DIONYSIUS, 9 oktober

Luc Cielen in Rinkkrant 903 van 7 oktober 2005


De legende

volgens Jacobus de Voragine in ‘De Gouden Legende”

vertaling: Luc Cielen


Dionysius de Areopagiet werd door de apostel Paulus tot het christendom bekeerd. Zijn bijnaam Areopagiet heeft hij te danken aan zijn woonplaats in een wijk van Athene die Areopagos heette; die naam betekent: wijk van Mars, omdat daar een aan de god Mars gewijde tempel stond. Deze wijk werd vooral bewoond door geleerden. Dionysius wijdde zich hoofdzakelijk aan de studie van de filosofie en men noemde hem daarom ook wel de Theosoof, ‘t is te zeggen man die zich ten volle toelegt op de kennis van God. Bij hem woonde een studiegenoot die Apollophanes heette.

 

Op het ogenblik dat Christus aan het kruis stierf, verduisterde de hemel in Athene, net als overal in de wereld. De Atheense geleerden slaagden er niet in deze plotse duisternis te verklaren, die totaal niet leek op eerdere eclipsen. Het weze hier ook vermeld dat er heel wat getuigenissen bestaan over deze plotse duisternis die volgde op de dood van Christus. Ze werd geconstateerd in Griekenland, in Rome en in Klein-Azië. Men zegt dat Dionysius, toen hij dit wonderlijke fenomeen meemaakte, tegen zijn medeburgers zei: “Deze nieuwe nacht is de voorbode van een komend nieuw licht dat de hele wereld zal verlichten.” Daarop bouwden de Atheners een nieuw altaar waarop ze de volgende inscriptie aanbrachten: ‘Aan de onbekende God’.

 

Toen de apostel Paulus in Athene kwam en dit altaar zag, riep hij uit: “De God die jullie aanbidden zonder Hem te kennen, die kom ik jullie openbaren.” Daarop richtte hij zich tot Dionysius, de befaamdste onder de filosofen, en vroeg hem wie die onbekende God was. Dionysius antwoordde: “Het is de enige ware God, maar hij verbergt zich voor ons en blijft daardoor onbekend.” Paulus zegt: “Het is deze God die ik kom bekend maken, Hij die hemel en aarde heeft geschapen, die mens is geworden, gestorven is en verrezen is op de derde dag.”

Dionysius geraakte in een hevig twistgesprek met Paulus. Maar op een gegeven moment komt er een blinde voorbij en Dionysius zegt: “Als jij, in de naam van jouw God, tegen deze blinde zegt dat hij weer zal zien, en hij ziet, dan zal ik me tot jouw God bekeren. Maar opdat je geen geheime magische formule zou gebruiken, zal ikzelf de woorden uitspreken die nodig zijn om hem te genezen in de naam van uw meester Jezus Christus.” Daarop dicteert Paulus, om alle verdenkingen weg te nemen, de woorden aan Dionysius die ze uitspreekt: “In de naam van Jezus Christus, geboren uit een maagd, gekruisigd, uit de doden opgestaan en ten hemel gevaren, zie!” Van zodra Dionysius deze woorden had uitgesproken, kon de blinde weer zien. Onmiddellijk daarop liet Dionysius zich dopen, net als zijn vrouw en al zijn huisgenoten.

 

Gedurende drie jaar bleef Paulus in Athene om de nieuwe gelovigen te onderrichten. Op het einde van deze periode benoemde hij Dionysius tot bisschop van Athena. Men zegt dat hij zo overtuigend kon prediken dat korte tijd later de hele stad Athena en een groot deel van de omgeving christen was geworden.

 

In zijn geschriften laat Dionysius verstaan dat het Paulus was die hem heeft verteld wat hij gezien heeft, toen hij op een keer in trance was en tot in de derde hemel was gekomen. Zo kon Dionysius ons klaar en duidelijk en met een overvloed aan details meedelen hoe de hiërarchie van de engelen in elkaar zit en wat zij voor Gods troon doen. Hij spreekt daar over alsof hij het met eigen ogen heeft gezien.

 

Dionysius beschikte ook over de gave van de voorspelling. Dat bewijst een brief die hij geschreven heeft aan de apostel Johannes, toen die nog in ballingschap verbleef op het eiland Patmos. Die brief gaat als volgt: “Verheug je, diep beminde broeder, want je zal bevrijd worden uit je ballingschap op Patmos, en terugkeren naar Klein-Azië. Je zult aan hen die na je komen, het voorbeeld van je navolging van Christus tonen.”

 

Dionysius leert ons ook dat hij een van degenen was die waakte aan het bed van Maria, de nacht voor zij ten hemel werd gevoerd.

 

Toen Dionysius vernam dat Petrus en Paulus gevangen waren genomen in Rome, onder keizer Nero, stelde hij een plaatsvervanger aan in Athene en ging op weg om de twee apostelen te bezoeken. Toen ze beiden gemarteld en gedood waren, gaf Petrus’ opvolger Clemens Dionysius de opdracht naar Gallië te gaan om daar het geloof te verkondigen. Twee compagnons gaf hij hem mee: Rusticus en Eleutherius.

 

Dionysius trok naar Lutetia (Parijs), waar hij vele bekeerlingen maakte, verschillende kerken bouwde en velen tot priester wijdde. Zo groot was zijn goddelijke macht, dat zijn tegenstanders, telkens ze hem wilden aanvallen, terugdeinsden en alle moed verloren. Sommigen wierpen zich aan zijn voeten in het zand, anderen sloegen hals over kop op de vlucht. Maar de duivel, die zag dat zijn afgodendienst meer en meer achteruit ging, richtte zich tot keizer Domitianus, die de mensonterende wet uitvaardigde dat iedereen die een christen kende, verplicht werd om die christen een offer aan de Romeinse goden te laten brengen. Deed hij dat niet, dan zou hij zelf streng gestraft worden.

Fescennius, die toen prefect was in Rome, werd naar Lutetia gezonden om er de christenen uit te roeien. Hij zag al snel met welk succes Dionysius tot de mensen sprak, en gaf dus bevel hem te arresteren, met stevige touwen te binden en naar de rechtszaal te voeren, tezamen met Rusticus en Eleutherius.

 

Een dame uit het publiek kwam naar Fescennius en zei dat haar man door de drie gearresteerden tot het christendom was bekeerd. De man werd erbij gehaald, en toen hij weigerde zijn geloof af te zweren werd hij op staande voet gedood.

Dionysius en zijn twee gezellen werden ondertussen door twaalf soldaten gegeseld en daarna zwaar geketend in de kerker geworpen.

 

De volgende dag werd Dionysius uit zijn gevangenis gehaald, ontkleed en op een gloeiende rooster boven een vuur gelegd. Maar dat had geen effect, integendeel. Terwijl hij levend roosterde zong hij de lof van God. De soldaten kregen bevel hem van het vuur te halen en in de weilanden te gooien als voer voor de wilde dieren. Men had een aantal wilde dieren extra laten hongeren om zeker te zijn dat ze zich op de veroordeelden zouden werpen. Maar toen deze dieren hem wilden bespringen, maakte Dionysius een kruisteken over hen, waarop ze, zacht als lammetjes, zich aan zijn voeten neervlijden. Dat kruisteken bracht Fescennius op een idee: Dionysius moest dan maar gekruisigd worden. Dat deed men, maar ook deze foltering had niet het gewenste resultaat. Daarop werd Dionysius weer naar de kerker gesleept, waar nog meer christenen verbleven. Daar begon hij een mis op te dragen, en terwijl hij dat deed, verscheen Christus aan hem, temidden van een oogverblindend licht. De verschijning overhandigde hem een brood en sprak: “Neem dit, mijn zoon, als teken van de erkenning die u ten deel valt.”

 

De volgende dag kregen de christenen nog meer folteringen te verduren, maar niets hielp om hun geloof aan het wankelen te brengen. De beul kreeg ten slotte de opdracht om hen te onthoofden met een bijl, vlak voor het altaar van Mars, boven op de Mons Martyrius, die toen nog Marsberg heette.

 

Toen Dionysius het hoofd werd afgehakt, stond zijn lichaam op, nam het hoofd in de handen en daalde de berg af, begeleid door een engel. Twee mijl ver wandelde hij tot de plek waar hij wilde begraven worden.

 

Alle omstaanders zagen dit vol verbazing aan en hoorden tegelijk een hemelse muziek weerklinken. Een zekere Laërta, echtgenote van prefect Lisbius werd daar zo door gegrepen dat ze zich ogenblikkelijk tot het christendom bekeerde, waarop ook zij terechtgesteld werd. Haar zoon Vibius, die later uit Rome in Parijs arriveerde, werd in navolging van zijn moeder ook christen.

 

Op de plaats waar Dionysius werd begraven, werd korte tijd later een klooster gebouwd en later ook een kerk: Saint Denis. In die kerk zullen belangrijke Franse koningen hun laatste rustplaats vinden.

 

Dionysius was de eerste bisschop van Parijs en is tot op heden de patroon van deze stad.