BAVO, 1 oktober

Luc Cielen in Rinkkrant 902 van 30 september 2005


De heden ten dage in Vlaanderen meest bekende Bavo is nieuwsanker bij de VRT: Bavo Claes. Vandaag, vrijdag 30 september, presenteert hij voor de laatste keer het nieuws. Morgen, op zijn naamdag, gaat hij op pensioen. Straks iets meer over deze Bavo, want zijn illustere naamgenoot en voorganger krijgt hier hoe dan ook voorrang.

 

Het gaat over Bavo die in feite Allowinus heette en leefde in de zevende eeuw. Mijn verhaal over deze heilige zal heel beknopt zijn, want er is zo goed als niets over hem bekend. Wel zijn er vitae (levensbeschrijvingen) over hem verschenen, maar die zijn allemaal lange tijd na zijn dood verschenen, en dragen haast niets bij tot enige historische waarheid. Verdichtsels schijnen er voldoende te zijn, maar niet zo bekend.

 

Wat we van Bavo weten is dit:

Hij werd geboren in 589 ergens bij Luik in Haspengouw; het geboortejaar is niet honderd procent zeker. Hij werd ridder - daarom wordt hij dikwijls met een valk afgebeeld - en leefde er naar het schijnt nogal op los. Een middeleeuwse hagiograaf (beschrijver van heiligenlevens) komt er eerlijk voor uit: “Bavo was een tiran voor zijn onderdanen, hij volhardde in de zonde en brandde van wellust.”

 

Tot hij op een dag de heilige Amandus van Elnon (meer over deze heilige in Rinkkrant 720) ontmoette. Hij bekeerde zich en begon een vrij voorbeeldige levenswandel na te streven.

 

Hij huwde zelfs; de ‘gelukkige’ was een dochter van graaf Adilio. Ze stierf jong, waarop Bavo in het klooster trad, in het door Amandus gestichte klooster van Gent. Het klooster zal later de naam van Bavo dragen: Sint Baafs.

Sint Amandus was een rondtrekkende missionaris, en Bavo schijnt hem een tijd lang op zijn tochten vergezeld te hebben. Maar zoals vele tijdgenoten hunkerde hij naar een leven als kluizenaar. Zelfs het kloosterleven was te druk voor hem. Hij trok zich daarom terug in een holle boom. Die moet in de buurt van Gent hebben gestaan. Andere bronnen zeggen dat hij zich een cel, een kluis bouwde tegen de kloostermuur en dat hij daarin zijn laatste dagen sleet.

Hij zou gestorven zijn op 1 oktober - daarom wordt hij op deze datum herdacht - ergens tussen de jaren 650 en 655.


Bavo had ook een zus die heilig werd, zij heet Odilia Van Orp. Dit is echter niet de algemeen bekende heilige Odilia die op 13 december wordt gevierd.

Uit zijn huwelijk had hij een dochter die ook al heilig werd en vereerd wordt als de heilige Algetrudis of Adeltrudis van Wintershoven. Zij is medestichtster van de abdij van Munsterbilzen.

In de late Middeleeuwen werd het bij koningen en keizers mode om minstens een heilige in hun stamboom te hebben. Dat die heilige er met de haren werd bij gesleurd, was geen bezwaar. Maximiliaan van Oostenrijk presteerde het om afstammeling te zijn van de heilige Bavo. Maar of iemand daar geloof aan hechtte?


Legenden

Eens verscheen er boven het hoofd van Bavo, die in meditatie en gebed was verzonken, een lichtend kruis.


Of het iets met Bavo te maken heeft, weet ik niet, maar er wordt verteld dat de kerk van de abdij een toren miste. Dat kwam omdat de pas gebouwde spits door heksen werd geraakt, waardoor hij afbrandde en nooit meer heropgebouwd werd.


Toen Bavo werd begraven kwam er een vrouw die door de duivel was bezeten bij de lijkbaar. Ze raakte het lijk aan, waarop de duivel haar krijsend verliet. Ze was genezen. Het was het eerste van een lange rij wonderen die op zijn graf gebeurden.


Het stoffelijk overschot van Bavo werd overgebracht naar de abdij in Gent. Later werd, wegens de grote verering van de heilige zijn naam aan de abdij verbonden, en werd de naam van de stichter naar het tweede plan verdrongen. Daardoor werd Bavo ook de patroon van de stad Gent. Maar in latere tijden werd een gedeelte van zijn gebeente overgebracht naar Haarlem, zodat hij ook daar patroon van de stad werd. Daarover gaat de volgende legende:

In het jaar 1268 belegerden de Kennemers de stad Haarlem. De stad verkeerde in grote nood, maar de aanvoerder, Gijsbrecht van Amstel, riep de heilige Bavo aan, en zie, Bavo verscheen boven op de wolken in vol ridderornaat. In zijn rechterhand droeg hij een geheven zwaard, op zijn linkerarm een valk. Deze verschijning joeg de vijand zo’n angst aan, dat hij de belegering ophief.

Uit dankbaarheid lieten de Haarlemmers een beeld van hun schutspatroon maken en plaatsten het bovenaan de gevel van het zuidelijke dwarsschip. Toen in de zestiende eeuw de beeldenstormers probeerden hem van zijn voetstuk te halen, sneed het beeld zelf met het zwaard de touwen door. De ladders waarop de beeldenstormers stonden kantelden en velen vielen te pletter op de straatstenen.


De naam

Bavo kan afgeleid zijn van het Latijn en betekent dan: ‘ik blaf’. Een andere uitleg zegt echter dat het een troetelnaam is en gewoon ‘baby’ betekent. Bavo en het Engelse baby zouden etymologisch verwant zijn.

Oorspronkelijk heette Bavo Alwin, een naam die ook gespeld wordt als Allowin, Alloyne, Alewijn, Adlowin, Adelwin en Allovin.

De naam wordt dikwijls afgekort tot Baaf. Zo vinden we hem in plaatsnamen terug. De Sint-Baafsabdij, de Sint-Baafskathedraal, Sint-Baafs-Vijve enz.

Op zijn feestdag (1 oktober) werd er steeds een feestelijke mis gevierd. Men noemde die dag dan ook Sint-Baafsmis. Dat werd afgekort tot Bamis. En onder die naam is de feestdag dan weer bekend in de volkstaal. In Gent vierde men op die datum een ‘Bamisfoor’.

In de weerkunde spreekt men over Bamisweer. Dat betekent herfstweer, omdat omstreeks Bamis het typische herfstweer met wind en regen inzet.

Omdat 1 oktober in Vlaanderen de landpacht verviel of vernieuwd werd - met de daarbij horende betaling - bestond er een rijmpje:

 

           Daar zijn twee kwa getijen in ‘t jaar

           Zei boer Naestens

           Pasen als men moet zeggen

           En Baumesse als men moet leggen.

 

In het Frans zegt men Bavon.

In het Spaans heet hij Bavón. In het Portugees is het Bavon.


Andere voornamen die hun oorsprong vinden bij Bavo zijn: Bauwe, Baue, Bauke, Baukelina, Baukdina, Bavolica, Bavonia, Baafje, Baafke, Baaie, Baaike en Baye.


Er zijn ook familienamen van deze voornaam afgeleid. De familienamen Bauwen, Bauenga, Baafse, Bauwes, Bavema, Baven, Bavinck, Baving, Bavinga, Bavius, Bouwijn, Bouwes en Bavin zijn in België niet bekend. Wel hebben we Bavin (1), Boeuwens (2), Bauens (3) en Bouws (3); Bawens (15), Beauwens (32), Beauwin (39), Bauens (49), Bauvin (52), Bauwin (281), Bouwen (400), Bouwens (455), Baweins (456) en Bauwens (6130).

Aan het grote aantal afgeleide voor- en familienamen is toch wel te zien dat Bavo ooit heel populair was in Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankijk.

In de Bauwinkazerne in Kapellen is nu het asielcentrum ondergebracht.


Geografisch is zijn naam terug te vinden in Sint-Baafs-Vijve, in Bavinckhove en Bavegem.


Bavo in de kunst

Rubens schilderde een ‘bekering van Sint Bavo’. In de Sint-Baafsabdij bevindt zich een 15e eeuws fresco waarop hij is afgebeeld. Rogier Van der Weyden schilderde hem, net als Hiëronymus Bosch (Triptiek van het laatste Oordeel).

Veel meer roem oogstte Bavo echter met ‘Het Lam Gods’ dat in de naar hem genoemde kathedraal hangt.

In het lichtere kunstgenre, ook wel kleinkunst genoemd, komen we zijn naam tegen in het destijds hier te lande zeer gekende lied van Miel Cools op muziek van Bert Broes:      

 

                                 Boer Bavo                              

Boer Bavo bebouwde plichtelijk zijn land

Hij betaalde belasting aan’’t vaderland

Hij ging elke zondag naar de mis

Hij was op elke begrafenis

Hij zetelde in de gemeenteraad

Hij gold als een toonbeeld van orde en maat

Hij zorgde voorbeeldig voor zijn gezin

Hij sprak vol lof over zijn boerin

In zeden en zaken zo solied

Een tweede boer Bavo was er niet,

maar Bavo kneep de katjes in het donker

Hij kneep de katjes bij nacht

Hij kneep ze bij nevel, bij sterrengeflonker

Hij kneep ze, maar kneep ze zacht

En was er eens eentje dat weende of riep

Geen mens die het hoorde of zag

Boer Bavo kneep katjes in het geniep

En ploegde zijn veld bij dag

Boer Bavo was lid van de kerkfabriek

Hij zorgde voor kaarslicht en voor muziek

Hij droeg een fakkel in elke stoet

Hij heeft elke vastentijd geboet

Hij was een voorman, een ijveraar

Hij ijverde vurig het ganse jaar

Hij heeft zich stug elk plezier ontzegd

Het hoofd rechtop en de blik onthecht

Boer Bavo was waarlijk zo solied Een boer zoals men er zelden ziet,

maar Bavo kneep de katjes in het donker

Hij kneep de katjes bij nacht

Hij kneep ze bij nevel, bij sterrengeflonker

Hij kneep ze, maar kneep ze zacht

En was er eens eentje dat weende of riep

Geen mens die het hoorde of zag

Boer Bavo kneep katjes in het geniep

En ploegde zijn veld bij dag

De eeuwigheid piepte op een kier

Boer Bavo werd vreedzame rentenier

In een herenhuis dichtbij de kerk

Vanwaar hij de plek zag voor zijn zerk

Het werd een lijkmis vol pracht en praal

De katjes waren er allemaal

Ze luisterden stilletjes naar het sermoen

Ze weenden, maar konden er niets aan doen

Ze hadden om Bavo zo’n verdriet

Hij was zo zacht en toch zo solied,

want Bavo kneep de katjes in het donker

Hij kneep de katjes bij nacht

Hij kneep ze bij nevel, bij sterrengeflonker

Hij kneep ze, maar kneep ze zacht

De katjes kochten een grote tuil

En knikten uit allemacht

Toen de schepen zei bij d’’ open kuil

Bavo ijverde dag en nacht

 

Nu nog even terug naar Bavo Claes.

1968 was net voorbij, maar de geest van dat jaar waaide nog hevig. Studentenstad Leuven kende haar roerige jaren. In de Vlamingenstraat opende ik, student musicologie, en pas gehuwd, een studentencafé. Ik moest ergens een inkomen vandaan halen.

 

Dat café was in zijn begindagen gekend om zijn sixtiesinterieur (een voorbeeld van recuperatie in positieve zin noemde een weekblad het), maar vooral om het uitgebreide aanbod aan stripverhalen. Avond na avond zat het café stampvol en was het er tegelijk muisstil. Maar toen de strips totaal versleten waren bloeide het café open tot een verzamelplaats van folk. Groep Rum streek er neer, en woonde er zelfs. Flamenco was toen een van de genres die regelmatig aan bod kwamen. Mijn dochter draagt er nog de gevolgen van, al was ze toen niet eens geboren.

 

Een van de trouwste klanten was Bavo Claes, toen nog student Romaanse Filologie. En hij genoot van een van de voorrechten die trouwe klanten hadden. Ik kookte twee heel grote ketels soep: een tomatensoep (met veel groenten), en een uiensoep (ajuinsoep). Als die ketels leeg waren kookte ik nieuwe. En wie dan als eerste een kom soep bestelde kreeg die gratis. Bavo was er als de kippen bij, hij stond zelfs in de keuken in de soep te roeren om toch maar als eerste aan bod te komen. Het was hem gegund, want hij was een zeer welgekomen gast. En morgen op pensioen.


Bavo en Rinkrank

Reeds tweemaal is een klas op schoolreis geweest naar Wintershoven, het dorp dat zijn naam gaf aan de dochter van Sint Bavo werd genoemd.

Op school zingen we een herfstlied waarin Bavo ter sprake komt. Het is oorspronkelijk een Engels lied uit de zestiende eeuw.

 

Als de herfst de zomer verjaagt,

Vangt dra de winter aan.

Schaduwen nijgen,

sterren stijgen,

onder de bamismaan

 

Bamismaan is de volle herfstmaan omstreeks het feest van Bavo. Dit jaar komt de Bamismaan echter veertien dagen na het feest.

Bamismaan heet in het Engels Harvest Moon. In het woord harvest klinkt ook het Nederlandse herfst door, wat oogst betekent. Harvest Moon is de eerste volle maan van de herfst, en dat is dus de herfstmaan of bamismaan.