Leren schrijven:

 

DE KUNSTZINNIG-DYNAMISCHE SCHRIJFMETHODE © Luc Cielen


 

Inhoud:

0. Leren schrijven volledige tekst.

1. Leren schrijven begint met vormtekenen

2. De ontwikkeling van het tekenen bij kleuters tussen 3 en 4 jaar.

3. Voorbereidend schrijven of ritmisch (dynamisch) tekenen

4. De ontwikkeling van het gebonden (lopend) schrift

 

Materiaal om te printen op glad tekenpapier of bristolpapier (A4 - 160 of 180 gram):

Lijnenblad met 3 balken voor de eerste vormtekeningen

Lijnenblad met 4 balken voor de tweede fase van vormtekeningen

Lijnenblad met 7 balken voor de overgang van vormtekenen naar schrijven

Lijnenblad met 6 kleurbanden voor gebonden schrift met potlood

Lijnenblad met 7 kleurbanden voor gebonden schrift met potlood of vulpen

Lijnenblad met 9 kleurbanden voor gebonden schrift met vulpen

 


 

4. Het gebonden schrift (lopend schrift)

 

We zijn nu in de eerste klas kort na de herfstvakantie (in steinerscholen op een later moment).

De tekenbladen worden vervangen door schrijfbladen.

Maar dan is de vraag aan de orde: welke schrijfbladen?

Gebruiken we gewone lijntjesbladen zoals in schriften? En gebruiken we schriften of werken we op losse bladen? Of gebruiken we bladen of schriften met speciale lijndruk voor ‘schoonschrift’ met dubbele steunlijn? Of gebruiken we nog andere bladen?

Wat is er op de markt?

Gewone lijntjesbladen (schriften) zoals iedereen die al jaar en dag kent, met spatie tussen de lijnen van ongeveer 8 mm. Die hebben het nadeel dat de kinderen wel een steunlijn hebben om op te schrijven, maar geen houvast voor de hoogte van de kleine letters (de letters zonder lussen).

 

Speciale schrijfcahiers (voor ‘schoonschrift’) lossen dat probleem op door een extra steunlijn te voorzien, waartussen de kleine letters dan geschreven worden. De lussen naar boven en naar beneden krijgen een iets grotere ruimte. Het voordeel van deze bladen is dat de kleine letters heel duidelijk binnen de begrenzing blijven. Het nadeel is dat de lussen te hoog en te laag komen in verhouding tot de grootte van de kleine letters. Dat nadeel zou kunnen ondervangen worden door de lussen niet tot aan de bovenliggende of onderliggende lijn te laten trekken, maar op een kleine afstand daarvan te blijven. Dan komen de letters in de juiste verhouding, maar verliezen de kinderen weer de houvast van de steunlijn.

In de Vrije School in Eindhoven ontwikkelde Els Göttgens jaren geleden een ander schrijfcahier. Dat bestaat uit stroken die onderverdeeld zijn in drie. De middelste strook is zacht rood gekleurd, de bovenste strook is lichtgroen van kleur, zo ook de onderste strook. De kleine letters worden op de rode strook geschreven, de lussen komen in de groene stroken. De verhouding in hoogte tussen rode en groene stroken is ongeveer dezelfde als bij de speciale schrijfcahiers van de vorige alinea. Het nadeel is dan ook dat de lussen weer te groot worden. Er is nog een ander nadeel: doordat de kleurstroken niet gescheiden zijn door lijnen, krijgen de kinderen weinig steun bij het schrijven. De overgang tussen rood en groen dient als steunlijn, maar dat is voor vele kinderen niet echt duidelijk. Het schrift gaat dan ook gemakkelijk zwerven of zweven.

Het voordeel van deze werkbladen is dat de kleurstroken toch wel wat aangenamer zijn dan de kale lijnen van de speciale schijfcahiers.

Na vele jaren werken met zowel de speciale schrijfcahiers als met de werkbladen van Els Göttgens ben ik een eigen werkblad gaan ontwerpen, waarop de lijnen gecombineerd worden met de kleurstroken.

Op het bijgevoegde voorbeeld zie je dat de lijn waarop geschreven wordt, iets dikker gedrukt is. Dan is er een kleurstrook onder de lijn waarop geschreven wordt en zijn er twee kleurstroken boven die lijn.

 

Er zijn drie verschillende werkbladen om het gebonden schrift te oefenen. Het blad in het voorbeeld hierboven bevat zes balken om in te schrijven. Die schrijfbalken zijn voldoende groot om met een potlood (liefst een gewoon tekenpotlood, geen kleurpotlood) in te schrijven.

Download hier dit blad in pdf-formaat

 

Afhankelijk van de schrijfvaardigheid van het kind kunnen de balken steeds smaller worden. Het volgende blad heeft dan ook 7 balken om in te schrijven en daarop kan dan best met vulpen geschreven worden.

 

Download hier dit blad in pdf-formaat

 

 

Het derde blad heeft 9 balken. Hierop kan best alleen met vulpen geschreven worden. De volgende stap in het schrijfproces is dan het gebruik van gewone lijntjesschriften.

 

Download hier dit blad in pdf-formaat

 

 

De kleuren van de oefenbladen heb ik gekozen aan de hand van tekeningen van schoolrijpe kleuters en kinderen van de eerste klas. Want zo tekenen zij, ze beginnen met bovenaan de lucht blauw te kleuren, onderaan het groene gras en daartussen is de zon met het licht en al wat zij willen tekenen: mensen, huizen, bloemen, bomen en zo voort. Die opbouw vertonen haast alle kindertekeningen van 6- à 7-jarigen. En omdat ik principieel steeds vertrek van wat een kind al heeft of kan, vind ik het dan ook vanzelfsprekend dit principe hier toe te passen. De kinderen gaan dus ook schrijven op de gele kleurstrook en daarom heeft die onderaan een duidelijke steunlijn waarop de letters staan. De kleine letters blijven in de gele strook, de lussen naar boven gaan tot bovenaan in de blauwe strook, de lussen naar beneden gaan tot onderaan in de groene strook.

 

Omdat we het schrijven ontwikkelen uit het vormtekenen is het ook vanzelfsprekend dat we ineens met gebonden letters beginnen, dus niet met aparte lettertjes, die dan later aaneengeschreven worden. Dat is de weg die de meeste schrijfmethodes volgen, maar die hier, gezien de voorgeschiedenis, niet nodig is. We beginnen met gebonden schrift en komen dan  tot de afzonderlijke letters. Dat zal voor de meeste letters zo zijn. Voor de hoofdletters kan dit principe niet gevolgd worden, maar die komen ook pas later aan de beurt.

 

 

 

We beginnen met de letter u. Twee u’s aan elkaar en dan één u apart, dan weer twee aan elkaar en één apart. Dat brengt ineens ritme in het werk, en we vertrekken van iets dat de kinderen een tijd geleden al geoefend hebben en dus meestal al beheersen (figuur 152)

 

.

Figuur 152

 

Dan schrijven we de letter i. Dat kunnen er 4 achtereen zijn, dan 3, dan 2, dan 1, dan weer 2, dan weer 3 en zo verder. Maar er kan ook een ander ritme in zitten. Belangrijk hierbij is dat we de puntjes pas op de i zetten als het rijtje i’s geschreven is. Dus 4 i’s schrijven, puntjes zetten; 3 i’s schrijven, puntjes zetten; 2 i’s schrijven, puntjes zetten; 1 i schrijven, puntje zetten en zo verder. (figuur 153)

Daarmee leren de kinderen ineens dat een i (en later ook de j) pas het puntje krijgt als het hele woord geschreven is. Doen we dat niet, brengen we die gewoonte niet direct bij, dan krijgen we nooit een goed gebonden schrift, want dan onderbreken we elk woord steeds bij de letter i die erin voorkomt. De bedoeling is toch om het woord in één geheel te schrijven, dan pas de pen op te lichten en de puntjes te zetten waar ze horen.

figuur 153

 

Vanuit dat ritmische aspect kunnen we de i en de u verbinden tot ui en iu. Eerst de ui: ui

schrijven, puntje zetten, spatie, ui schrijven, puntje zetten, spatie (figuur 154). Zo ook voor iu: iu

schrijven, puntje zetten en zo verder (figuur 155). Hier zie je dat het puntje bij de ui direct na het schrijven van de i kan gezet worden, terwijl bij iu even geduld moet geoefend worden: eerst de u nog schrijven,

dan pas het puntje zetten.

 

figuur 154

 

figuur 155

 

Dan volgt de ij. Hier kunnen we beginnen met één ij, omdat die toch al twee letters bevat die aan elkaar hangen. Maar we kunnen er ook ritme in brengen: één ij, puntjes zetten - twee ij’s, puntjes zetten - drie ij’s, puntjes zetten en zo verder. Dus steeds de puntjes pas zetten als het potlood

of de vulpen van het blad mogen loskomen (figuur 156).

 

figuur 156

 

Na de ij komt de j. Eerst enkele aan elkaar en zo komen tot één j apart. Ook hier weer ritmisch

werken.

 

figuur 157

 

Dan komt de n (ook weer ritmisch verwerkt) en daarna de m. Dan kunnen we ineens weer

gaan combineren; nm of mn (figuren 158, 159, 160 en 161).

 

figuur 158

 

figuur 159

 

figuur 160

 

figuur 161

 

Het wordt nu tijd om de geoefende letters te combineren. We hebben al de u, de i, de ui, de ij, de j, de n en de m. We kunnen dus al ritmische combinaties maken zoals bijvoorbeeld j en u afgewisseld: ju - ju- juju - ju - ju - juju. of ook: ju - juju - jujuju. Als de kinderen dat dan ook nog toevallig kunnen lezen is het een heel plezier om dat te schrijven, want de gedachte aan een paard is dan zeker niet veraf (figuur 162).

 

figuur 162

 

 

We kunnen ook combineren met m: mu, mi, mui, min, nim, nui, in, im, nij, num, mijn, en zo verder.

Er zijn al zoveel mogelijkheden en door het feit dat elke combinatie een ander woordje oplevert (of het nu iets betekent of niet, maakt niet uit) en een ander ritme naar voren brengt is het niet vervelend. En toch doen we niets anders dan herhalen van het reeds gekende en weer herhalen. Zo zou herhalen trouwens altijd moeten zijn: eenvoudige afwisselingen en zéér ritmisch (figuren 163, 164, 165 en 166).

 

figuur 163

 

figuur 164

 

figuur 165

 

figuur 166

 

 

Dan komen de letters v, w, p en t met alle mogelijke combinaties aan de beurt. Tot hier waren het allemaal letters met een scherpe aanzet. Daarmee is dan een eerste reeks letters geoefend (figuren 167, 168, 169 en 170)

 

figuur 167

 

figuur 168

 

figuur 169

 

figuur 170

 

 

De tweede reeks letters begint met een lus naar boven. Ook hier geldt weer het principe: van de gebonden letters komen tot de losse letters en dan weer aaneenschrijven. En natuurlijk ook weer heel ritmisch werken én onmiddellijk allerlei combinaties maken, ook met letters uit de vorige reeks.

Eerst de l, dan de b, de h, de k en ten slotte de f (figuren 171, 172, 173, 174 en 175).

 

figuur 171

 

figuur 172

 

figuur 173

 

figuur 174

 

figuur 175

 

 

De derde reeks letters is voortgekomen uit de golfbeweging en bevat de letters c, a, d, o, g en q die in die volgorde geoefend worden. Weer in allerlei combinaties en ritmes. Waarom de q het laatst? Niet omdat ze zo weinig in de taal voorkomt, ook niet omdat ze in deze reeks letters de laatste in het alfabet is, maar wel omdat ze niet echt in het gebonden schrift past, na de q kan je niet anders dan potlood of pen van het blad nemen (figuren 176, 177, 178, 179, 180 en 181).

 

figuur 176

 

figuur 177

 

figuur 178

 

figuur 179

 

figuur 180

 

figuur 181

 

 

Dan krijgen we nog de letter e. Een beetje een geval apart, die met alle vorige letters kan gecombineerd worden en veel leesbare woordjes oplevert, wat het schrijfplezier aanzienlijk verhoogt. Ook de e wordt héél sterk vanuit het gebonden schrift aangebracht en via een ritmische verwerking geïsoleerd (figuur 182).

 

figuur 182

 

De letters r, s, z en y komen als laatste aan de beurt, weer op dezelfde manier als al de vorige letters (figuren 183, 184, 185 en 186).

 

figuur 183

 

figuur 184

 

figuur 185

 

figuur 186

 

 

Daarna is het tijd om enkele moeilijkere verbindingen te oefenen. Zoals de b met de e en de b

met de r (figuren 187 en 188).

 

figuur 187

 

figuur 188

 

 

Zijn de kinderen met al deze letters klaar, en zijn we al een eindje voorbij Kerstmis in de eerste klas en kunnen ze beginnen aan de hoofdletters. Alle bewegingen die daar in zitten zijn al in het vormtekenen aan bod geweest, dus kunnen we weer verder bouwen op wat al (min of meer) gekend is. (Dit hoofdstuk is in voorbereiding)

 

Het gebruiken van de hoofdletters is dan vooral een opdracht voor de tweede klas. Ik bedoel het gebruiken van de hoofdletter door de kinderen, een leerkracht gebruikt steeds de hoofdletters waar ze moeten gebruikt worden. Dat is een principe dat vanaf de eerste schooldag in de eerste klas moet gehanteerd worden. Het kan niet zijn dat een leerkracht een naam schrijft zonder hoofdletter of een zin begint zonder hoofdletter. Doet hij dat toch, dan bewijst hij de kinderen daarmee een heel slechte dienst.

 

Hebben we de schrijfoefeningen zo gebracht dat ze echt boeiend waren, ritmisch sterk opgebouwd en met veel ontdekkingsmogelijkheden van leuke woorden, dan zullen er al enkele kinderen spontaan toe overgegaan zijn om het gebonden schrift te gebruiken bij andere schrijfopdrachten en verdwijnen de blokletters meer en meer op de achtergrond. Al heb ik er geen bezwaar tegen dat kinderen in een eerste klas of zelfs bij de aanvang van de tweede klas nog eigen tekstjes schrijven met blokletters.

Als ondertussen het gebonden schrift maar goed geoefend is. Dat wil zeggen dat er geen schooldag mag voorbij gegaan zijn zonder schrijfoefeningen.

 

En wat nog belangrijker is, en wat in deze reeks teksten nog niet aan de orde is geweest, dat is dat kinderen vooral moeten schrijven, veel schrijven, en dan bedoel ik: eigen teksten schrijven. Dat moeten we vanaf de eerste klas stimuleren. Zonder daarbij rekening te houden met het al dan niet gebruiken van gebonden schrift, zonder te letten op spelling. Laat de kinderen schrijven, schrijven, schrijven ...

 

Het correcte schrijven qua spelling en qua vorming van de letters, dat komt dan via de dagelijkse oefeningen uiteindelijk ook in orde. De hoofdzaak bij al het schrijven is de inhoud en die is dan weer het kunstzinnige aspect van het schrijven. De vorm (handschrift) is dat natuurlijk ook, maar toch enigszins ondergeschikt aan de inhoud. En zo moet dat blijven.

 

Blijven we nu de hele tijd werken op die speciale schrijfbladen? Dat is niet nodig. Terwijl de kinderen op die speciale bladen oefenen, krijgen ze op andere momenten ook gewone gelijnde bladen om te schrijven. Zeker als ze eigen teksten schrijven of als ze teksten overnemen.

 

 

Samenvattend:

 

Het gebonden schrift vertrekt vanuit het vormtekenen.

 

De letters worden als gebonden letters geoefend, dan geïsoleerd en tot slot weer samengevoegd in verschillende combinaties.

 

Elke oefening gebeurt in een ritmisch proces.

 

Daarmee is het leren schrijven volgens deze werkwijze totaal tegengesteld aan andere schrijfmethodes.

 

Men bereikt snel een degelijk resultaat en een mooi, verzorgd handschrift.

 

 

 

Waarin zit de tegenstelling met andere schrijfmethodes?

 

Deze methode vertrekt vanuit de beweging, vanuit de motorische ontwikkeling van het kind.

 

Andere methodes vertrekken van het einddoel, deze methode vertrekt van wat het kind al kan.

 

Deze methode is procesgericht. Dat wil zeggen, steeds

voortbouwend op wat er al is. Niet het doel staat voorop, maar de ontwikkeling. Het uiteindelijke - uiterlijke resultaat - zal hetzelfde zijn, maar innerlijk zal het verschil groot zijn. In die zin dat het kind met deze methode innerlijk ook rijper zal worden en meer voldoening zal krijgen. Er zitten meer ontdekkingsmogelijkheden in deze methode. En die enthousiasmeren. Wat dan weer de wilskracht ten goede komt.

 

De mogelijkheid om te differentiëren is bijzonder groot. Dat komt vooral omdat elke opgave op het moment zelf opgegeven wordt. Er wordt geen gebruik gemaakt van voorgedrukte opgaven zoals in andere schrijfmethodes.

 

Deze methode is ademend, dank zij het ritmische proces en daardoor dus ook gezond makend.

 

cielen.eu 10-08-2007