1 april, HEILIGE HUGO

Luc Cielen in Rinkkrant 626 van 28 maart 2003


Het is nu al drie jaar geleden. De school in de Frans Greefslaan was véél te klein geworden en de vierde, vijfde en zesde klas weken uit naar een woonkamer naast de Wereldwinkel. Maar daar verviel de huur op 1 april. Waar moesten de kinderen naartoe ? De boerderij in het Pastoor Hensstraatje was nog niet beschikbaar, dus was er geen lokaal meer voor de kinderen van die klassen. Geen nood. We zouden dan maar op schoolreis gaan. Het werd de jeugdherberg in Tongeren en we zouden daar dan maar een week schooltje spelen. Dan kwam de paasvakantie en daarna zouden we wel naar de boerderij kunnen. Ok, we trokken naar Tongeren. Op een namiddag liepen we te wandelen naast de Jeker. Drijft er een ongedefinieerd voorwerp op het water. Tot de kinderen in dat voorwerp een mol herkennen. En plots hoor ik ze roepen : “Den Hugo !”

Dat was niet omdat het die dag toevallig de naamdag van Hugo was (het was eerder een paar dagen ervoor), maar omdat er enkele weken eerder een tv-programma was geweest waarin een zekere Hugo uit de Koningin Astridlaan in Kalmthout de Mol had gespeeld. Maar dat heeft, behalve de naam, niets te maken met de Hugo over wie ik hier verder wil vertellen.

 

Het is een doopnaam die nu wat minder in trek is, maar die in mijn jonge jaren nog veelvuldig voorkwam. En daarom - de Hugo’s zijn de wereld nog niet uit - de vraag : Wie was die Hugo die zoveel naamgenoten kreeg ? En wiens feest toch wel toevallig op 1 april valt - niet zo’n beste dag overigens om een naamfeest te vieren.

 

We gaan naar het Frankrijk van de elfde eeuw. In 1053 wordt daar in Chateuneuf in de Dauphiné, Oost-Frankrijk, Hugo geboren. Zijn vader is soldaat. Hugo wil een andere weg inslaan en wil priester worden, liefst ergens ver van de mensen. Kluizenaar is het wat hij eigenlijk wil worden. Maar zijn verstand en zijn welsprekendheid beschikken er anders over. Een pauselijke gezant merkt hem op en neemt hem in zijn huishouden op. Hugo krijgt de opdracht om de simonie uit te roeien. Simonie = verkopen van geestelijke waarden voor geldelijk profijt. Maar hij is niet zo ondernemend en probeert zich aan zijn opdracht te onttrekken. De pauselijke legaat is daar niet mee opgezet en moet zijn macht gebruiken om Hugo aan het werk te zetten. Als hij terug naar Rome reist, neemt hij Hugo mee, wijdt hem tot priester en in Rome wordt hij door de paus tot bisschop gewijd. Hugo is dan 28 jaar oud. Hij keert terug naar zijn bisdom in Frankrijk en probeert de verderfelijke levenswandel van de geestelijken aldaar te veranderen. Gelukkiger wordt hij er niet van en na twee jaar noeste, maar vruchteloze arbeid, verdwijnt hij in het geheim naar Chaise-Dieu, een Benedictijnerklooster bij Le Puy in de Auvergne. De paus grijpt in en dwingt hem terug te gaan naar Grenoble, zijn standplaats als bisschop.

Na verloop van tijd komt daar de heilige Bruno met zes gezellen met de vraag of ze ergens in zijn bisdom een plek kunnen krijgen waar ze een soort kluizenaarsleven kunnen leiden. Hugo schenkt hen een domein in het massief van de Grande Chartreuse, een verlaten plek op 997 m hoogte, bij een riviertje. Chartreuse is in het Nederlands vervormd tot Kartuizer. Bruno trekt er met zijn gezellen naartoe en sticht er het nog steeds beroemde klooster. Hugo wil graag in het klooster opgenomen worden, maar de paus moet eens te meer ingrijpen : zijn bisschoppelijke plicht gaat voor. En Hugo doet wat hem wordt opgedragen. Hij doet zijn werk overigens heel goed, hij laat onder andere een hospitaal bouwen en een stenen brug over de Isère. Maar zijn hart blijft uitgaan naar het kluizenaarsbestaan. Daartoe trekt hij geregeld naar het klooster van Bruno, die hem tenslotte erop wijst dat hij zijn taak als bisschop niet mag verwaarlozen. Wat hij zelf niet kan, laat hij zijn oude vader dan maar doen. Hij stuurt hem naar de Grande Chartreuse, waar de 80-jarige man nog 18 jaar in het klooster zal verblijven.

 

Op 1 april 1132, enkele maanden voor zijn tachtigste verjaardag, sterft Hugo. Hij was 52 jaar lang bisschop van Grenoble, de stad waar zijn relieken nog steeds worden bewaard. In de 16e eeuw vallen die relieken in handen van de Hugenoten (hebben niets met Hugo te maken, maar alles met de Franse uitspraak van de ‘Eidgenossen’) en worden in het openbaar verbrand.

Een Kartuizer klooster verschilt hierin van een gewoon klooster dat de monniken geen gezamenlijke ruimte hebben. Iedere monnik heeft een eigen kluis met een tuintje erbij. De kluizen liggen omheen een binnentuin.

 

Hugo is de patroon van de vegetariërs. Om die reden krijgt hij eenmaal per jaar de kans om zijn beschermheerschap in Rinkrank uit te oefenen, want die twee weken durende gastronomieperiode is strikt vegetarisch van aard. Maar hoe komt hij aan die functie ? Op een dag in de vasten komt hij in een klooster. Het is de monniken verboden om tijdens de vasten vlees te eten, en wat ziet hij ? Op tafel staat toch wel een kom met vlees zeker. Hugo neemt de kom en kijkt er met verachting naar en zie, het vlees vervalt onmiddellijk tot as.

 

En astronomie, daar heeft hij ook iets mee te maken. De meeste grote sterrenbeelden bevatten zeven heldere sterren. En wat ziet Hugo op een nacht in een visioen ? Zeven sterren. Volgens hem is dat de aankondiging van iets en wat blijkt ? Die dag komt Bruno met zijn zes gezellen langs met de vraag om een klooster te stichten. Het is het begin van de Kartuizerorde, die her en der kloosters opricht. Zo ook in Dijon : de Chartreuse van Champmol. Daar werkt de uit de Nederlanden afkomstige beeldhouwer Claus Sluter, tijdens de regering van de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Hij maakt er een prachtige Calvarieberg en daarvan kan je nog steeds de Mozesput (een beeldengroep met engelen en profeten bovenop een waterput) bewonderen. Maar nu kennen we Chartreuse nog vooral dankzij de kruidenlikeur op basis van lavendel. En voor de kattenliefhebbers : een chartreusekat bestaat er ook nog, het is een variant op de langharige Perzische kat.