Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: ASTRONOMIE

nummer Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier.
743 A. behandelt hetzelfde thema, zonsopgang en zonsondergang, voor kleinere kinderen en probeert de loop van de zon en de planeten duidelijk te maken met behulp van een schematische tekening. R.St.: Nu, deze opvatting zal steeds meer aan belang inboeten, omdat het niet juist is wat men tot nu toe heeft aangenomen over deze beweging. In werkelijkheid heeft men met zo'n beweging te maken. (R. St. tekent op het bord een zigzaglijn met de symbolen van zon en planeten en vertelt hoe de zon beweegt en besluit:) daardoor wordt de schijn gewekt dat de aarde om de zon zou draaien. In werkelijkheid gaat de zon voorop en de aarde kruipt er altijd achteraan.
784 (zevende klas) Dan probeert men in de aardrijkskunde verder te gaan met de sterrenkunde en een begin te maken met de beschouwing van de geestelijk-culturele omstandigheden van de aardebewoners, de volkeren op aarde - steeds in samenhang met wat men de kinderen heeft geleerd over de omstandigheden van de materiële cultuur, met name de economische omstandigheden, in de eerste twee jaar dat men aardrijkskunde gaf. 
932 5e en 6e klas: Voortzetten wat hiervoor is gebeurd. Behandelen van mechanische begrippen, uitgaand van de wagen. Dieren en planten. Meteorologische en klimatologische grondbegrippen (op- en ondergang van de sterren, jaargetijden). Aardrijkskunde: algemene begrippen - rekenen; verhoudingssommen. (R. Steiner op 25 april 1919 in gesprek met Emil Molt, E.A.Karl Stockmeyer en Herbert Hahn over het leerplan van de Unterrealschule (Oostenrijks schoolmodel tot 16 jaar)  (Hans Rudolf Niederhäuser)
951 Rudolf Steiner kwam tijdens een astronomieperiode in de zevende klas binnen. (Hij neemt de les over en gaat van astronomie over op geschiedenis en verwijst daarbij naar de onsterfelijke ziel die in tegenstelling tot het fysieke lichaam wel naar de sterren kan gaan - hij geeft tot slot een beeld: Zo knoopte hij voor de leerlingen het leven van de grote personen uit de wereldgeschiedenis vast aan het beeld van de sterren: zij kijken immers even stralend op ons neer als de 'sterren aan de hemel van het eeuwige zijn'). Volledige paragraaf na te lezen op blz 137. (Caroline von Heydebrand)
2101 Deze processen, die  ook in astronomische beschouwingen moeten overgaan, mogen dus niet vroeger met het kind worden ondernomen.  (vanaf 11 à 12 jaar)
2102 Als we ervóór eenvoudige natuurkundige processen, zoals bijvoorbeeld de verbranding, of chemische processen beschrijven, dan moet dat zuiver een beeldachtige beschrijving zijn, dan moet het imaginatieve element er een bijzondere rol in spelen, niet de gedachtesamenhang van oorzaak en gevolg. 
2415 Overigens pleit daartegen dat de mensen die het gymnasium hebben doorlopen, ondanks dat ook nog materialisten zijn geworden, en onze materialistische culuur absoluut gedragen wordt voor het grootste deel door degenen die de gymnasiumopleiding hebben doorlopen. Maar zoals gezegd, deze reden kan desondanks als een belangrijke reden worden aangevoerd.