Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: GODSDIENST - RELIGIE

nummer Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier.
225 Als we de kinderen een gebed willen leren, moeten ze ertoe worden aangezet bij de inhoud ervan in een soort eerbiedige stemming te komen. En we moeten ervoor zorgen dat ze allereerst in deze eerbiedsvolle stemming komen. We moeten ervoor terugdeinzen de kinderen een gebed te leren zonder ze van te voren in een stemming van vrome aandacht te hebben gebracht. De kinderen mogen het gebed nooit opzeggen zonder dat ze in deze stemming van vrome aandacht verkeren, zonder dat we vooraf een subtiele glimlach, een gevoel van vreugde, van verrukking in hen hebben opgewekt; en niet op bevel, maar vanuit de inhoud zelf moet je het oproepen. 
226 Het is noodzakelijk dat de dingen die terecht van buiten geleerd worden, zoals gebeden, gedichten enzovoort, op zo'n manier voorbereid worden dat het gevoel van een kind belangstelling moet hebben wanneer het naar zichzelf luistert. Bij een gebed moeten de kinderen echt het gevoel hebben: nu stijg ik boven mezelf uit, nu zeg ik iets waarbij ik boven mezelf uitstijg. En dat moet het geval zijn bij álles wat lieftallig en mooi is. 
621 Nu zou het in het ideale onderwijs zo zijn dat een kind dagelijks beslist niet meer dan anderhalf uur besteedt aan de geconcentreerde lessen, waarvoor de inspanning van het hoofd vereist is. Dan kunnen we nog een half uur sprookjes vertellen. Bovendien is er dan ook altijd nog de mogelijkheid om nog ongeveer anderhalf uur een kunstzinnig vak te geven. Kinderen tot twaalf jaar zouden dan niet langer dan maar drieënhalf uur naar school hoeven. Van die drieënhalf uur spenderen we dan op bepaalde dagen de korte tijd die daarvoor nodig is aan het godsdienstonderwijs. Zo hebben we ook de mogelijkheid om afwisseling te brengen in de lessen.
788 De confessionele religies hebben zich in feite tot taak gesteld om de rest van het onderwijs te verbieden om te spreken over geest en ziel, omdat zij daarin het alleenrecht wensten te hebben. Daarbij is de werkelijkheid over die dingen bij deze religieuze richtingen steeds meer uitgedroogd, en zo bestaat datgene wat er in de godsdienstlessen wordt verteld enkel uit sentimentele frasen en lege woorden. En dat wat ons tegenwoordig zo verschrikkelijk duidelijk wordt in de frase die overal heerst, dat is eigenlijk meer nog een resultaat van de kanselcultuur dan een resultaat van de wereldcultuur in het algemeen. Want de meest holle frasen worden opgeroepen in de religies en dan door het instinct van de mens overgenomen in het dagelijks leven. Zeker, het dagelijkse leven roept ook zeer veel holle frasen op, maar het meest zondigen in dit opzicht toch de religieuze confessies. 
789 We zullen zien, beste vrienden, hoe de eerste rubriek 'godsdienstonderwijs' - waar ik bij deze bespreking ook helemaal niet aan wil komen, want dat zal de taak van de kerken zijn - in onze Waldorfschool op de volgende rubrieken zal werken. Want wat daar als eerste rubriek staat, dat moet ik helemaal leeg laten. De bovenste rubriek zal vrij blijven voor 'godsdienstonderwijs'. Daar worden die uren gewoon overgelaten aan de godsdienstleraar. Daarin is hij vrij. Daarin luistert hij uiteraard niet naar ons. Daarin luistert hij naar de regels, naar de circulaires van zijn kerkbestuur of kerkelijke schoolleiding. Wij zullen in deze onze plicht doen, maar we zullen rustig in ander opzicht ook onze plicht doen en voor de kinderen uit de rest van de leerstof het geestelijke tevoorschijn toveren.
895 Het eigenlijk sociale moet vanuit diepere lagen van ons bewustzijn worden opgebouwd, namelijk daar waar het dromende voelen en het slapende willen hun domicilie hebben. Daarvoor zijn kunstzinnige activiteiten nodig en moeten de bronnen van het religieuze worden aangeboord. Maar dat mag niet op een manier gebeuren waarbij afgezien wordt van het heldere bewustzijn dat de moderne mens zich nu heeft verworven. Als dat wel het geval zou zijn dan zou dat een prijsgeven van de menselijke vrijheid betekenen.' (Rudolf Steiner). (Herbert Hahn)
934 8e klas: ambachten. Wat op planten betrekking heeft. Meteorologie, aardrijkskunde, elementen uit de geschiedenis: Indische, Perzische, Egyptisch-Chaldeeuwse en Griekse cultuur. De nachristelijke tijd. Meetkundige begrippen ontwikkelen aan de hand van het tekenen. Handelsrekenen. Boekhouden. Perspectief tekenen. Inleiding in de algebra. Astronomie tot aan het systeem van Copernicus. Later: technisch tekenen: plattegronden, kaarten. Vergelijkingen. Kegelsneden. Beschrijvende meetkunde, nivelleren (landmeten), architectuur. - Chemische-technische begrippen. Wereldbeschouwelijk onderwijs: de mens naar lichaam, ziel en geest. EHBO. (R. Steiner op 25 april 1919 in gesprek met Emil Molt, E.A.Karl Stockmeyer en Herbert Hahn over het leerplan van de Unterrealschule (Oostenrijks schoolmodel tot 16 jaar)  (Hans Rudolf Niederhäuser)
1116 Eerbied voor het wezen van het kind zo vol geheimen - eerbied en dankbaarheid zijn overigens in deze zin niet te scheiden - moeten het begin vormen van de gezindheid van waaruit de opvoeder zijn taak vervult. Er is maar één stemming ten opzichte van het kind die de juiste impulsen geeft voor opvoeding en onderwijs, en dat is juist met betrekking tot het kind de religieuze stemming. 
1117 Opvoedkundige techniek eist in de eerste plaats dat de opvoeder alles wat hij doet, vanuit religieus-morele impulsen doet. Zo kan men ook gevoelen ten opzichte van een kind met een slechte aanleg. Het zal dan geen antipathie zijn waarmee men het tegemoet treedt, maar begrip voor de tragiek. 
1120 Een nieuw element treedt op in de tweede levensfase. De ontwikkeling van het kind die voornamelijk op het ritmische stelsel is gebaseerd eist dat alle activiteit van de opvoeder een kunstzinnig karakter draagt. Men zal nooit kunnen komen tot hetgeen in de omgeving van het kind werkzaam moet zijn als men niet in staat is de religieuze stemming, die moet blijven voortduren, te doordrenken met een diepgaande liefde voor ons opvoedingswerk, onze opvoedingsactiviteiten. Want in deze liefde regeert de kracht die de opvoeder tot activiteiten brengt die door het kind gevoeld worden op liefdevol-esthetische wijze. 
1303 Op die uren ('s morgens tussen 10 en 12) valt dan ook alles wat men tot het godsdienstonderwijs zou kunnen rekenen. 
1370 Evenwel is het ons, daar wij inderdaad compromissen moeten sluiten, bijvoorbeeld niet mogelijk alle kinderen godsdienstonderwijs te geven. Wij kunnen het kind leiding geven op het gebied van het morele. Wij brengen het kind de zin voor het morele bij, door dit voór alles vanuit de dankbaarheid te laten opgroeien. De dankbaarheid is wat de mens concreet beleeft te opzichte van het morele. 
1371 Al hetgeen in het menselijke gemoed niet van de dankbaarheid kan uitgaan, brengt het in het morele ook hoogstens tot abstracte richtlijnen. Maar alles ontwikkelt zich uit de dankbaarheid. En vanuit die dankbaarheid ontwikkelen wij dan de menselijke vermogens op het gebied van liefde en plicht. Langs deze weg voert men het morele tot in het gebied van het religieuze leven. 
1372 Maar de uiterlijke verhoudingen maakten het noodzakelijk dat wij niet als hemelbestormers gingen optreden, maar het godsdienstonderwijs in handen gaven van de katholieke geloofsgemeenschap. Deze stuurt haar vertrouwensman naar onze school. En wij laten de katholieke kinderen door de pastoor, en de protestantse kinderen door de dominee lesgeven. 
1373 De Waldorfschool is geen wereldbeschouwelijke school, maar een school met een bepaalde methodiek. Er bleek alleen dat een aantal kinderen buitenkerkelijken tot ouders had, en zodoende dus helemaal geen godsdienstonderwijs zou krijgen. Maar door de hele geest waarvan de Waldorfschool vervuld werd ontstond juist bij de buitenkerkelijke ouders de behoefte, om het morele in het religieuze over te laten gaan. Zo waren wij genoopt een speciaal godsdienstonderwijs te gaan geven vanuit antroposofische gezichtspunten. 
1374 Dat is niet om antroposofie in de school te brengen. Zelfs in het antroposofische godsdienstonderwijs brengen wij de kindertjes geen antroposofie bij, maar proberen wij in de natuur die symbolen en gelijkenissen te vinden, die naar het religieuze leiden. 
1375 Wij proberen voor het kind het evangelie te brengen op de manier zoals het verstaan moet worden vanuit een spirituele religieuze opvatting. Wie meent dat het ons met de Waldorfschool om een antroposofische school te doen is, die begrijpt niets van de Waldorfschoolpedagogiek, noch van de antroposofie. 
1377 Zodoende staan wij met het antroposofische godsdienstonderwijs dat wij op school brengen gewoon naast de andere vormen van godsdienstonderwijs, en hebben een plaats in de school net als die van de andere vormen van godsdienstonderwijs. 
1378 Het antroposofische godsdienstonderwijs breidt zich uit; steeds meer kinderen komen er naar toe. En er zijn zelfs kinderen bij de anderen weggelopen en overgestapt naar het antroposofische godsdienstonderwijs. Het is dan toch ook heel begrijpelijk dat de mensen zeggen: Wat zijn die antroposofen voor slechte lieden? Zij verleiden er zelfs kinderen toe bij het protestantse of katholieke godsdienstonderwijs weg te lopen om dáár godsdienstonderwijs te kunnen krijgen. - Wij doen er alles aan om waar mogelijk de kinderen daarvan te weerhouden, want het is buitengewoon moeilijk om juist op ons gebied godsdienstleraren te vinden. 
1379 Maar ondanks dat wij nooit geprobeerd hebben anders dan op het verzoek van de ouders en op het onbewuste verzoek van de kinderen zelf dit antroposofische godsdienstonderwijs te gaan geven, wordt de behoefte daaraan, tot mijn spijt, zou ik willen zeggen, steeds groter. En het gaar-t er daarbij in feite om, dat de Waldorfschool door dit antroposofische godsdienstonderwijs een door en door christelijk karakter heeft gekregen. 
1380 Aan de hele uitwerking die het Waldorfschoolmilieu heeft zult u voelen, hoe heel het onderwijs een christelijk karakter draagt, hoe er dus werkelijk religieus leven heerst in de school, ondanks dat we van het begin af aan het er niet op hebben toegelegd van de Waldorfschool iets te maken dat met het confessionele van doen heeft. 
1472 De activiteit die de mens zich eigen maakte doordat hij in de uiterlijke zintuiglijke materie het goddelijk-geestelijke kunstzinnig belichaamde, deze activiteit kon hij voortzetten en handelingen tevoorschijn brengen waarin hij zich onmiddellijk bewust werd hoe hij doordat hij als mens handelde de wil van het goddelijk werkzaam zijn in de wereld tot uitdrukking brengt. De kunst ging over in de cultus, in de dienst aan het goddelijke. Het kunstzinnige scheppen werd eredienst. 
1473 Doordat de kloof tussen kunst en religie werd overbrugd ontstond de religie, die vroeger in volledige overeenstemming en volledige harmonie was met kennis en kunst.
1474 Zoals de kennis door de kunst naar bovenzinnelijke hoogten omhoog voert, zo zullen door het religieuze dienen de bovenzinnelijke hoogten naar beneden geleid worden in het aardse bestaan, zodat we dit aardse bestaan opnieuw met een elementaire, oorspronkelijke, rechtstreekse, door mensen beleefde moraliteit kunnen impulseren. 
1475 Verwerft de mens zich opnieuw spirituele kennis, dan zal hij dat wat nodig is kunnen bewerkstelligen, en in zekere mate de verdere ontwikkeling kunnen aanknopen aan een instinctieve oorsprong. Dan zal hij vinden wat gevonden moet worden tot heil van de mensheid: harmonie tussen weten, kunst, religie en moraliteit. 
1600 Daarom kan alle opvoeding tussen het zevende en veertiende jaar alleen dan echt menselijk worden verricht als ze in de sfeer van het religieuze wordt verricht, als ze bijna tot cultushandeling wordt, echter niet tot de sentimentele, maar tot de zuiver menselijke cultushandeling. 
1601 Zo zien we hoe datgene naar binnen stroomt wat de mens doet doordat hij zijn overigens abstracte, zich zuiver uit ideeën associërende denken tot leven en ziel brengt, in het geestelijk wezenlijke. We zien hoe hij de weg vindt naar het kunstzinnig begrijpen van de mens in het religieuze leven. En zo worden het kunstzinnige en het religieuze vermengd met de pedagogie. 
1602 Zo wordt van het leerlingenvraagstuk licht geworpen op het lerarenvraagstuk doordat het duidelijk wordt wat zo'n helder, zo'n praktisch, zo'n levend inzicht tot pedagogie en didactiek moet worden, en dat de leraar pas dan een echte opvoeder, onderwijzer van de jeugd kan zijn als hij in staat is een innerlijk geheel kunstzinnige, een innerlijk geheel religieuze mens te worden. 
1854 Leer je deze zich ontwikkelende mens niet alleen uiterlijk anatomisch-fysiologisch kennen, leer je in te zien hoe in het lichaam ziel en geest naar binnen schieten, naar binnen stromen, dan verandert elk menskundig inzicht in religie, in vrome, bedeesde eerbied voor wat uit de goddelijke diepte naar de wereldlijke oppervlakten binnenstroomt. 
1856 We zouden ons als leraar, in plaats van de stok ter hand te nemen - ook niet de innerlijke stok die, zoals ik gisteren uiteengezet heb, innerlijk afransel - in plaats van ons met de stok te bewapenen, ons veeleer moeten bewapenen met werkelijk menskundig inzicht, werkelijke mens-waarneming, die in moreel-religieus innerlijk beleven, in moreel-religieuze eerbied voor de Godsschepping overgaat. 
2148 Daarmee was het nodig tegenover de religieuze instellingen, ik zou willen zeggen, juist een door de tijd verlangd compromis aan te gaan, voor de leerlingen helemaal niet op iets anders te letten dan op het methodische van een algemeen-menselijke opvoeding. Het godsdienstonderwijs werd in eerste instantie overgelaten aan de godsdienstleraren van hun eigen geloofsgemeenschap. En zo wordt het katholieke godsdienstonderwijs in de Waldorfschool door de katholieke priester gegeven, het protestantse godsdienstonderwijs door de protestantse dominee. 
2149 Maar er is in de Waldorfschool een groot aantal leerlingen die, zoals men in Midden-Europa zegt, nu eenmaal dissidente kinderen zijn, die gewoonweg geen godsdienstonderwijs zouden volgen als er alleen katholiek en protestants godsdienstonderwijs zou zijn. 
2150 Doordat de Waldorfschool in de eerste plaats de proletarische stand heeft ontwikkeld - ze was de school van een industriële onderneming, dat is ze vandaag al lang niet meer, ze is een school voor alle standen geworden - waren er in het begin met name overwegend niet-confessionele kinderen. 
2151 Deze kinderen zouden nu, zoals in veel scholen in Midden-Europa het geval is, helemaal geen godsdienstonderwijs hebben gehad. Zo hebben we juist voor deze kinderen die anders helemaal geen godsdienstonderwijs hadden gekregen, een zogeheten vrij godsdienstonderwijs ingevoerd. 
2152 Dit vrije godsdienstonderwijs, dat is er ook niet op gericht theoretische antroposofie in de Waldorfschool binnen te brengen. Dat zou helemaal verkeerd zijn. De antroposofische overtuiging is tot de huidige dag voor volwassenen ontwikkeld,en je spreekt over antroposofie tot volwassenen, nietwaar. Je drukt daarom alle begrippen, alle gevoelens uit in dat wat voor volwassenen goed is. 
2153 Wat in onze antroposofische literatuur voor volwassenen bestemd is, eenvoudigweg te pakken en het in de school binnen te brengen, zou betekenen lijnrecht in strijd met juist het pedagogisch-didactische in het Waldorfschoolprincipe te handelen. 
2154 Daar gaat het erom voor die kinderen die ons worden toevertrouwd, vrijwillig worden toevertrouwd voor het vrije godsdienstonderwijs, nu ook in de meest strikte zin van het woord wederom het religieuze element, en wat hun als godsdienstonderwijs te geven is, af te lezen van hun leeftijd. 
2155 Zo mogen we ons ook niet bij het vrije godsdienstonderwijs van de Waldorfschool, dat zelfs met een passende cultus verbonden is, iets voorstellen als een in de school binnengebrachte antroposofische wereldbeschouwing. 
2156 Je zult zien dat in dit vrije godsdienstonderwijs overal in zeer uitvoerige mate rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind.
2161 U herinnert zich dat we het kind in eerste instantie wanneer het de school in komt tussen het zevende en negende of tiende jaar, zodanig onderwijzen dat we de planten laten spreken, de wolken laten spreken, de bronnen laten spreken. De hele omgeving van het mensenkind is van leven doortrokken. Daar laat het onderwijs zich nu gemakkelijk leiden naar het algemeen goddelijke Vaderprincipe, dat levend door de wereld aanwezig is. 
2162 Dat alles zijn oorsprong in het goddelijke heeft, dat laat zich op uitstekende wijze voor het kind neerzetten, juist wanneer we het overige onderwijs geven zoals ik dat heb beschreven. 
2163 En zo sluiten we aan bij datgene wat het kind weet, leert kennen op sprookjesachtige wijze, op fantasiematige wijze over de natuur. Daar sluiten we bij aan om het kind in de eerste plaats tot een zekere dankbaarheid te brengen jegens alles wat in de wereld gebeurt. Dankbaarheid jegens alles wat mensen voor ons doen, maar ook jegens alles wat ons de natuur geeft, wat is wat het religieuze gevoel op de juiste weg brengt. Überhaupt is de opvoeding tot dankbaarheid buitengewoon belangrijk en veelbetekenend. 
2164 Bij deze dankbaarheid hebben we dan de liefde tegenover alles nodig. En we kunnen weer gemakkelijk, als we het kind dus naar het negende, tiende jaar toe leiden, zoals we hebben aangegeven, in al het beleefde dat we het kind aanreiken, tegelijk iets voor het kind openbaren waarvan het kind dan stilaan moet gaan houden. Liefde voor elke bloem, liefde voor elke boom, liefde voor zonneschijn en regen, dat is wat het wereldgevoel weer religieus kan verdiepen. 
2165 Als we dankbaarheid en liefde in het kind voor het tiende jaar ontwikkelen, dan kunnen we ook op de juiste wijze datgene ontwikkelen wat we de 'plicht' noemen. 
2166 Plicht door middel van geboden te vroeg ontwikkelen leidt tot geen enkele religieuze innigheid. 
2167 We moeten voor alles in het kind dankbaarheid en liefde ontwikkelen, dan brengen we het kind op de juiste wijze zowel ethisch-moreel als ook religieus tot volle wasdom. 
2168 Dit algemeen goddelijke, dat moeten we in dankbaarheid voelen, in liefde het kind voelen leren door de vanzelfsprekende autoriteit van de leraar. 
2169 Je bereidt het kind vanaf het negende, tiende jaar het mooiste voor de glorie van de Christus Jezus in zich op te nemen als je het voor die tijd in de algmene goddelijkheid van de hele wereld binnenleidt. 
2170 En dat streeft precies het nu ook op het zuiver menselijke gebouwde godsdienstonderwijs na dat we als vrij christelijk godsdienstonderwijs in de Waldorfschool geven aan die kinderen van wie de ouders dat wensen, die eigenlijk in aantal steeds groter worden vergeleken bij de anderen, en waarin we ook een bepaalde cultus hebben ingebracht. 
2171 s Zondags vindt er voor deze kinderen die dit vrije godsdienstonderwijs bijwonen, een cultushandeling plaats. 
2172 Wanneer deze kinderen van school zullen gaan, wordt deze cultushandeling gemetamorfoseerd. Ook een cultushandeling, die zelfs heel sterk lijkt op het misoffer, maar helemaal overeenkomt met de erbij behorende leeftijd, is verbonden met dit op vrije godsdienstonderwijs gebaseerde religieuze leven in de Waldorfschool. 
2173 Het was bijzonder moeilijk datgene in het religieuze element binnen te brengen wat we in de Waldorfschool willen ontwikkelen: het zuiver menselijke ontwikkelingsprincipe. 
2174 Want met betrekking tot het religieuze, nietwaar, zijn de mensen tegenwoordig nog het minst geneigd het specifieke ervan te verlaten. Men spreekt vaak over iets algemeen menselijk religieus. Maar dat is bij de afzonderlijke mensen zo gekleurd zoals zijn speciale religieuze gemeenschap het voor hem kleurt. 
2175 Als we de taak van de mensheid naar de toekomst toe goed begrijpen, dan wordt deze taak ook al op de juiste wijze gediend door dit vrije godsdienstonderwijs waarmee we in de Waldorfschool pas zijn begonnen. 
2176 Antroposofie, zoals die tegenwoordig voor volwassenen wordt gebracht, wordt heel zeker niet in de Waldorfschool gebracht. Echter datgene waar de mens naar snakt: het begrijpen van het goddelijke - van het goddelijke in de natuur, van het goddelijke in de mensheidsgeschiedenis - door het juiste afstemmen op het mysterie van Golgotha, dat is het wat we als onze taak beschouwen om in de goede zin ook in het onderwijs binnen te brengen. 
2177 Daarmee bereiken we echter ook dat we het hele onderwijs het coloriet kunnen geven dat het nodig heeft. Ik heb al gezegd dat de leraar er eigenlijk toe moet komen dat al het onderwijzen voor hem een morele, een religieuze daad wordt, dat hij om zo te zeggen in het onderwijzen zelf een soort godsdienstoefening ziet. 
2178 Dat kunnen we alleen bereiken als we in staat zijn voor die mensen die dat vandaag al willen, ook het religieus-morele element op de juiste wijze in de school binnen te brengen. Dat hebben we eenvoudigweg, voor zover het vandaag de dag al tegenover de sociale omstandigheden gaat, met betrekking tot het godsdienstonderwijs in de Waldorfschool geprobeerd. 
2179 We hebben daarmee absoluut niet op de een of andere manier volgens een blind rationalistisch christendom willen werken, maar juist volgens het op de juiste wijze begrijpen van de Christusimpuls in de hele aardeontwikkeling van de mensheid. We wilden daarmee iets anders dan aan de mens datgene te geven wat hij dán nog nodig heeft wanneer hij door alle andere onderwijs een heel mens is geworden. 
2180 De héle mens opvoeden, deze als hele mens opgevoede mens religieus te verdiepen, dat probeerden we als een van de belangrijkste taken van het Waldorfschoolprincipe te pakken te krijgen.
2268 Kunst en wetenschap leiden dan, zoals we morgen zullen zien, in de juiste proporties tot morele en religieuze verdieping. 
2293 Als dat het geval is, dan zit op de juiste wijze het morele en religieuze in het voelen van het kind. En onze bijzondere aandacht moet erop gericht zijn dat we niet door cathechismusachtige geboden tussen de tandenwisseling en de geslachtsrijpheid het kind moreel en religieus willen maken. Nee, we moeten het moreel en religieus opvoeden door op het gevoel en het beleven te werken door onze autoriteit en - ik heb dat voor deze leeftijd toch behandeld -  er naartoe werken dat het kind leert lustgevoelens te hebben aan goed-zijn, afschuw te hebben van het kwaad, dat het kind zo leert het goede lief te hebben en het kwaad niet lief te hebben. 
2294 Het geschiedenisonderwijs kan zó worden gegeven, dat we de historische grootheden, de mensen uit de geschiedenis en ook de afzonderlijke impulsen van het tijdperk op een dusdanige manier neerzetten dat het kind levendige morele en religieuze sympathieën en antipathieën ontwikkelt. Dan bereiken we iets wat buitengewoon belangrijk is. 
2300 Dit in vrijheid het leven in laten gaan, dat kun je nooit bereiken als je dogmatisch, gebodsmatig morele en religieuze dingen wilt bijbrengen, nee, alleen als je op de daarbij passende leeftijd tussen tandenwisseling en geslachtsrijpheid slechts op gevoel en beleven werkt. Dat is het enige: dat je de mens zo in de wereld zet dat hij dan op zijn oordeelskracht kan vertrouwen. 
2302 De kinderen die zo worden opgevoed als is beschreven, die beginnen zich op hun veertiende, vijftiende jaar als verminkt te beschouwen als ze niet doorstroomd worden van moreel oordeel en religieus gevoel. Ze voelen dan dat hun als mens iets ontbreekt. 
2303 En het is het beste religieus-ethisch erfgoed dat we de mensen kunnen meegeven als we ze ertoe opvoeden dat ze het morele en religieuze zo bij hun mens-zijn behorend beschouwen dat ze zich niet als een heel mens voelen wanneer ze niet moreel doorstroomd zijn en religieus doorwarmd zijn. 
2304 Dat kun je echter alleen bereiken als je niet op een te vroege leeftijd met een ideeëninhoud van het religieuze en morele komt, maar als je op de daarbij passende leeftijd inderdaad slechts op beleven en gevoel werkt. Kom je met de ideeëninhoud voor het twaalfde, voor het veertiende jaar, dan voed je op tot sceptici, dan voed je op tot zulke mensen die later in plaats van een gezond inzicht, tegenover de aangeleerde dogma's scepsis ontwikkelen, in eerste instantie scepisis van het denken - die doet nog het allerminste - maar vervolgens de scepsis van het voelen ontwikkelen; daardoor wordt men een slecht voelend mens. En ten slotte de scepsis van het willen, daardoor raakt men echt op morele dwaalwegen. 
2305 Het gaat er dus om dat we onze kinderen niet tot scepsis opvoeden doordat we te vroeg in hen dogmatische idealen, het moreel-religieuze binnenbrengen, maar dat we het moreel-religieuze slechts in hun gevoel ingieten. Dan worden de kinderen op de juiste leeftijd gewekt tot eigen vrije religiositeit en fatsoen. Die hebben ze dan. En ze voelen dat deze hun pas tot een heel mens maakt. 
2306 Zo is dit kijken naar de vrije mens, naar de mens die zich zijn richting in het leven zelf weet te geven, dat wat we in de Waldorfschool bovenal nastreven. 
2342 Deze opvoeding is er enkel en alleen op gericht datgene wat er als maatregel in opvoeding en onderwijs moet zijn, uit de mens zelf te halen, zodat de hele mens naar lichaam, ziel en geest volledig tot ontwikkeling komt; aan de andere kant echter de mens zo in het leven te zetten dat hij als kind toegegroeid is wederom naar lichaam, ziel en geest, naar het religieuze, naar het ethische, naar het kunstzinnige, naar het cognitieve leven, en die deugden kan ontwikkelen waardoor de mens voor zijn medemensen het meest nuttig en vruchtbaar kan worden. 
2424 Het historische moet absoluut voor de mensheid niet verloren gaan. Wij geloven bijvoorbeeld ook dat door onze methode jongelui op een levende manier dichter bij het christendom gebracht zullen worden, bij het mysterie van Golgotha, hoewel we niet beogen om voor hen alles aan te voeren wat de dogmatische theologie voortgebracht heeft, hoewel we dat niet beogen - dat daardoor het levende christendom, de levende staan tegenover het mysterie van Golgotha niet verloren gaat. 
2511 Destijds is er bij de oprichting juist grote waarde aan gehecht om van de school een instelling te maken die onafhankelijk werkt van de Antroposofische Vereniging. Daarmee stemt logisch gezien heel goed overeen dat het godsdienstonderwijs verzorgd wordt vanuit geloofsgemeenschappen en het vrije godsdienstonderwijs vanuit de Antroposofische Vereniging, zodat de Antroposofische Vereniging met het vrije godsdienstonderwijs op dezelfde manier in de school werkzaam is als andere geloofsgemeenschappen in de school werkzaam zijn. 
2512 Eigenlijk geeft de Antroposofische Vereniging het godsdienstonderwijs en verzorgt de cultus. Dat kunnen we ten allen tijde zeggen - en met het volste recht - als ons wordt voorgehouden dat de Waldorfschool een antroposofische school is. 
2513 Omdat de antroposofie denkt de beste pedagogie te hebben zal de school nog niet het karakter van 'antroposofisch' opgedrukt krijgen … Het gegeven dat ik (als voorzitter van de Vereniging) een functie op me heb genomen, verandert niets aan het feit dat ik persoonlijk nog leider van de school ben. De bijeenkomst (de Kerstconferentie 1924) was wel puur antroposofisch en de Waldorfschool had geen officiële relatie tot de Vereniging. Iets anders is het - wat in de loop van de tijd zou kunnen gebeuren - wanneer eventueel door bemiddeling van de leiding in Dornach, het godsdienstonderwijs door de Antroposofische Vereniging zelf te hand wordt genomen. Dat ontwikkelt zich dan organisch. Dat zullen we dan nog wel zien.