend, want tot dan toe waren het vooral armen, slaven en verstotenen die zich tot het christendom voelden aangetrokken. Cecilia was een van de eerste adellijken die dit geloof aanhing. Haar verloving met Jezus hield in dat ze zich nooit of te nimmer aan een andere man zou geven. En dat was in die adellijke kringen moeilijk vol te houden. Bovendien wisten haar ouders niets van die heimelijke verloving, dus werd ze te gelegener tijd uitgehuwelijkt aan ene Valerianus. Cecilia gehoorzaamde haar ouders en liet zich in de echt verbinden met haar bruidegom.

Op de huwelijksviering was ze getooid in een prachtig bruidskleed, maar wat niemand zag, was dat ze daaronder een harig, stekelig ruw hemd droeg. Toen de eerste huwelijksnacht inging, voltrok ze het huwelijk niet zoals van haar werd verwacht. Integendeel. Ze deelde haar kersverse echtgenoot mee dat een engel haar terzijde stond als behoeder van haar maagdelijkheid. “Raak me dus niet aan.” zei ze. Dat was wel een zeer harde opdracht voor Valerianus, die zich die nacht toch wel enigszins anders had voorgesteld. Een heel gemoedelijke, gezellige babbel zal het niet geworden zijn tussen de twee. Maar het kwam er op neer dat hij die engel toch wel eens wou zien. Dat kon, volgens Cecilia, maar alleen op voorwaarde dat hij christen werd. Was het nu omdat hij het huwelijk toch wel snel wilde consumeren, of was hij echt overtuigd, in elk geval, hij liet zich kort daarop door de paus dopen en benaderde Cecilia opnieuw.

Toen zag hij met eigen ogen hoe een engel naast zijn jonge vrouw stond en haar rozen toereikte. Valerianus was daardoor zo getroffen, dat hij echt geloofde en een vurig en overtuigd christen werd. Hij wijdde nu zijn nachten aan het begraven van christenen die gestorven waren of die de dood hadden gevonden na pijnlijke martelingen. Hij troostte de verdrukten en hielp armen en zieken. Hij overtuigde zelfs zijn jongere broer Tiburtius om mee te doen en zich ook tot het christendom te bekeren. Lang heeft zijn zaligmakend werk niet geduurd. Daarvoor liep hij als adellijk Romein te zeer in de gaten. Hij werd verraden en korte tijd later op bevel van de prefect Almachius onthoofd, samen met zijn broer. Almachius ging dan op verder onderzoek en wilde weten wie nog bij de zaak betrokken was en welke bezittingen die mensen hadden - die bezittingen vooral interesseerden hem - en zo kwam hij bij het huis van Cecilia terecht. Cecilia liet direct duidelijk verstaan dat ook zij christen was, wat Almachius bestrafte door haar in haar eigen bad in kokend water onder te dompelen. (Volgens sommigen was het kokende olie). Cecilia kwam ongeschonden uit de marteling, waarop Almachius haar liet onthoofden in haar badkamer. De beul slaagde er na driemaal slaan met het zwaard echter niet in haar te doden. Almachius, de beul en de soldaten verlieten haar huis en lieten haar meer dood dan levend achter. Drie dagen lang duurde het voor Cecilia de geest gaf. Die drie dagen waren net voldoende voor haar om al haar bezittingen uit te delen aan de armen. Op 22 november stierf ze. Haar lichaam werd in de Calixtus-catacombe begraven.

 

In de vijfde eeuw wordt er een kerk gebouwd boven het huis van Cecilia. In 822 vond paus Paschalis I haar lichaam terug en liet het naar die kerk overbrengen. Deze paus vond dat lichaam pas na een visioen dat hij had tijdens de ochtendmisviering op een zondag. Hij was namelijk al een hele tijd op zoek naar het graf van Cecilia, maar vond het niet, en men vertelde dat het lichaam was gestolen door de Longobarden, enkele eeuwen eerder. In dat visioen zag hij Cecilia die hem vertelde dat de Longobarden haar lichaam niet hadden gevonden maar dat híj (Paschalis I) uitverkoren was om het te vinden. Wat dan ook gebeurde.

 

In 1595 opent men de zerk en men vindt er het lichaam van Cecilia ongeschonden, niet vergaan, voorover liggend zoals ze is gestorven. De ene hand strekt drie vingers uit, de andere 1 vinger wat toen opgevat werd als een bewijs van haar vaste geloof in de goddelijke drievuldigheid binnen 1 ware god. Men herkent haar lichaam aan de rode streep die over de hals loopt, aan het gewaad van goudbrokaat en aan de met bloed doordrenkte linnen doeken bij haar voeten. Beeldhouwer Maderno vereeuwigt haar op die manier, al blijkt achteraf dat de voorstelling helemaal niet klopt met de feiten. Maar zo gaat het nu eenmaal in legenden.

 

Er zijn nog wel meer zaken die niet kloppen in de nasleep van Cecilia’s heilige leven. In de Middeleeuwen bestond er een bloeiende handel in relikwieën en ook Cecilia ontsnapte daar niet aan. Er werden zoveel resten van haar verhandeld dat men er gerust enkele Cecilia’s mee kon samenstellen. De abdij van Fulda was erg gesteld op haar relikwie en om zeker te zijn kocht de abdij binnen een periode van twintig jaar twee ‘authentieke’ lichamen van haar. Er was dus toch enige twijfel over de echtheid.

 

Men kan nu nog in de wijk Trastevere (Over-Tiber) de kerk van Cecilia, die op de plaats van haar huis gebouwd is, bezoeken. Via de rechterbeuk kan men naar het caldarium afdalen waar men de badkamer - waarin Cecilia werd gedood - nog kan bezoeken. Er zijn nog resten van de originele verwarmingsinstallatie te zien.

 

Waarom nu patrones van de muzikanten ? Dat berust op 1 zin in de tekst van de misviering van de naamdag van Cecilia. Daar staat : “Terwijl het orgel klonk, zong Cecilia in haar hart voor haar enige Heer.” Dat deed ze zogezegd op haar huwelijksdag. Naar het schijnt was ze helemaal niet opgezet met de muziek die daar toen gespeeld werd. Vandaar haar ingetogenheid en totale afwending van de muziek. Ze hoorde de muziek niet graag en daarom werd ze vanaf de vijftiende eeuw patrones van de muzikanten. Het is alsof we over enkele eeuwen Michel Van Den Bosch zouden uitroepen tot patroon van de slagers en de veehandelaars.

 

Wat heeft dat nu met ons pedagogisch werk te maken ?

Wel, in de eerste plaats is het een mooie legende, en die is altijd bruikbaar in lessen geschiedenis en cultuurbeschouwing. En bovendien wordt er in deze school veel muziek gespeeld. Dus Cecilia verdient wel enige aandacht, al was het maar om op 22 november de dagelijkse muziekles in te leiden. Ciel, Cille, Cécile, Sheila en Sissi zijn namen die van Cecilia zijn afgeleid. En ... Sheila was een van de eerste leerlingen van Rinkrank. Daarom.