31 januari : DON BOSCO

Luc Cielen in Rinkkrant 619 van 31 januari 2003


Het moet al meer dan 45 jaar geleden zijn dat ik een stripverhaal over Don Bosco las. Hoogstwaarschijnlijk was het uit de reeks ‘Historische verhalen’ van het weekblad ‘Robbedoes’ (Oom Wim vertelt) , maar helemaal zeker ben ik daar niet meer van. In elk geval, één beeld uit die strip is me bijgebleven : de jonge Don Bosco die hoog boven de grond op een touw balanceert. Hij was een duvel-doet-al en dus ook hobby-circusartiest. Het heeft hem later, na zijn dood en heiligverklaring, het patronaat over de circusartiesten opgeleverd.

 

Zijn naam is nu onlosmakelijk verbonden met beroeps- en technische scholen. En ergens in de buurt van Brussel (Schaarbeek ?) heb ik een neef die daarin heel actief leidinggevend is, bij de salesianen, een priesterorde die zich vooral toelegt op onderwijs aan kansarme jongeren. Op te vatten als jongeren die door omstandigheden of capaciteiten niet in het ASO terecht kunnen, en daarom in technisch of beroepsonderwijs terecht komen. Daarmee doen de salesianen hun stichter alle eer aan, want ook Don Bosco heeft zich zijn hele leven lang voor die kansarme jeugd ingezet.

 

Don Bosco werd op 16 augustus 1815 als Giovanni Bosco geboren in het dorp Becchi bij Turijn (nu de industriestad van de FIAT - decennia lang gedomineerd door de familie Agnelli) in Noord-Italië. Zijn vader stierf toen Giovanni twee jaar oud was. Zijn moeder stond er van dan af alleen voor en voedde hem in de grootste armoede op. Er was toen toch al een mogelijkheid om een begaafde leerling een priesteropleiding te geven - meestal dank zij giften - en in 1841 werd Giovanni priester gewijd. Sindsdien werd hij dan ook Don genoemd. Hij was wel een heel speciale priester. Hij was een echte durfal, heel lenig en sportief. Zijn handel en wandel strookte niet echt met wat men van een priester in die dagen verwachtte. Zeker niet, toen hij op een dag geconfronteerd werd met een jongen van vijftien jaar die compleet uitgehongerd was. Don Bosco ontfermde zich over de jongen, gaf hem te eten en bezorgde hem ook een bed. Die jongen was daarover zo in de wolken dat hij bij de wees- en straatjongens daarover opschepte en het gevolg was dat een week later er zes van die exemplaren op de stoep van Bosco stonden. Don Bosco had ineens zijn roeping gevonden. Hij trok zich het lot van deze jongens aan en begon met hen te werken. Eerder spelend werken. Tegen de bal sjotten, de clown uithangen en circusartiest spelen en allerlei avonturen uithalen. Hij begon voor hen te bedelen en zocht werk voor hen. De gegoede burgerij was niet zo opgezet met zo’n priester en gaf wel wat (aalmoezen geven was een christelijke plicht) maar niemand durfde zich echt engageren. Zijn collega-priesters waren ook beschaamd voor hem. Maar Don Bosco was een volhouder en bleef her en der aandringen en slaagde er op de duur in een schuur te mogen gebruiken als jeugdhuis en slaapplaats. Daar begon zijn pedagogisch werk. En dat ondanks alle soorten bedreigingen. Hij werd zelfs voor gek verklaard. Maar hij ging door en vond nog de meeste medewerking bij zijn moeder; die stond dagelijks spaghetti te koken voor de bende. Don Bosco was echter niet alleen goed in het organiseren van jeugdopvang, hij had ook klare pedagogische inzichten en schreef daarover een boek “De verstandige jongen”, waarvan hij meer dan zes miljoen exemplaren verkocht. Dat bracht geld op en tezamen met de toenemende giften kon hij zijn eerste ‘oratorium’ oprichten : een ambachtsschool. Zijn pedagogisch uitgangspunt was : ‘opvoeding zonder straf’. Alleen aanmoediging, aandacht en eerlijke liefde voor de leerling waren het ideaal. Niet het uitoefenen van gezag, maar een goede, liefdevolle begeleiding: dat hebben jongeren nodig. Fouten voorkomen en het goede opvallend belonen : dat kenmerkte zijn pedagogie.

 

Hij kreeg vrij snel medewerkers en stichtte daarom de congregatie van de salesianen, en later een congregatie voor vrouwen de ‘Dochters van Maria’.

Men noemt hem ‘De koning van de straatjongens’ en ‘apostel van de verwaarloosde jeugd’.

 

Hij stierf in Turijn op 31 januari 1888. Zijn lichaam ligt in een glazen kist in de kerk van de salesianen in Turijn. Je kan het daar bezoeken.

 

In 1934 - nadat er dank zij hem talloze wonderen waren gebeurd - werd hij heilig verklaard. En opeens was de gezette burgerij wel opgezet met hem.

Zijn pedagogisch werk gaat tot in onze dagen voort. Nog op vele plaatsen vind je ‘Don Boscoscholen’, ook in Antwerpen.

 

Hij is nu de beschermheilige van de circusartiesten, van de schooljongens, van de dansers en de jongens die op leercontract werken. Ook de katholieke uitgevers beschouwen hem als hun patroon. Zijn pedagogische uitgangspunten zijn ook in Rinkrank terug te vinden, zij het iets minder opvallend dan in Bosco’s tijd, want zo werkt dat nu niet meer. In elk geval : Don Bosco is één van de grote pedagogen van zijn tijd; een tijd waarin de moderne pedagogische opvattingen hun wortels hebben. Alleen al om die reden mag hij niet vergeten worden.