VASCO DA GAMA  (voorleestekst)

 

De vloot van Vasco da Gama is aangekomen bij Calicut aan de westkust van India. Hij kijkt uit over de reling van het schip naar de stad Calicut. Hij voert een gesprek met zijn vriend Pablo Diaz.

Vasco: “Sinds we de Arabische handelaars in Afrika hebben ontmoet, hebben we heel wat zorgen gehad. Het is duidelijk dat de Arabieren er niet mee opgezet zijn dat wij rechtstreeks met de Indiërs handel willen drijven. Voor hen zijn we concurrenten. Ik vrees dat zij de Indiërs intussen al tegen ons opgezet hebben en dat het niet eenvoudig zal zijn om goede handelsovereenkomsten te sluiten.”

Pablo: “U ziet het veel te zwart in, Vasco. De voorbije maanden zijn we de Arabieren steeds te slim of te snel af geweest. Ik denk niet dat ze ons hier zullen aanvallen.”

Vasco stuurt een van de ter dood veroordeelden naar de kade. Daar wordt de man ontvangen door enkele Arabieren. Ze begroeten hem zo: “Loop naar de duivel die u hierheen heeft gebracht! Wat kom je hier doen? Wat doe je hier zo ver van huis? ”

De man antwoordt: “Wij zijn op zoek naar christenen en naar specerijen.”

“Waarom doen de koning van Frankrijk of de koning van Spanje dat niet? Of de heren van Venetië?” Toch willen ze hun gastvrijheid tonen en brengen de Portugees naar een huis, geven hem wit brood met honing te eten en brengen hem dan terug naar het schip.

Vasco da Gama stuurt nu een boodschapper naar de samorin om zijn aankomst te melden.

De Indiërs omzwermen zijn schip met kleine bootjes die volgeladen zijn met specerijen. De Portugezen kopen en verkopen zoveel ze kunnen.

Pas acht dagen later wordt Vasco da Gama uitgenodigd bij de samorin. Maar hij is voorzichtig en schrijft terug:

“Ik zal pas komen als de samorin gijzelaars stuurt als borg voor de vrede. Dan zal ik komen en de brieven en geschenken van de koning van Portugal overhandigen.”

De samorin gaat in op het verzoek van Vasco da Gama en laat hem een palmblad bezorgen met zijn handtekening erop.

De schepen hijsen nu de vlaggen, de bemanning juicht en Vasco da Gama gaat aan land.

In een plechtige optocht worden de Portugezen door de nauwe straten van de stad geleid. Voorop lopen trompetters, prachtig gekleed, dan soldaten en ten slotte de admiraal in een gouden draagstoel, omgeven door zijn begeleiders. In de straten hopen de mensen zich opeen, iedereen wil de blanke vreemdelingen zien.

Het duurt uren voor de stoet het paleis heeft bereikt. Als zij daar eindelijk aankomen wacht hen een overweldigend schouwspel. In een grote weelderig ingerichte zaal ligt de samorin op een rustbed vol zachte kussens. Zijn kleren zijn van top tot teen met kostbare stenen versierd. In zijn gitzwart haar hangen slingers met witte parels. Zijn dienaren staan naast hem. Zij ook dragen kostbare kleren en juwelen.

Vasco da Gama en zijn gevolg maken een diepe buiging. Op een teken van de samorin begint hij te spreken. Hij spreekt in het Portugees. Een tolk vertaalt naar het Arabisch. Een andere tolk vertaalt die woorden dan in de landstaal. Vasco spreekt duidelijk en krachtig en roemt de macht van de koning van Portugal, die heerst over de grootste zeeën van de wereld. Tot slot overhandigt hij de brieven van de koning. De samorin ontvangt de brief en vraagt naar de geschenken die de grote koning hem aanbiedt. Vasco zegt dat hij de geschenken zal laten halen en morgen zal overhandigen.

De volgende dag brengt hij de geschenken aan de samorin. Het zijn gestreepte stoffen, scharlakenrode kappen, hoeden, koraalsnoeren, enkele waskommen, olijfolie, suiker en honing. Als de schatbewaarder van de samorin deze geschenken ziet, barst hij in lachen uit en zegt: “Dit zijn geschenken van een armzalige handelaar uit Arabië. De samorin is méér gewend. Goud is het enige geschenk dat mijn meester waard is!”

Vasco da Gama antwoordt: “Ik ben geen koopman en daarom heb ik ook geen goud meegebracht.”

Als hij enkele uren later bij de samorin komt en zijn geschenken aanbiedt, snauwt de samorin hem toe: “U beweert een afgezant te zijn van een machtige en rijke koning en u waagt het om zulke prullen aan te bieden! Bent u zeerover die hier slaven komt halen? Zeg mij de ware reden van uw komst!”

Vasco da Gama voelt dat het verkeerd loopt, maar blijft kalm. Hij antwoordt: “Ik weet dat de Arabieren u foutieve informatie over me geven. Zij zijn onze vijanden in het westen en daarom proberen ze mij in een slecht daglicht te stellen en me schade te berokkenen. Ik ben naar waarheid door de grote koning van Portugal naar u gezonden om u te groeten. Mocht ons echter iets overkomen, dan zal hij niet aarzelen om een nieuwe vloot uit te rusten en naar hier te komen om me te wreken. U moet er voor zorgen dat de Arabieren ons geen last berokkenen, want wij laten ons niet ongestraft beledigen!”

De samorin is blijkbaar onder de indruk en gaat er niet verder op in. Hij vraagt slechts: “Schenk mij dan het gouden beeld dat zich aan boord van uw schip bevindt.”

Vasco da Gama antwoordt: “Het beeld is niet van goud, en zelfs als dat zo was, dan nog zou ik het niet geven. Want het is het beeld van Maria, de moeder van God. Zij heeft ons veilig hier gebracht en zal ons ook weer veilig naar huis brengen.”

De samorin geeft teken dat de bezoekers moeten vertrekken. De volgende dagen horen de Portugezen niets meer van de samorin. Op een dag komt er een bode van de samorin naar het schip met een brief aan de koning van Portugal. Daarin staat:

“Vasco da Gama, een edelman van uw hof, heeft mijn rijk bezocht. Dat heeft mij zeer verheugd. In mijn land vindt men specerijen en edelstenen in overvloed. Wat ik van wens te ontvangen zijn goud, zilver, koraal en scharlaken.”

De Arabieren hebben de aanvoerder van de lijfwacht omgekocht met het verzoek om zich van de admiraal meester te maken. Op een avond schijnt de gelegenheid gunstig te zijn. De Portugezen komen later dan verwacht terug van een audiëntie bij de samorin. Het is nacht als zij terug naar de schepen moeten. De officier van de wacht nodigt hen uit om de nacht in een huis in de stad door te brengen. Vasco da Gama en zijn vriend Diaz gaan op de uitnodiging in.  Hij stuurt de anderen naar de schepen. De volgende morgen laat men hem echter niet meer vertrekken, want zeggen ze: “Uw veiligheid kan niet meer gewaarborgd worden, wij moeten u beschermen.”

Vasco da Gama vermoedt dat men hem wil vasthouden om zo een gevecht uit te lokken. De Arabieren rekenen erop dat de bemanning op de schepen het vuur zal openen op de stad. Zo hebben ze dan een reden om Vasco da Gama van kant te maken. Enkele Arabieren komen naar het huis waar Vasco da Gama gevangen zit en eisen van de bewakers dat zij hem onmiddellijk doden. Maar de officier twijfelt, hij wacht op een bevel van de samorin.

Als de samorin hoort wat er gebeurt, beveelt hij om Vasco da Gama onmiddellijk vrij te laten. Maar zijn vriend Diaz moet als gijzelaar achterblijven.  Vasco zelf wordt naar zijn schip gebracht. Amper is hij aan boord of hij geeft het bevel om alle Indiërs die zich aan boord bevinden gevangen te nemen. Slechts enkele Indiërs kunnen ontsnappen. Onder de gevangenen zitten enkele hooggeplaatste edelen.

Dan wacht Vasco da Gama af. En inderdaad het duurt niet lang of er komt een boot langszij met Pablo Diaz. Nauwelijks is Pablo aan boord of Vasco da Gama laat de zeilen hijsen en vaart weg. Talloze boten van Indiërs omsingelen nu de schepen en verhinderen hen weg te varen. Dan laat Vasco da Gama enkele kanonschoten lossen. De boten verdwijnen zo snel ze kunnen en de Portugese vloot kan de terugreis aanvatten.