Luc Cielen   De onderstaande lijst is een aanzet om een aantal ideeën en ervaringen uit mijn pedagogische praktijk te bundelen. Jongste aanvulling: 6 augustus 2010
algemeen   BEWEGING: een kind leeft vanuit de beweging. We moeten de beweging dan ook aangrijpen om het onderwijs vorm te geven. Verplichten om lang stil te staan of stil te zitten is uit den boze. Hoe jonger het kind, hoe meer kansen tot bewegen moeten geboden worden. 
algemeen   BORD en BEWEGING: schrijf klein op het bord. Daardoor zijn de kinderen verplicht om bij het overnemen van het bordschema naar het bord te komen, waar ze dan een plek zoeken en in verschillende houdingen zitten, staan of liggen tijdens het schrijven. Omdat dit nooit lang duurt, kan het geen kwaad om in zulke houdingen te schrijven. Als er bij het bord banken staan, kunnen die gebruikt worden om op te zitten of om het schrift erop te leggen. Ook het gebruik van Tripp Trappstoelen is hierbij handig. 
algemeen   BORD: Een bord afvegen is een pedagogische activiteit die met aandacht en zelfs op een kunstzinnige manier kan gebeuren. Door geleidelijk zaken weg te nemen en te vragen (of gewoon te laten kijken zonder extra aandacht te vragen van de kinderen) wat er verdwenen is. Of door zo weg te vegen dat er een bepaalde figuur ontstaat die betrekking heeft op de les of een verhaal. Er zijn nog andere mogelijkheden, het kan bijvoorbeeld ook ludieker door een figuur uit te sparen die algemeen bekend is (bv. Mickey Mouse). De aandacht van de kinderen zal in elk geval groot zijn en het is dikwijls een aangename onderbreking van het werk als men dit doet terwijl de kinderen aan hun eigen werk bezig zijn. 
algemeen   BORD: er kunnen in een klas meer borden aanwezig zijn. Er is dan bijvoorbeeld 1 bord voor de les, 1 bord voor de herhalingen, 1 bord voor Frans/Engels enz.. Die borden hoeven niet alle vooraan in de klas te hangen maar liefst op diverse plaatsen in de klas en zo mogelijk verplaatsbaar. Ze hoeven ook niet allemaal even groot te zijn. Een bord van 1m x 1m volstaat al voor de herhalingen of voor Frans/Engels. Zo een bord kun je eenvoudig zelf maken: 1 metalen plaat van 1m x 1m en 0,5mm of 1mm dik, gekleefd op een even groot houten paneel (bv. triplex) en beschilderd met bordverf is ideaal. Het weegt heel weinig en je kunt het overal neerzetten of ophangen. 
algemeen   BORD: Het bord is een belangrijk element in de klaspraktijk. Het neemt sowieso een grote plaats in in de klasinrichting; meestal zitten de kinderen steeds gericht naar het bord. Dus moet het bord zeer goed verzorgd worden en bevat het die zaken die van belang zijn voor de les en niets anders. 
algemeen * zelfstandig werken   BORD: het gebruik van het bord moet een stimulans, een uitdaging zijn. Het moet bij de aanvang van de schooldag klaarstaan. De kinderen kijken bij het binnenkomen van de klas geïnteresseerd uit naar wat het bord (en de les) te bieden heeft. 
algemeen   BORD: Zorg er altijd voor dat het lesthema van de vorige dag nog op het bord staat. Dit is een ideale ondersteuning voor een korte herneming van de leerstof. Die herhaling gebeurt ná de instructie van de nieuwe les. 
algemeen   COMPUTER: de computer gebruiken als herhalingsmachine en als opzoekinstrument (= encyclopedie)
algemeen   DIDACTIEK: Bij het laten opschrijven van teksten steeds afvragen: wat is echt belangrijk? Alleen wat voor déze klas in déze tijd belangrijk is laten opschrijven (bij voorkeur dicteren, NIET overschrijven van het bord). 
algemeen   DIDACTIEK: Het is zinloos om teksten van het bord te laten overschrijven. Een tekst op het bord kan wel gedicteerd worden, waarbij de bordtekst als visuele ondersteuning dient. 
algemeen   DIDACTIEK: De dag begint (na een eventuele muzikale opmaat en algemene mondelinge herhaling) met de nieuwe leerstof. De leerstof van de vorige dag (dagen) wordt pas daarna in het kort hernomen om te laten zien hoe de nieuwe leerstof aansluit bij de vorige. Waarom deze werkwijze? Kinderen willen leren en hebben dan ook graag dat de nieuwe leerstof eerst aan bod komt. Dat wekt en bevredigt hun nieuwsgierigheid. Daarna zijn de kinderen ook bereid om de leerstof van de vorige dag even opnieuw door te nemen. Ze zijn dan ook in staat om de link tussen de twee thema's te leggen. 
algemeen * zelfstandig werken   DIDACTIEK: gebruik maken van het "mysterie" of "voorschouw". Kinderen mogen zaken ontmoeten die ze niet begrijpen of nog niet geleerd hebben, zodat ze het meenemen als een uitdaging, als iets dat ze willen kennen of begrijpen. Later zullen ze er dan met meer aandacht en enthousiasme mee verbonden worden. Dit betekent dat niet alles moet uitgelegd worden, op voorwaarde dat het op een later moment aan bod komt. 
algemeen   DIDACTIEK: kopieën kunnen enkel en alleen als ze eigen werk van de leerkracht bevatten en mooi opgesteld zijn en liefst gebundeld tot een stevig boekje. 
algemeen   DIDACTIEK: leerkrachten moeten ervan doordrongen zijn dat zij didactische kunstenaars zijn. Dat wil zeggen: zij zijn meesters in het aanbrengen van de leerstof en in het aan het werk zetten van kinderen. Zij zijn zeker geen orthopedagogen of psychologen en dergelijke (al kunnen sommigen die gave wel hebben en gebruiken). Zij moeten zich steeds de vraag stellen: HOE breng ik de leerstof aan en zet ik alle kinderen daarmee aan het werk en in beweging. 
algemeen   DIDACTIEK: vermijd het gebruik van kopieën op losse bladen. Dit is meestal niet mooi en geeft aanleiding tot chaos en onverzorgd werk. Een leerkracht die zijn werk en opdrachten goed plant heeft geen nood aan kopieën. 
algemeen   DIFFERENTIATIE: hoeveelheid leerstof en opdrachten steeds op maat van de slimsten en de snelsten. Differentiëren gebeurt door weglaten van bepaalde leerstof en opdrachten voor andere kinderen. De kinderen hoeven echter niet te weten dat ze minder moeten doen omdat ze trager of minder snel van begrip zijn. 
algemeen   DIFFERENTIATIE: niet alle leerstof moet klassikaal aangebracht worden. Sommige zaken kunnen eerst individueel bij één of enkele kinderen aangebracht worden, soms zelfs lang vóór de andere kinderen van de klas ermee in contact komen. Dit is een geschikt middel om meer begaafde kinderen aan te zetten tot het vragen van uitleg. 
algemeen   DIFFERENTIATIE: nooit extra opdrachten geven aan snelle en slimme kinderen. Dat maakt hen minder wilskrachtig. De opdrachten die aan de hele klas worden gegeven zijn op de maat van de vlugge en slimme kinderen. De anderen krijgen individuele aanwijzingen over wat wel of niet gemaakt moet worden, zodat ieder kind op zijn eigen niveau werkt. 
algemeen   HERHALING: een leerkracht is een kunstenaar in het herhalen. Dat wil zeggen dat hij alle mogelijke herhalingsmomenten inlast zonder de kinderen daarmee te vervelen. Elke herhaling maakt hij boeiend. Niet door er elementen van buiten de leerstof (bv. uit de ontspannings- of sportwereld) bij te betrekken maar door de inhoud van de herhaling, van de leerstof zelf. De leerkracht moet de leerstof daarom ook door en door beheersen en alle mogelijkheden ervan kennen en gebruiken. 
algemeen   HERHALING: de leerstof van de vorige dag staat bij voorkeur nog op het bord. De nieuwe les vangt niet aan met het herhalen van die vorige les, maar begint met de nieuwe leerstof. Onmiddellijk daarna wordt de leerstof van de vorige dag, aan de hand van wat op het bord staat, herhaald. 
algemeen   HERHALING: Er moeten elke dag zowel mondelinge als schriftelijke herhalingen aan bod komen. Zowel over rekenen als taal, maar ook over vakken die eerder aan bod gekomen zijn. Bijvoorbeeld WO-aardrijkskunde, WO-geschiedenis enz… Ook algemene kennis die niet in de leerstof aan bod komt, kan bij herhalingsopdrachten gevoegd worden. Herhaling in bijvoorbeeld een vierde klas kan ook gaan over leerstof van eerste, tweede en derde klas, enzovoort. Daardoor krijgen kinderen die in de voorbije jaren iets gemist hebben nog de kans op dat op te halen. 
algemeen   HUISTAAK: huiswerk moet vermeden worden. Tenzij de kinderen er zelf om vragen. Huiswerk betekent: afwerken wat in de klas begonnen is. De hoeveelheid ervan kan door de leerkracht voor ieder kind individueel aangepast worden. 
algemeen   HUISTAAK: vraag nooit bij het begin van de schooldag naar werk dat moest afgewerkt worden thuis. Dat werkt negatief voor die kinderen die om de een of andere reden niet klaar zijn met het werk en verknoeit al hun nieuwe schooldag. Aanvaard ook elk argument dat een kind gebruikt om zich te verantwoorden. Bekijk en beoordeel het werk individueel: als een kind niet in orde is, hoeft alleen dat kind zelf het te horen van de leerkracht. 
algemeen   KLASORGANISATIE: de beste organisatie is deze: 3 leerjaren samen in 1 lokaal met 2 leerkrachten. Als de groep groot genoeg is kan er een 3e leerkracht aanwezig zijn als ambulante leerkracht of hulpleerkracht. De twee klasleerkrachten geven de hoofdvakken (periodevakken). De derde leerkracht kan zich toeleggen op een vak dat met de drie klassen samen gebeurt of met afzonderlijke klassen in afwisseling. Bijvoorbeeld muziek, Frans, Engels, tekenen, vormtekenen, schilderen, boetseren enz. 
algemeen   KLASORGANISATIE: de eerste 2 à 3 weken van het schooljaar houdt de leerkracht alles strak in de hand. Hij/zij organiseert alles en geeft meer dan voldoende opdrachten zodat de kinderen hard moeten werken. Geleidelijk aan kunnen de teugels wat gevierd worden en kunnen de kinderen meer inbreng hebben in de werkmethode. 
algemeen   KLASORGANISATIE: de leerkracht moet zich terughouden terwijl de kinderen aan het werk zijn. Hij (zij) moet bij voorkeur zijn plaats in de klas zo kiezen dat hij (zij) een overzicht heeft van de klas en van daaruit kan sturen. Het is niet de leerkracht die voortdurend aan het woord moet zijn op dat moment, hij (zij) is het niet die moet rondlopen: het zijn de kinderen die in beweging moeten zijn en ook te horen moeten zijn (met die beperking dat de kinderen met elkaar over het werk spreken, niet over tv of andere zaken die niet met de les verband houden). De leerkracht moet het rustpunt in de klas zijn. 
algemeen * zelfstandig werken   KLASORGANISATIE: eerst de ander, dan de leerkracht: bij bijvoorbeeld nazicht van rekenen, dictee enz.. Kinderen gaan eerst naar een ander kind om hun werk te laten nazien, pas dan komen ze ermee naar de leerkracht. De leerkracht let erop dat niet steeds dezelfde kinderen aangesproken worden om werk van anderen na te kijken. 
algemeen   KLASORGANISATIE: Er zijn tal van mogelijkheden om twee of drie klassen samen te nemen. Bijvoorbeeld voor de muzikale opmaat 's morgens; voor Frans en Engels; voor muziek, voor bepaalde aspecten van rekenen (Bv. metend rekenen), van taal (bv. woordsoorten met klassen 3+4 en redekundige ontleding met klassen 5+6). De muzikale opmaat met 3 klassen heeft als bijkomend voordeel dat 2 leerkrachten op dat moment vrij zijn en met kinderen apart kunnen werken (remedial teaching). 
algemeen   KLASORGANISATIE: in rijen staan en wachten op stilte is een enorme tijdverspilling en is een ramp voor het enthousiasme. Een leerkracht moet de wilskracht bevorderen, wat het best lukt via het gevoelsleven en dus via enthousiasme en sympathie. In de organisatie van de schooldag zo weinig mogelijk met antipathiekrachten werken, die moeten voorbehouden worden voor het leren zelf. Het begroeten van kinderen die in een rij aanschuiven om de klas binnen te gaan heeft goede kanten, maar is te zeer geformaliseerd. Het moet spontaner kunnen. Kinderen zouden direct naar de klas moeten komen en spontaan de leerkracht komen begroeten. Kinderen die voor de aanvang van de school in de klas zijn kunnen al beginnen werken of met elkaar of met de leerkracht spreken. 
algemeen   KLASORGANISATIE: nooit wachten bij begin van een les of opdracht: steeds onmiddellijk beginnen. Ook als er rumoer is of drukte. Rustig en niet te luid beginnen met een lied, een spreuk, een gedicht of de leerstof is de beste manier om aandacht te krijgen. 
algemeen   KLASORGANISATIE: zorg ervoor dat de verstandige kinderen ook om uitleg komen vragen. Om dat te bereiken moet er in de aangeboden leerstof regelmatig iets aanwezig zijn dat nog niet behandeld is in de les. Dit kan een uitbreiding van de leerstof zijn of een onderwerp dat later aan bod zal komen. 
algemeen   PEDAGOGIE: ook de pauzes (speeltijden) doen mee in het opvoedings-onderwijsproject. De leerkracht die toezicht houdt doet dat op een actieve manier. Hij hoeft niet mee te spelen, maar is een actieve waarnemer. Hij moet zijn taak niet beperken tot ingrijpen als er iets mis gaat of opmerkingen maken. Hij kan ook stimuleren enz. 
algemeen   PEDAGOGIE: Vergeten is een belangrijk pedagogisch gegeven, maar we moeten er voorzichtig mee omgaan. De leerstof mag na een periode "vergeten" (verteerd) worden, maar moet ook herhaald worden. De vakanties en de weekends zijn er al om leerstof te vergeten. Per jaar zijn de kinderen slechts een half jaar op school (ongeveer 180 dagen). Die schooltijd moet intensief gebruikt worden voor het aanbrengen van nieuwe leerstof en voor herhaling.
algemeen   PERIODEONDERWIJS: de laatste dag van een periode geen nieuwe leerstof geven, maar de voorbije periode samen met de kinderen overlopen, hiaten opvullen en het werk bekijken. Minstens een korte mondelinge beoordeling aan elk kind geven (individueel). Later in een perioderapport een schriftelijk verslag meegeven dat in de eerste plaats gericht is tot het kind zelf, maar ook door de ouders moet gelezen worden (en ondertekend). 
algemeen   PERIODEONDERWIJS: de instructie bij de aanvang van elke lesdag is klassikaal (frontaal onderricht). Tijdens de verwerking is er voldoende tijd om individueel bij te sturen en te differentiëren. 
algemeen * zelfstandig werken   PERIODEONDERWIJS: de periodelessen zo indelen dat ze ademend gestructureerd zijn. Dit wil zeggen: korte instructie en lange individuele verwerking. Tijdens de indviduele verwerking kunnen leerkrachten kinderen apart nemen en helpen. Korte instructies verplichten de leerkracht om klaar en duidelijk te zijn en om de hoeveelheid leerstof per les goed af te bakenen. Dit helpt de leerkracht om een gezonde autoriteit op te bouwen. Bij een korte instructie zijn de kinderen minder afgeleid en werken beter mee. In een geschiedenisperiode zullen de instructies vanzelfsprekend langer zijn.
periodeschrift * zelfstandig werken   PERIODEONDERWIJS: een periodeschrift is het leerboek (handboek) dat de kinderen zelf maken; Het moet dan ook als een leerboek gebruikt worden en regelmatig uit de kast gehaald worden. Dit kan bij herhalingsopdrachten, oefenuren enz, maar ook in andere periodes. 
algemeen   PERIODEONDERWIJS: Elke periodeles begint met de nieuwe leerstof. Onmiddellijk daarop volgt een korte herneming van de vorige les en men sluit af met een korte samenvatting van de nieuwe les. Dan gaan de kinderen aan het werk. 
algemeen * zelfstandig werken   PERIODEONDERWIJS: Geef bij de aanvang van een nieuwe periode een overzicht van de lesthema's van de periode mee aan de kinderen. Geef voor elke dag het thema op en welke opdrachten erbij horen. Zo kunnen de kinderen al vooruitblikken en hebben ze een goede leidraad voor de periode bij de hand. Dat periodeoverzicht kunnen de kinderen thuis ophangen of elke dag mee naar school nemen (in hun periodeschrift inkleven of in een map steken). 
algemeen * zelfstandig werken   PERIODEONDERWIJS: Op het einde van de periodeles kondigt men aan welk lesthema er morgen aan bod komt. Uitleg wordt dan nog niet gegeven. 
algemeen   PERIODEONDERWIJS: periodes zijn er om nieuwe leerstof aan te bieden. Herhaling van de leerstof moet op alle mogelijke momenten tijdens en na de periode gebeuren. 
algemeen   SCHOOLTIJD: de beschikbare schooltijd is gelijk aan 1/12 van een jaar. Als we 24 u op 24 u les zouden geven zouden we half oktober klaar zijn met de leerstof - plus de verwerking ervan door de kinderen - van het hele schooljaar. 
algemeen   SCHOOLTIJD: het schooljaar beslaat de helft van een jaar (ongeveer 181 dagen)
algemeen * zelfstandig werken   SCHOOLTIJD: in uren uitgedrukt zijn de kinderen 12% van de tijd op school. Een kind in de eerste klas brengt ongeveer 50% van zijn wakkere uren door op school (= 25% van de totale tijd slapen en wakker zijn). Later vermindert het percentage. 
algemeen   SPREUKEN: niet overdrijven met het gebruik van spreuken. Bij het begin en het einde van de schooldag is het goed, ook vóór de maaltijd. Niet elke les vreemde talen of handwerk of andere lessen beginnen met een spreuk, wel een spreuk zeggen als het nodig blijkt binnen die lessen. Eén van de belangrijkste gegevens van een spreuk is de ademhaling in het goede ritme brengen. Het is niet goed om te wachten tot het stil is om een spreuk te zeggen; de spreuk zelf dient om stil te worden. Zie ook de opmerkingen over de ochtendspreuken in de steinerscholen.
algemeen   STRAFFEN: een basisprincipe bij het straffen van kinderen is dat een leerkracht een kind NOOIT uit de groep of uit de klas verwijdert. Een kind dat aan een leerkracht is toevertrouwd moet voortdurend onder het toezicht van de leerkracht blijven. De leerkracht moet een kind dat straf verdient niet van zich verwijderen, maar integendeel juist aanhalen en dichter bij hem/haar brengen. Dit kan echter alleen maar als de leerkracht voldoende autoriteit bezit. Daarom moet de leerkracht een gezonde en goede autoriteit ontwikkelen, wat hij het best kan bereiken via zijn manier van werken en omgaan met de leerstof. Dus in de eerste plaats: voldoende leerstof aanbieden en in de tweede plaats: de leerstof door en door beheersen. 
algemeen   WEEKOPENING (steinerscholen): als een steinerschool een gezamenlijke weekopening houdt op maandagochtend met alle klassen (1-6), dan moet dat een feestelijk moment zijn. Niet alleen een ontvangstwoordje en dan de twee spreuken na elkaar, maar liefst met de nodige zang, instrumentale muziek enz. Een weekopening is een ideaal moment om met de hele school samen te musiceren en kan dan de muzikale opmaat vervangen die op andere dagen in elke klas afzonderlijk gebeurt. 
algemeen   WEEKOPENING (steinerscholen): vanwaar en van wie komt de idee dat de school een gezamenlijke weekopening moet houden? En welke zijn de motieven om dat te doen?
algemeen   WEEKOPENING (steinerscholen): wat is de zin ervan als er op vrijdagnamiddag geen gezamenlijke weekafsluiting is met alle klassen? Waarom dus wel een weekopeing en geen weekafsluiting? 
algemeen   WEEKOPENING (steinerscholen): zou het niet beter zijn die weekopening te houden in twee groepen. Eén groep met klas 1-2-3 en een andere groep met klassen 4-5-6. Het is ook een beetje zinloos om 2 verschillende spreuken na elkaar te zeggen, waarbij telkens 1 groep moet zwijgen. Steiner heeft één spreuk gegeven voor de klassen 1-2-3 en een andere spreuk voor de volgende klassen. Als de weekopening per 3 klassen gebeurt, dan kan men daarin verder gaan en elke ochtend 3 klassen samen nemen om de dag te beginnen met spreuk, muziek, en zo men wil, herhalingsoefeningen. Dit zou ook het samenwerken van klassen bevorderen. 
taal   COMBINATIE: combinatie van woordenrijen en tafels. Woordenrij van woorden met 3 letters geeft de tafel van 3. Enz. Ook de deeltafels en optellen en aftrekken worden erbij betrokken. 
taal   COMBINATIE: gecombineerd met beweging (ritmiek). Medeklinkers, klinkers, lettergrepen, metrum enz. 
taal   DICTEE: Als men woordenrijen dicteert (meestal met de bedoeling om aandacht voor bepaalde spellingszaken te vragen), vat die onmiddellijk na het dicteren samen in een verhaal (bij het overlopen van de woorden), zodat er een innerlijke samenhang tussen de woorden ontstaat. Dit verhaal mag grotesk, humoristisch, enz. zijn; zeker niet te ernstig. Daarna nog even wijzen op het specifieke spellingprobleem dat erin verweven zit. 
taal   DICTEE: Dictees die met spelling te maken hebben altijd voorbereiden. De dag ervoor de woordenrij of de tekst opschrijven op het bord, laten overschrijven en thuis laten oefenen. De teksten kunnen ook op een blad meegegeven worden. 
taal   DICTEE: gecombineerd met dierkunde, plantkunde, fysica, aardrijkskunde, geschiedenis, mineralogie, enz. De dictees kunnen inhoudelijk uit andere vakken komen: dierkunde, plantkunde, mineralogie, aardrijkskunde, geschiedenis, muziek (liedteksten) enz. Deze dictees kunnen zowel voorbereid als onvoorbereid gegeven worden, afhankelijk van wat de opzet is. Is het de bedoeling om op spelling te werken: dan voorbereiden, anders niet.
taal   LEZEN: expressief of klassikaal lezen: liefst niet met de hele klas, want is oorzaak van verveling en draagt weinig bij tot het goede lezen. Wél in kleine groepen van maximaal 5 kinderen. Dan kan er veel aandacht gaan naar het inhoudelijk expressief lezen. Nu en dan een moment voorzien waarop enkele kinderen voorlezen voor de hele klas. 
taal   LEZEN: gecombineerd met tal van andere vakken: leesteksten nemen uit geschiedenis, aardrijkskunde, biologie, astronomie, fysica, historische wiskunde met aangepaste opdracht
taal   LEZEN: leren lezen. Een letterbeeld is een geschenk, maar moet daarna een gebruiksartikel worden. Het moet niet langer als een "geschenk" met overdreven eerbied behandeld worden. We hebben de letter gekregen om te gebruiken. 
taal   LEZEN: leren lezen: analyseren en synthetiseren moeten dagelijks gebeuren. Dit kan best door op het bord (of ergens anders in de klas) aparte vakken te voorzien voor het analyseren van zinnen en voor het analyseren van woorden. Ook een aparte ruimte voorzien voor het synthetiseren (van letter tot woord). 
taal   LEZEN: leren lezen: de 4 lettertypes tezamen aanbrengen, waarbij één letterbeeld uit het sprookjesbeeld (of bewegingsbeeld) komt. Het overnemen van de letterbeelden is nog geen schrijven, maar is tekenen (cfr R. Steiner = malen (schilderen)). Het kan dus absoluut geen kwaad om de 4 lettertypes samen aan te bieden. Daarna worden ze elk gebruikt naar hun functie.
taal   LEZEN: leren lezen: niet elke letter moet uit een beeld of een apart sprookje (of verhaal) komen. Eén sprookje kan volstaan om 2, 3, 4 of 5 letters aan te brengen. 
taal   SCHRIJVEN: De kleine drukletter nooit laten schrijven. Als we de kleine drukletter laten schrijven (tekenen) wordt het zéér moeilijk om het gebonden schrift (lopend schrift) op een goede manier onder de knie te krijgen. 
taal   SCHRIJVEN: leren schrijven en lezen vanuit schilderen en vormtekenen. Het schilderen van letters moet niet altijd voorafgaan aan het tekenen of schrijven en lezen ervan, maar kan ook achteraf als herhaling gebeuren. 
taal   SCHRIJVEN: leren schrijven gebeurt vanaf de eerste schooldag van de eerste klas. Namelijk via het tekenen van rechten en krommen en alle mogelijke combinaties en variaties daarop. Dit moet dagelijks gebeuren willen we Steiners uitspraak nakomen die zegt dat het lezen uit het schrijven moet voortvloeien. 
taal   SCHRIJVEN: van zodra het mogelijk is (bijvoorbeeld vanaf het derde trimester in de eerste klas) schrijven de kinderen dagelijks eigen teksten (stelopdrachten of korte opdrachten in functie van taalonderricht of rekenen). Dat de kinderen hierbij spelfouten maken is geen probleem. Door het dagelijks schrijven én corrigeren verdwijnen spelfouten snel. 
taal   SPELLING: leren lezen en schrijven in 1 en 2 en muziek: teksten om het splitsen in lettergrepen te oefenen kunnen best uit de muziek komen. Liedteksten onder een notenbalk zijn altijd gesplitst in lettergrepen. Zo kunnen de kinderen zichzelf ook controleren door ofwel de tekst te zingen of in het liedboek de tekst op te zoeken. Let op het verschil tussen klankgrepen (alleen mondeling) en lettergrepen (schriftelijk). Vergelijk het gesproken ja-mer (klank ja-) met het geschreven jam-mer (lettergreep jam-).
taal   SPELLING: splitsen in lettergrepen met het probleem van al dan niet verdubbelen van de medeklinker kan opgevangen worden door in de eerste klas woordenrijen te maken met woorden van twee lettergrepen zoals bomen, komen, wegen, zagen, vuren  en rijen zoals bokken, bakken, bukken, bekken. Het tweelettergrepenwoord is dan het woordbeeld, het enkelvoud wordt eruit afgeleid. 
taal   STELLEN: gecombineerd met menskunde: creatief schrijven in verband met de zintuigen.
taal * zelfstandig werken   TONEEL: tijdens toneelrepetities de kinderen die niet actief moeten zijn opdrachten geven waaraan ze zelfstandig kunnen werken en waarbij het mogelijk is om de repetitie van de andere kinderen toch min of meer te volgen en waarbij het niet per se nodig is om het werk af te hebben. Geschikte opdrachten zijn: vormtekening maken, tekening over een verhaal maken, woordenrijen aanleggen, opzoekwerk in atlas. Bij voorkeur geen rekentaken. Meetkundige tekeningen kunnen wel als er voldoende plaats is om daaraan te werken (tafels en voldoende licht zijn dan onontbeerlijk). 
taal   TONEEL: Toneel spelen: vooral toneelstukken opvoeren die nauw verbonden zijn met de verhalen of met de leerstof geschiedenis. Toneel is een middel om de leerstof kunstzinnig te verdiepen. 
rekenen   AARDRIJKSKUNDE: rekenen gecombineerd met aardrijkskunde: uitkomsten van sommen gebruiken als oriëntatieopdrachten. Zoveel stappen naar O, naar W of de uitkomsten van de sommen zijn de coördinaten van een bepaalde plaats op aarde. Waar en welke is het? Opzoeken in atlas. 
rekenen   BEWEGING: gecombineerd met beweging (ritmiek): tellen, tafels, stappen van optellingen en aftrekkingen enz. 
rekenen * zelfstandig werken   BEWEGING: gecombineerd met beweging: de opgaven geven, op een andere locatie laten uitvoeren met materialen, terugkomen en oplossing opschrijven. 
rekenen   BREUKEN: breuken gecombineerd met kloklezen: de wijzers van een klok vormen voortdurend verdelingen van de cirkel. Bijvoorbeeld kwart over twaalf = een kwart en driekwart. 20 over 12 is een derde en twee derde. 20 over 1 = 1/4 en 3/4 enz. 
rekenen   BREUKEN: een boek kaarten (kaarstpel) kan goed gebruikt worden bij de tafels maar ook bij de breuken. Voorbeeld: de harten zijn 1/4 van het hele boek
rekenen   BREUKEN: Een maand is 1/12 van een jaar. De lente is 1/4 van het jaar. Nacht en dag: elk is 1/2 van de dag (etmaal)= maar daarover kan gediscussieerd worden (nacht kan ook 1/3 van een etmaal zijn, afhankelijk van het seizoen of van de uren slaap)
rekenen * zelfstandig werken   COMBINATIE: Sommen van een tweede laag voorzien door de uitkomsten zo te schikken dat er in het geheel van de uitkomsten een bijzonderheid te ontdekken valt. Bijvoorbeeld de getallen van een tafel (of een gedeelte ervan). 
rekenen   COMBINEREN: gecombineerde opgaven geven: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen om tot één uitkomst te komen. 
rekenen   DIDACTIEK: niet overdrijven met gebruik van diverse materialen. Zo eenvoudig mogelijk houden. Alle rekenbewerkingen kunnen bijvoorbeeld gedaan worden met de potloden die de kinderen gebruiken. Verschillende materialen gebruiken vergt meer organisatie en leidt de aandacht af. 
rekenen   DIDACTIEK: tafel van 2 kan gecombineerd worden met nummering van bladen in een boek, met nummering van huizen. Pare en onpare (even en oneven) getallen. Met de beweging van de maan. Enz. 
rekenen   GASTRONOMIE: metend rekenen gecombineerd met gastronomie: alle grondstoffen in de lessen gastronomie laten afwegen. Verdelen van gebak enz. 
rekenen   GESCHIEDENIS: rekenen gecombineerd met geschiedenis biedt vele mogelijkheden in 4e, 5e en 6e klas: onder andere combinatiedriehoek van Pascal, hoofdrekenen en Gauss, rij van Fibonacci (hier ook link met taal: lezen van Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman), bevriende getallen en Pythagoras, e.a.
rekenen   GESCHIEDENIS: rekenen gecombineerd met geschiedenis: de rij van voorouders sluit zowel aan bij het binaire rekenen als bij een correcte houding ten opzichte van de tijd. Voorbeeld: Er gaan ongeveer 3 generaties in een eeuw. Zo kun je een wakkerheid ontwikkelen voor bijvoorbeeld de tijd waarin Napoleon heeft geleefd (nu 2 eeuwen geleden = 6 generaties). Karel de Grote leefde in de 66e generatie vóór ons. 
rekenen   HOOFDREKENEN: de 4 hoofdbewerkingen vanaf het begin samen aanbrengen. Niet eerst optellen, dan aftrekken, dan vermenigvuldigen en dan delen. Vanuit het doen vertrekken. 
rekenen   PROEF: De uitkomst (van een gecombineerde oefening) als vertrekpunt gebruiken om via tegenovergestelde bewerkingen te komen tot de originele opgave (die nu dus de uitkomst wordt). Dit kan een wijze van proef zijn. Een negenproef is niet steeds betrouwbaar. 
rekenen   SCHRIJVEN: rekenen gecombineerd met leren schrijven. In rekenschriften kunnen na de sommen enkele lijnen schoonschrift gegeven worden (bijvoorbeeld de hoofdletters van het gebonden schrift in 2e klas). 
rekenen   SCHRIJVEN: rekenen gecombineerd met vormtekenen en/of voorbereidende schrijfoefeningen: in rekenschriften (bladen) kunnen als illustratie vormtekeningen gemaakt worden. Symmetrie- en spiegeloefeningen. Ritmische oefeningen (voorbereidend schrijven). 
meetkunde   TAAL: meetkunde gecombineerd met taal. Vierkant en kubus zijn woorden die ook in de taal (uitdrukkingen bijvoorbeeld) voorkomen. Die betrekken bij de behandeling van vierkant en kubus. 
rekenen   TAAL: rekenen gecombineerd met taal. Rekendictees. De tekst wordt gedicteerd (= onvoorbereid dictee). De kinderen zoeken de oplossing. Dit kan zowel in rekenperiodes als taalperiodes.
rekenen   TAAL: rekenen gecombineerd met taal. Vraagstukken of rekenverhalen kunnen als tekst gegeven worden = begrijpend lezen. De kinderen vertellen na het lezen in eigen bewoordingen wat er gevraagd wordt en zoeken dan de oplossing. Dit kan zowel in reken- als taalperiode. 
rekenen   TAAL: tafels in combinatie met woordenrijen: tafel van 4 kan gecombineerd worden met woorden van 4 letters. Enz. Ook deeltafels, optellen en aftrekken. Woorden kunnen gedicteerd worden, weggenomen worden enz. 
meetkunde   VIJFDE KLAS: gecombineerd met dierkunde, plantkunde, mineralogie in vijfde klas of zesde klas: de Platonische lichamen. De illustraties op de zijvlakken in verband brengen met het getal van het vlak of van het lichaam. Voorbeel: Tetraëder (viervlak): de illustraties gaan over kruisbloemige planten of dieren met 4 poten of 4 vleugels enz. Bij de hexaëder (kubus) illustraties laten aanbrengen ivm zesdelige bloemen (naaktzadigen zoals lelie enz, of insecten of dobbelstenen (juiste configuratie: de som op de overstaande vlakken = 9) of mineralen van de kwartsfamilie (bergkristal, amethist, rookkwarts, rozenkwarts, citrien, carneool enz.). Octaëder (achtvlak): spinnen, schorpioenen. Dodecaëder (twaalfvlak): maanden van het jaar, vijfdelige bloemen en vruchten van de rozenfamilie, uren van de dag. Icosaëder (twintigvlak): uitvindingen van de 20e eeuw zoals tv, video, dvd, computer, printer, scanner, internet, gsm, straalvliegtuig, raket, atoombom, kerncentrale, tgv, autostrade, satelliet, windenergie, zonnepanelen, plastic, spaarlamp, halogeenlamp, ledlichtjes, stofzuiger, microgolfoven, wekkerradio, blender, thermostaat, airco, afstandsbediening, lego, enz.
meetkunde   VIJFDE KLAS: MEETKUNDE VOLGT UIT VORMTEKENEN: De vlakke meetkunde wordt in de derde en de vierde klas al volledig aangezet in het vormtekenen. In de vijfde klas volgt een ervaring daarop in een eerste aanzet tot meetkunde. In de zesde klas wordt de echte meetkunde gegeven. Doordat dit vak zo goed voorbereid wordt in de voorgaande klassen is er veel inzicht en kan men snel en degelijk doorwerken. 
vreemde talen   DIDACTIEK en KLASORGANISATIE: elke klas moet ruimte voorzien om dagelijks Franse en Engelse zinnen, woorden, uitdrukkingen enz. te oefenen. 
vreemde talen   MUZIEK: vreemde taal gecombineerd met muziek: in de lessen vreemde talen veel liederen zingen in die taal en ook laten musiceren op instrumenten en meerstemmigheid of canon laten zingen
vreemde talen   REKENEN en MUZIEK: vreemde taal gecombineerd met rekenen en muziek. Telopdracht geven en daarbij verschillende ritmes en klankkwaliteiten gebruiken. 
muziek   COMBINATIE: het muzikale moet alle andere vakken doordringen. Elk onderdeel van een les kan afgesloten worden of begonnen met een lied. Variëren door op tekst te zingen, op lettergrepen (na, noe, lu, enz) of neuriën. Gebruik liederen die nodig zijn bij de voorbereiding van de feesten of liederen die ondersteunend werken bij het leren spelen op de blokfluit of liederen uit de lessen vreemde talen. 
muziek   VREEMDE TAAL: de muzikale opmaat wordt gecombineerd met vreemde talen, voorbereiding feesten, taal (o.a. splitsen in lettergrepen)
muziek   VREEMDE TAAL: gecombineerd met vreemde talen. Veel liederen in vreemde talen zingen
dierkunde   KLASORGANISATIE: dierkunde kan gedeeltelijk samen gegeven worden aan 3e en 4e klas, maar ook aan 4e en 5e klas. 
plantkunde   KLASORGANISATIE: plantkunde kan in de lente gegeven worden aan 4e en 5e klas samen. Het is het gedeelte van de plantkunde dat gaat over de eenzaadlobbige en tweezaadlobbige planten. Het andere gedeelte van deze periode (zwammen, mos, paardenstaarten, varens, naaktzadige planten enz.) wordt in de herfst in de 5e klas gegeven. 
plantkunde   KLASORGANISATIE: plantkunde kan ook nog gegeven worden in de 6e klas, zodat het mogelijk is om 5e en 6e klas samen te nemen voor dit vak. 
fysica   MENSKUNDE: bij acoustica en optica is er een gelegenheid om aan te sluiten bij menskunde. Die menskunde kan dan als onderdeel van fysica verder uitgewerkt worden of een aparte periode vormen, waarin nog andere elementen van fysica aan bod komen. 
aardrijkskunde * zelfstandig werken   MUZIEK: aardrijkskunde gecombineerd met muziek: in vierde, vijfde en zesde klas: nationale hymnen laten zingen, de muziek noteren, meerstemmigheid in zang en instrumentaal spel. De liederen ook transponeren. Waar mogelijk zelf meerstemmigheid laten zoeken. 
geschiedenis   REKENEN en MEETKUNDE: Romeinse geschiedenis en rekenen of meetkunde: Pythagoras
aardrijkskunde   REKENEN: aardrijkskunde gecombineerd met rekenen: een reeks sommen (4 hoofdbewerkingen) gebruiken als oriëntatieopdracht. Zoveel stappen naar O, zoveel naar W enz. 
geschiedenis   REKENEN: geschiedenis gecombineerd met rekenen: combinatiedriehoek van Pascal
geschiedenis   REKENEN: geschiedenis gecombineerd met rekenen: Egyptisch rekenen en binaire getallen
geschiedenis   REKENEN: geschiedenis gecombineerd met rekenen: leeftijden berekenen van historische figuren aan de hand van geboortedatum en sterfdatum. Of hoe lang is het geleden dat een bepaald feit zich afgespeeld heeft, of dat iemand geboren is? De ouderdom van gebouwen (soms staat het bouwjaar op de gevel) enz. 
aardrijkskunde   TAAL: aardrijkskunde gecombineerd met taal. Kleinere onderwerpen in aardrijkskunde kunnen als dictee gegeven worden. Bijvoorbeeld korte beschrijvingen van gemeenten, planeten of sterren of andere zaken. 
dierkunde   TAAL: dierkunde gecombineerd met taal: creatief schrijven: zich inleven in een dier.
geschiedenis   TAAL: gecombineerd met taal (creatief schrijven): beluisterde verhalen opschrijven, eigen teksten schrijven, 
fysica * zelfstandig werken   TAAL: gecombineerd met taal: de opdracht voor een proef als tekst geven om te lezen (begrijpend lezen). Dan in eigen bewoordingen laten weergeven en de proef laten uitvoeren. 
lichamelijke opvoeding   MENSKUNDE: lichamelijke opvoeding gecombineerd met menskunde: bewegingen laten uitvoeren vóór spiegels
lichamelijke opvoeding   MUZIEK: lichamelijke opvoeding gecombineerd met muziek: kinder- en volksdansen uitvoeren waarbij enkele kinderen de muziek spelen. Dit kan ook met 2 klassen samen, waarbij een klas musiceert en een klas danst. De klassen wisselen regelmatig om. 
lichamelijke opvoeding   SCHRIJVEN: lichamelijke opvoeding gecombineerd met leren lezen en schrijven: sommige lettervormen kunnen vanuit de beweging gebeuren. Ook het voorbereidend schrijven kan ondersteund worden door bewegingen: stappen, lopen enz. 
lichamelijke opvoeding   SCHRIJVEN: lichamelijke opvoeding gecombineerd met leren typen: bewegingen laten uitvoeren in de ruimte (lopen, springen enz) zoals de letters op een toetsenbord gerangschikt staan. 
vormtekenen   AARDRIJKSKUNDE: vormtekenen gecombineerd met aardrijkskunde (klassen 4, 5 en 6): bepaalde figuren komen uit bestaande gebouwen of zijn te vinden in boeken op bepaalde plaatsen. Teken op een helft van het blad met de vormtekening of de achterkant ervan de landkaart of een gedeelte ervan en duid de stad of plaats aan. 
schrijven   ONTWIKKELING VAN HET SCHRIJVEN: Het schrijven (van lopend of gebonden schrift) ontwikkelt zich in de loop van het eerste leerjaar (groep 3) vanuit het vormtekenen. Het gebonden schrift laten ontstaan uit de gedrukte letter is geen goede methode omdat deze niet aansluit bij de ontwikkeling van de motoriek van het kind. 
schrijven   PENGREEP: vanaf de kleuterschool moet er aandacht zijn voor een correcte pengreep. Aanvankelijk krijgen de peuters-kleuters nog volledige vrijheid in het hanteren van krijtjes, potloden enz.. Maar geleidelijk heeft de kleuterleider/-leidster aandacht voor de juiste greep. Werken met waskrijtblokjes kan bij de jongste kleuters wél (maar mag geen verplichting zijn) maar daarna komen waskrijtjes, dan dikke kleurpotloden en ten slotte fijne (gewone) kleurpotloden aan bod. Kinderen die naar de eerste klas gaan moeten in elk geval de gewoonte hebben om met fijne potloden te tekenen of te schrijven. 
tekenen   TAAL: Laat op de achterkant van het blad waarop een tekening gemaakt wordt over een verhaal de namen van personages, plaatsen enz. opschrijven. Dit is een goede steun om later aan de hand van de tekening het verhaal te reconstrueren. De leerkracht heeft de namen op het bord gezet, in de volgorde waarin ze in het verhaal verschijnen. Voor de kinderen is dat een goede houvast om het verhaal te volgen en later (met de namenlijst op hun tekenblad) is het een steun bij het navertellen. 
schilderen   TAAL: schilderen gecombineerd met taal. Als onderwerp een verhaal nemen dat eerder verteld werd. De leerlingen reconstrueren het verhaal zelf via een gespreksronde of een leerling (enkele leerlingen) vertelt (vertellen) het verhaal in eigen bewoordingen. 
schilderen   VREEMDE TAAL: schilderen gecombineerd met vreemde talen. Schilderen kan ook in een andere taal gegeven worden (niet altijd, maar bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode). Dit kan van zodra de woordenschat in verband met schilderen gekend is. 
schoolfeesten   GROOTOUDERFEEST en dergelijke kunnen best vermeden worden. Het is veel zinvoller om feesten te vieren die verbonden zijn met de seizoenen en/of een religieuze achtergrond hebben. Het verdient de voorkeur om ouders, grootouders en anderen uit te nodigen op elk schoolfeest. 
schoolfeesten   JAARFEESTEN- SEIZOENFEESTEN: Jaar- of seizoenfeesten zijn feesten die met de loop van het jaar (kerkelijk jaar) en de seizoenen te maken hebben. In de herfst het herfstfeest (Michaëlsfeest, oogstfeest). In de winter het sinterklaasfeest, het adventsfeest, het kerstfeest, het driekoningenfeest, lichtmis en carnaval (deze laatste twee feesten noemt men ook omkeringsfeesten). In de lente het palmpasenfeest, het paasfeest en het pinksterfeest. In de zomer het midzomerfeest (Sint-Jansfeest). Dit zijn feesten die in elk schooljaar moeten terugkomen en geen van die feesten mag ontbreken. Daarnaast zijn er nog andere feesten op school die meer verband houden met het pedagogisch-didactische werk.
schoolfeesten   PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE FEESTEN: 1e dag van het schooljaar (verhaal door een leerkracht, zang, muziek enz), laatste dag van het schooljaar (toneel door 1 of meer klassen). In de loop van het schooljaar kunnen ook 1 of 2 didactische feesten ingelast worden, waarbij activiteiten uit de klas getoond worden zoals muziek, toneel, ritmiek enz. 
schoolfeesten   VOORBEREIDING en VIERING VAN DE SCHOOLFEESTEN: Het uitgangspunt hierbij is dat elk feest door leerkrachten en kinderen samen georganiseerd worden. De inbreng van ouders op schoolfeesten kan nooit een MOETEN zijn, maar een MOGEN. 
visie en achtergrondinformatie   ANTROPOSOFIE (steinerscholen): antroposofie kan een rijke inspiratiebron zijn om de didactische mogelijkheden van een leerkracht te ontwikkelen en te vergroten. Maar antroposofie mag niet in de pedagogische praktijk aan bod komen. Niet in de leerstof (opletten bij bijvoorbeeld mens- en dierkunde, bij plantkunde en andere vakken) en niet in de teksten die aan bod komen (opletten met bepaalde spreuken). De steinerschool mag geen antroposofische school worden. 
visie en achtergrondinformatie   LEERSTOF: De leerstof is in overeenstemming met de fase waarin het kind verkeert en sluit aan op de behoefte van het kind. Dit is een belangrijke uitspraak van Rudolf Steiner. Leerkrachten zullen goed kijken naar de ontwikkeling van elk individueel kind en hun onderricht voor dat kind daaraan aanpassen. Niet alleen uitgaan van de ontwikkelingsfasen zoals die algemeen geduid worden door R. Steiner. Leerkrachten moeten er ook rekening mee houden dat de ontwikkeling van kinderen in 2010 enigszins verschilt van kinderen in 1919 (toen Steiner zijn aanwijzingen gaf voor de Waldorfpedagogie).