Uitspraken van Rudolf Steiner in verband met pedagogie: TEMPERAMENT

nummer Voor de herkomst van de uitspraken (boek, bladzijde, voordracht, stad, datum): klik hier.
189 De melancholische ondertoon is afkomstig van het aardse van deze kinderen, van het aardse karakter van hun wezen. Een kind bij wie we deze aanleg constateren zullen we goed behandelen als we het in contact proberen te brengen met muziek die uitgaat van een melancholische mineurstemming en overgaat in een majeurstemming, doordat we de mineurstemming overleiden in de majeurstemming of doordat we in een bepaald muziekstuk zelf het kind deze overgang laten beleven. 
616 Zullen we een klas in vier afdelingen, in vier groepen kunnen indelen. Het is wenselijk dat we de kinderen geleidelijk aan een andere plaats geven. In gemengde klassen zullen we acht groepen hebben. We zullen de jongens apart en de meisjes apart in vier groepen indelen: een cholerische, een sanguinische, een flegmatische en een melancholische groep. 
629 Het temperament slijt; tegen het tiende jaar zal het temperamentsverschil overwonnen zijn. 
634 Het zou daarom ook goed zijn de flegmatische groep in  te delen bij degenen die het vroegst op school komen. Belangrijk bij de flegmaticus is dat men zijn zielentoestand verandert en dán zijn aandacht opeist. 
635 In hoofdzaak zijn alle kinderen sanguinisch, ook al zijn ze van zichzelf flegmatisch of cholerisch. Alle jongelui zijn eigenlijk cholerisch, en als het niet zo is, als dat ontbreekt in die periode, is dat een ongezonde ontwikkeling. Als volwassen man of vrouw is de mens melancholicus. En is de mens oud, dan is hij flegmatisch. 
636 Waarop is eigenlijk de productiviteit van een dichter of geestelijke productiviteit in het algemeen gebaseerd? Hoe komt het dat men dichter kan worden? Dat komt doordat men bepaalde eigenschappen van de kindertijd en puberteit het hele leven bewaart. Hoe jonger men is gebleven, des te meer aanleg heeft men voor de dichtkunst. In zekere zin is het een ongeluk voor de mens wanneer hij niet in staat is bepaalde jeugdige eigenschappen, iets sanguinisch, door het hele leven heen te bewaren. 
637 Voor een opvoeder is het zeer belangrijk om door eigen besluit sanguinisch te kunnen worden. Het is buitengewoon belangrijk dat u dat als opvoeder voor ogen houdt, zodat men deze gelukkige aanleg van het kind als iets heel bijzonders koestert. 
643 Optellen is verwant met het flegmatische en aftrekken is verwant met het melancholische, vermenigvuldigen met het sanguinische en delen, het teruggaan tot het deeltal, met het cholerische. 
647 U zult er goed aan doen ook de extreme kanten van de temperamenten in ogenschouw te nemen. Goethe heeft vanuit zijn wereldbeeld immers de gedachte gevormd dat het normale bestudeerd kan worden aan de hand van het abnormale. Goethe bekijkt een abnormale plant, een misvormde plant, en aan de aard van de misvorming leert hij het normale kennen. 
648 Wanneer het melancholische temperament ontaardt in een abnormale ontwikkeling en niet binnen de grenzen van de ziel blijft maar zich uitbreidt tot in het lichamelijke, dan ontstaat de waanzin. De waanzin is de ontaarding van een hoofdzakelijk melancholisch temperament. De ontaarding van het flegmatische temperament is de zwakzinnigheid, de stompzinnigheid. De ontaarding van het sanguinische is de dwaasheid. De ontaarding van het cholerische is de razernij. Wanneer de mens een heftige gemoedsbeweging heeft, ziet u soms uit normale zielentoestanden zulke opwellingen opkomen van waanzin, zwakzinnigheid, van dwaasheid of razernij. 
650 Als men een klas heeft kan men natuurlijk niet aan ieder kind individueel lesgeven. Maar u kunt in grote mate individueel gericht zijn, wanneer u aan de ene kant sanguinische en cholerische kinderen voor u hebt en op levendige wijze nu eens de ene, dan weer de andere groep erbij betrekt, wanneer u zich nu eens tot dit temperament en dan weer de anderen laat antwoorden, wanneer u de ene groep dit en de andere groep dat vertelt. Daardoor komt in de klas vanzelf een individuele benadering tot stand. 
651 Mogen de kinderen iets weten van de indeling naar temperamenten? Antw. van R.St.: Dat is iets wat men voor zich moet houden. Het komt er zeer op aan dat de leraar tactvol weet wat hij voor zich moet houden. Alles wat we hier bespreken is bedoeld om de leraar autoriteit te verschaffen. Zou hij zich blootgeven, dan zou hij het niet redden. De leerlingen moeten niet een plaats krijgen op basis van hun prestaties. Het is juist nuttig om niet in te gaan op wensen van leerlingen om een keer naast elkaar te mogen zitten. 
652 vraag: Kunnen ook oudere leerlingen naar temperament gegroepeerd worden? Antw. R. St.: Ja, tot op de universiteit. Maar na het vijfentwintigste jaar is het niet meer nodig. Ze zouden u dan ook niet meer gehoorzamen. 
1158 U kunt hetzelfde onderwijs in de verschillende parallelklassen op de meest verschillende wijzen gegeven zien. Waarom? Omdat het immers niet hetzelfde is of een leerkracht met het ene temperament of een leerkracht met een ander temperament dat onderwijs geeft. Slechts dan wanneer er het juiste contact is tussen de leerkracht en de hele klas, kan het onderwijs heilzaam zijn. Daarom moet elke leerkracht onderwijs geven op de manier die bij hem past. 
1227 Men moet meer in het persoonlijke, in het individuele kunnen doordringen. In de eerste plaats worden er aanknopingspunten geboden doordat de kinderen die wij hebben op te voeden en te onderwijzen, verschillende temperamenten hebben. De temperamenten werkelijk innerlijk te doorzien is iets dat in de opvoedkunst waarover ik hier spreek, geoefend wordt en dat in de Waldorfschool vanaf het begin van het allergrootste belang is geweest. 
1228 Daar is dan in de eerste plaats het melancholische kind: een bijzonder mensentype. Hoe treedt het ons tegemoet? Het treedt ons in de eerste plaats uiterlijk als een stil, teruggetrokken kind tegemoet. Maar met deze uiterlijke karakterisering valt niet veel te beginnen. Wij kunnen pas iets zeggen over het kind dat een melancholische aanleg heeft wanneer wij zien, hoe juist bij het melancholische kind de allergrootste invloed wordt uitgeoefend door de zuiver fysieke lichamelijkheid, wanneer wij weten dat de melancholie daarop berust dat er in het organisme sterke zoutafzettingen plaatsvinden, zodat het kind dat een melancholische aanleg heeft zich in zijn hele fysieke organisme zwaar voelt. 
1229 Het is bij het melancholische kind heel anders dan bij andere kinderen, alleen al wanneer het zijn been wil optillen of zijn arm opheffen. Het opheffen van arm of been wordt gehinderd, geremd. Er is een gevoel van zwaarte, waarmee de zielsmatige intentie geconfronteerd wordt. Dat maakt dat het melancholische kind langzamerhand de blik naar binnen richt en niet vriendelijk om zich heen ziet, omdat zijn lichaam zich zo aan hem opdringt, omdat het met zijn lichaam zo veel te stellen heeft. 
1230 Pas wanneer wij weten hoe de ziel, die omhoog streeft, en de geest die de verte zoekt, bij een melancholisch kind bezwaard worden door allerlei lichamelijke neerslag die, vanuit de klieren voortdurend het lichaam belastend, in de andere weefsels van het lichaam binnendringt, pas wanneer wij goed begrijpen hoe de aandacht wordt belast en gevangen wordt gehouden door het lichamelijke, begrijpen wij iets van het melancholische kind. 
1231 Zeer dikwijls zegt men: Nou ja, het melancholische kind zit maar wat te peinzen, is stil en beweegt zich weinig. Wij zullen het er eens toe aanzetten om levendige voorstellingen in zich op te nemen. Wij zullen het genezen door zijn tegendeel. Wij zullen het melancholische kind zó benaderen, dat wij het opmonteren met allerlei vrolijke dingen, die wij voor hem aandragen. Dat is nu net de verkeerde methode. Zo bereiken wij het melancholische kind volstrekt niet. 
1232 Het moet ons mogelijk zijn door mee te voelen met zijn lichamelijke zwaarte het kind precies te benaderen op de manier waarop het zelf is. Wij moeten nu juist proberen het melancholische kind geen vrolijke, komische voorstellingen te bieden, maar ernstige voorstellingen, juist zulke als het vanuit zichzelf weet op te roepen. Wij moeten het kind veel bieden van een zodanige aard dat het weerklank vindt bij zijn eigen zware organisme. 
1233 Verder moeten wij natuurlijk geduld hebben bij een dergelijke opvoeding, want die werkt niet van vandaag op morgen, maar in de loop van jaren. Deze opvoeding werkt zo, dat het kind doordat het van buitenaf geconfronteerd wordt met hetgeen het in zich draagt, daartegen genezende krachten opneemt.  (Over het melancholische kind)
1234 Wanneer wij het kind van buitenaf confronteren met iets geheel vreemds, wanneer wij het ernstige kind bijvoorbeeld met het vrolijke confronteren, blijft het onverschillig ten opzichte van het vrolijke. Maar wanneer wij het met zijn eigen verdriet, kommer en zorg confronteren, dan neemt het van buiten waar, wat het zelf in het innerlijk draagt. Daardoor wordt in het innerlijk de reactie, het tegenovergestelde opgeroepen en onze pedagogie heeft een heilzaam karakter, doordat wij in een moderne vorm de oude, gulden grondregel volgen die zegt dat het gelijksoortige niet alleen het best herkend wordt en begrepen wordt, maar ook dat de juiste behandeling, de genezing via het gelijksoortige geschiedt.  (Over het melancholische kind)
1235 Wanneer echter het kind meer een flegmatisch temperament bezit moeten we duidelijk weten dat een flegmatisch kind niet zozeer in zijn fysieke lichaam leeft, doch veeleer in hetgeen ik in de afgelopen dagen het etherlichaam heb genoemd; een lichaam, dat vluchtiger is. Zo'n kind leeft in het etherische. 
1236 Het klinkt erg vreemd als men van het flegmatische kind zegt, dat het in het etherische leeft, maar toch is het zo. Het etherische laat de menselijke organische functies, zoals de spijsvertering en het groeien, niet tot in het hoofd komen. Het flegmatische kind heeft het niet in zijn macht zich voorstellingen te maken van wat er in zijn lichaam gebeurt. Het hoofd wordt in-actief. 
1237 Het lichaam wordt steeds actiever door het vluchtige element, dat zijn functies over de hele wereld zou willen uitspreiden. Het flegmatische kind geeft zich helemaal over aan de wereld. Het gaat helemaal in de wereld op. Het leeft bijna niet in zichzelf. Daardoor confronteert het ons met een zekere onverschilligheid ten opzichte van hetgeen wij met het kind willen ondernemen. Wij bereiken het kind niet, omdat wij dat tenslotte immers altijd door de zintuigen moeten doen. De belangrijkste zintuigen bevinden zich in het hoofd. Het flegmatische kind kan zijn hoofd slecht gebruiken. Het overige organisme wordt door de buitenwereld in stand gehouden. 
1238 Wij bereiken het flegmatische kind alleen als wij weer, net als bij het melancholische kind, zelf tot op zekere hoogte flegmatisch worden, om met het kind flegmatisch te zijn; als wij in staat zijn ons op kunstzinnige wijze in zijn flegmatische stemming te verplaatsen. Zo krijgt het kind dan te maken met wat het zelf is, en dat wordt hem ten slotte vervelend. Zelfs de flegmaticus wordt het te vervelend als hij te maken krijgt met een flegmaticus als leraar! En als wij weer geduld bezitten, zullen wij merken dat er iets gaat oplichten, als wij het flegmatische kind doorlopend in flegma gedompelde voorstellingen en voorbeelden aanbieden. 
1239 Bijzonder moeilijk te behandelen is het sanguinische kind. Het sanguinische kind is het kind waarbij heel in het bijzonder het ritmische organisme op overheersende wijze actief is. Het ritmische organisme, dat op zich tussen de tandenwisseling en de geslachtsrijpheid bij de mens domineert, wordt te sterk overheersend, te zeer dominerend bij het sanguinische kind. Daardoor wil het sanguinische kind van de ene indruk naar de andere hollen. Zijn bloedsomloop stokt als de indrukken niet snel genoeg wisselen. Het kind voelt zich innerlijk benauwd als de indrukken niet snel genoeg voorbijgaan en door andere gevolgd worden. En zo kan men zeggen dat het sanguinische kind zich innerlijk beklemd voelt, als het zijn aandacht lang op iets moet richten. Het voelt dat het er niet bij kan blijven. Het keert zich af en krijgt andere gedachten. Het is moeilijk te boeien. 
1240 Men moet niet proberen het sanguinische kind te helpen door het te dwingen heel lang bij een en dezelfde indruk te blijven, maar men moet juist het tegenovergestelde doen. Men moet aan het sanguinische tegemoetkomen en de indrukken heel sterk laten wisselen. Men moet het kind er juist toe dwingen heel snel achter elkaar indrukken op te nemen. Wederom doet zich de reactie gelden. Omdat de bloedsomloop immers helemaal overheerst kan het kind niet anders dan zich in antipathie uitleven ten opzichte van de versnelde indrukken. En het gevolg daarvan is dat het kind zelf tot een vertraging komt. 
1241 Het cholerische kind heeft de eigenaardigheid dat het altijd een stuk is achtergebleven op de normale ontwikkeling van de mens. Dat klinkt erg vreemd. Maar neemt u het volgende beeld. Een acht-, negenjarig kind beweegt als normaal mens zijn armen en benen op een bepaalde manier, snel of langzaam, al naar gelang de uiterlijke prikkels. Vergelijkt u het acht-, negenjarige eens met het drie-, vierjarige. Het drie- à vierjarige kind huppelt nog door het leven, het beheerst nog veel minder zijn bewegingen. Het bezit nog iets van wat het zeer kleine kind heeft. Dat beheerst zijn bewegingen nog helemaal niet, het spartelt, het heeft het zielsmatige nog niet ontwikkeld. Maar als zuigelingen het zielsmatige sterk ontwikkeld zouden hebben, dan zoudt u alle zuigelingen cholerisch vinden. De zuigelingen met hun gespartel - juist als ze gezond zijn spartelen ze veel - zijn allemaal cholerisch. 
1242 Het cholerische kind heeft echter iets behouden van het razen en tieren van het zeer kleine kind. Daardoor leeft in het cholerische kind, in het acht- à negenjarige jongetje of meisje, nog de kleine zuigeling voort. Daardoor is zo'n kind cholerisch, en men moet proberen het cholerische kind zo te behandelen dat men het 'kleine kind' dat in hem leeft langzamerhand tot rust brengt. 
1243 Dat nu moet speciaal met, ik zou willen zeggen, humor moeten worden aangepakt. Want heeft men te maken met zo'n echte cholericus van acht, negen of tien jaar, en ook nog wel van een hogere leeftijd, dan bereikt men die helemaal niet door hem te vermanen. Het maakt in het geheel geen indruk als men hem vermaant. Maar als ik hem ertoe aanzet mij een verhaal dat ik hem verteld heb na te vertellen, en hij moet dat echt cholerisch voor mij uitbeelden, als hij daarbij gezichten moet trekken, zich daarbij moet inleven in de kleine mens die hij zelf is, dan komt hij er langzamerhand toe dit mensje in zichzelf tot rust te brengen. Hij past hem bij het zielsmatige aan. En als ik zelf zielsmatig cholerisch word met het cholerische kind, maar natuurlijk zo dat ik mijzelf steeds in de hand heb met behulp van de humor, zal ik bereiken dat het cholerische kind rustiger wordt. 
1244 Als de leraar begint te dansen - maar ik verzoek u dat niet op kwalijke wijze te verstaan - dan houdt het tekeer gaan en het tieren van het cholerische kind langzamerhand op. Men moet alleen in staat zijn te voorkomen dat men rood aanloopt, of een lang gezicht trekt omwille van het cholerische kind; in staat zijn ook om op kunstzinnige wijze een mee-beleven te ontwikkelen met dit innerlijke razen. U zult zien dat het kind steeds stiller wordt. Het innerlijke geraas wordt helemaal gedempt. 
1246 Men kan alleen al doordat men met de temperamenten werkt de klas op een bepaalde manier ordenen, ook al mocht die wat groot zijn. De Waldorfschoolleraar bestudeert de temperamenten van de kinderen die hem worden toevertrouwd. Nu weet hij: ik heb melancholici, flegmatici, sanguinici, cholerici. Hij zet, voor zover mogelijk ongemerkt, zonder dat het natuurlijk opgemerkt wordt, de melancholici bij elkaar; hij weet dat hij ze in die ene hoek heeft zitten. Zo zet hij ook de cholerici bij elkaar; hij weet, ze zitten in die andere hoek. En zo gaat het ook met de sanguinici en de flegmatici. 
1247 Door deze manier van sociaal handelen zullen de gelijksoortige temperamenten elkaar wederzijds van hun scherpe kanten ontdoen. De melancholicus wordt namelijk vrolijk als hij tussen de melancholici zit. En voor de cholericus is het helemaal gezond, want het is het allerbeste als men de razende cholerici zich op elkaar laat uitleven. Als ze dan wederzijds blauwe plekken oplopen, werkt dat ongelooflijk kalmerend. Zodat men hetgeen er op geheimzinnige wijze tussen mensen werkt door de juiste sociale hantering in een heilzame bedding kan voeren. 
1248 Is men speels genoeg, dan stuurt men een jongen die heel erg cholerisch en opgewonden is de schooltuin in om hem een flink tijdje boompje te laten klimmen. Daardoor wordt hij ten slotte ontzettend moe en als hij dan weer de klas binnenkomt, heeft zijn cholerische temperament zich aan zichzelf uitgeleefd, aan de natuur uitgeleefd. Als hij zich door het overwinnen van hindernissen heeft uitgeleefd, krijgt men het kind na enige tijd gekalmeerd terug. 
1249 Zo gaat het erom, ziet u, via de temperamenten steeds beter de weg te vinden om tot het individuele, het persoonlijke van het kind door te dringen. Tegenwoordig zeggen zeer veel mensen dat men individueel moet opvoeden. Jazeker, maar eerst moet men het individu vinden. 
1250 Eerst moet men de mens leren kennen, dan moet men de melancholicus nog leren kennen. De melancholicus is nooit een zuivere melancholicus, de temperamenten zijn altijd gemengd. Eén temperament overheerst. Maar wanneer men het afzonderlijke temperament goed kent vindt men de weg naar de individualiteit. 
1252 Men wil alleen niet geloven dat men ook het opvoeden diepgaand bestudeerd moet hebben en dat men er niet mee kan volstaan om abstract te zeggen: men moet de individualiteit opvoeden. Men moet de individualiteit eerst kunnen vinden, doordat men de intieme weg volgt door de kennis omtrent de mens, door de kennis van karakter en temperament. Dan komt men langzamerhand tot het zeer individuele van de mens. Dat moet een levensbeginsel worden, juist bij de kunstzinnig geaarde leraar en opvoeder. 
1345 Neemt u maar eens aan, dat bij kinderen op een, zou ik willen zeggen, nogal pathologische wijze, datgene optreedt, wat men een melancholische aanleg zou kunnen noemen, of dat er op pathologische wijze optreedt, wat men een sanguinische aanleg kan noemen. De leraar moet nu kunnen weten, waar de grens loopt tussen het nog alleen-maar fysieke, en het pathologische. Bemerkt hij - en dat gebeurt veel vaker dan men denkt bij zulke dingen - dat bij een melancholisch kind de zaak pathologisch gaat worden, dan zal hij contact opnemen met de ouders, en hij zal proberen er zich van op de hoogte te laten stellen, hoe het kind thuis gevoed wordt. Hij zal dan een relatie ontdekken tussen die voeding en de pathologische melancholie. 
1346 Want waarschijnlijk - er kunnen ook andere oorzaken zijn, doch ik geef slechts een voorbeeld om concreet te kunnen blijven - zal hij ontdekken dat een dergelijk kind thuis niet voldoende suikerrijk voedsel krijgt. Doordat in het voedsel te weinig suiker wordt gegeven, wordt de werking van de lever niet op de juiste wijze gereguleerd. Want bij het melancholische kind treffen we de eigenaardigheid aan, dat een bepaalde stof die anders in de plant gevormd wordt, met name het zetmeel, weliswaar in de lever wordt gevormd, maar echter als zodanig niet bruikbaar is. 
1347 Bij ieder mens wordt in de lever zetmeel gevormd, maar dan een zetmeel, dat niet plantaardig is, maar dierlijk, hetwelk meteen in de lever wordt omgezet in suiker. Deze activiteit maakt een belangrijk bestanddeel uit van de leverfuncties; het omzetten dus van dierlijk zetmeel in suiker. En dat is bij het melancholische kind niet in orde, en men dient de moeder te adviseren, het kind meer suiker te geven in het voedsel. Dan werkt men regulerend op de glycogeenfunctie, zoals dat heet, van de lever, en men zal zien dat door deze zuiver tot het gebied van de gezondheidsleer behorende maatregel buitengewoon veel kan worden bereikt. De opvoeding moet worden uitgestrekt tot de gehele mens. 
1348 Bij het sanguinische kind zal men juist het tegenovergestelde aantreffen. Daar wordt heel vaak een zoetekauw van gemaakt. Men geeft het veel snoepgoed. Men geeft het te veel suiker in de voeding. Als er een zoetekauw van gemaakt wordt, wordt juist de tegenovergestelde activiteit opgeroepen. De lever is trouwens zonder meer een belangrijk orgaan, een orgaan echter, dat veel meer op de zintuigen gelijkt dan men denkt. De lever is er immers om de gehele mens van binnen uit waar te nemen, innerlijk te begrijpen. De lever bezit een sensitiviteit met betrekking tot de gehele mens. Daarom is de lever ook op een andere wijze georganiseerd dan de andere organen. Bij de andere organen stroomt een bepaalde hoeveelheid slagaderlijk bloed binnen, en aderlijk bloed weer naar buiten. 
1349 De lever kent een extra regeling. Er voert een speciale ader naar de lever, die de lever van speciaal aderlijk bloed voorziet. Dat maakt, dat de lever daar binnen in de mens een soort buitenwereld vormt. Zodoende is de mens door middel van de lever in staat zichzelf waar te menen, dat wil zeggen datgene waar te nemen, wat op zijn organisme werkt. De lever is een buitengewoon subtiele barometer van de manier waarop de mens staat tegenover de buitenwereld. Als men de moeder de raad geeft wat minder suiker te geven aan het pathologisch-sanguinische kind, dat vlinderachtig is, dat zenuwachtig van indruk naar indruk fladdert, dan kan men buitengewoon veel gunstigs bewerkstelligen. 
2209 Alleen doordat we op zo'n indringende wijze het zielengeestelijke met het fysieke in overeenstemming kunnen behandelen, naderen we op de juiste wijze de hele mens. Zo wordt ook de mens in onze Waldorfschool als wordende mens, als kind, naar zijn geestelijk-ziele-lichamelijke aanleg, in het bijzonder naar zijn temperamentsaanleg behandeld. 
2210 We zetten de kinderen in onze school zo dat ze op de goede manier onder elkaar hun cholerische, hun sanguinische, hun melancholische of hun flegmatische temperament tot uitwerking laten komen. 
2211 Wanneer je de cholerici bij elkaar zet, dan slijten ze aan elkaar af, worden milder; evenzo de melancholici. Alleen moet je deze temperamenten bij de kinderen op de juiste wijze kunnen waarnemen. 
2212 De temperamentenbehandeling gaat dan op haar beurt tot diep in de lichamelijke ontwikkeling naar binnen. 
2213 Laten we aannemen, we hebben een sanguinisch kind, een kind dat oplettend is voor datgene wat het opnemen moet, dat daarentegen onmiddellijk aan elke mogelijke uiterlijke indruk overgegeven is, maar die ook snel weer uit zijn ziel laat verdwijnen. 
2214 Dit sanguinische kind kunnen we op de juiste wijze behandelen doordat we erop toezien dat aan zijn eten indien mogelijk suiker wordt onthouden; natuurlijk niet op een ongezonde manier, maar in die mate waarin we het eten dat we de kinderen geven, weinig suikeren, in die mate zal ook het sanguinische teruglopen en zich in de plaats daarvan een harmonisch temperament zetten. 
2215 Hebben we een melancholisch kind, een kind dat gemakkelijk zit te tobben, dan is het omgekeerde nodig: dan moeten we meer zoetheid aan het eten toevoegen. 
2216 Op deze wijze werk je naar binnen tot in de fysieke organisatie van de lever. Want naarmate de mens meer of minder suiker gebruikt, ontwikkelt de leveractiviteit zich heel anders. Alles wat je in het uiterlijke doet werkt diep naar binnen tot in de fysieke organisatie van de mens. (i.v.m. melancholisch kind)
2217 In dit opzicht zien we er in de Waldorfschool buitengewoon sterk op toe dat er een innig contact bestaat tussen het lerarenkorps en de ouders. Natuurlijk is dat altijd al naargelang het begrip van de ouders slechts tot een zekere graad te bereiken. Maar we zien erop toe dat het zo ver mogelijk kan gaan; zodat inderdaad de ouders zich vol begrip tot de betreffende klassenleraar wenden en die ook informatie kan geven hoe individueel, passend bij het kind, het dieet dient te worden uitgevoerd. Want dat is iets wat in dezelfde mate belangrijk is als wat je in de klas doet. 
2218 En evenmin als je een kind dat geen handen heeft kunt leren pianospelen, net zomin kun je bij een kind dat een veel te levendige leveractiviteit heeft, door van alles op zielengebied te doen - wat een abstracte pedagogie gelooft te kunnen - de melancholie wegkrijgen. 
2219 Reguleer je daarentegen in het dieet de leveractiviteit door het eten zoet te maken, dan heeft het kind de mogelijkheid zich van dit lichaamsorgaan te bedienen als van een echt instrument. Dan helpen pas de zielengeestelijke voorschriften die je treft. 
2330 En inderdaad, wie op deze wijze, terwijl hij lesgeeft, terwijl hij opvoedt, tegelijkertijd enerzijds het diepste psychologische inzicht in de directe praktijk haalt uit het omgaan met het onderwijs en de opvoeding, en anderzijds uit het bijzondere karakteristieke - de karakters, de temperamenten van de kinderen - wie zo'n zelfopvoeding, zo'n onderwijs voor zichzelf uit de praktijk van het lesgeven haalt, die zal voortdurend iets nieuws vinden. Iets nieuws voor zichzelf, iets nieuws voor het hele lerarencollege, waarin alle ervaringen, alle inzichten die verkregen worden in het uitoefenen van het onderwijs in de vergaderingen moeten worden uitgewisseld.