Fatsoenlijk kunnen luisteren en lezen, dat is de basis voor alles

Ann Van Den Broek

De Morgen, 5 april 2019

 

De kennis van het Nederlands is opnieuw gedaald. Amper acht op de tien leerlingen voldoen op het einde van de basisschool aan de eindtermen, een steeds groter wordende groep haalt die minimumdoelstellingen niet. Zowel voor lezen als voor luisteren scoorden de zesdejaars in 2018 significant slechter dan vijf jaar eerder.

 

Van de leerlingen uit het zesde leerjaar haalde in 2018 84 procent de eindtermen voor lezen; 82 procent haalde die voor luisteren. Dat is een aanzienlijke daling ten opzichte van vijf jaar eerder: in 2013 haalde 92 procent nog de minimumlat voor lezen en 87 procent die voor luisteren. Dat blijkt uit nieuwe peilingen in opdracht van de Vlaamse overheid, die op het einde van vorig schooljaar werden afgenomen bij 3.119 leerlingen uit 119 basisscholen over heel Vlaanderen, verspreid over de drie onderwijsnetten.

De resultaten zijn een nieuwe alarmbel, nadat in 2016 de lichten al op rood waren gesprongen. Uit de internationale vergelijkende studie naar taalvaardigheid PIRLS bleek toen dat Vlaamse leerlingen er in tien jaar tijd spectaculair op achteruitgegaan waren in begrijpend lezen.

 

Naar de redenen voor de neergang van de kennis van het Nederlands is het nog steeds zoeken. Uit de peilingen blijkt weliswaar dat kinderen die thuis een andere taal spreken slechter scoren dan wie thuis altijd Nederlands praat, eerder onderzoek wees ook al uit dat de sociale achtergrond van de leerlingen niet alleen een beslissende factor kan zijn. Vermoedelijk speelt ook het lagere niveau van de nieuwe leerkrachten een rol, net zoals de veranderende maatschappij.

 

Nederlands is lang niet het enige probleemgebied. Ook de peilingen voor wiskunde, die gisteren eveneens werden voorgesteld, zijn slecht. Ze bevestigen de vaststelling die professor emeritus Jan Van Damme (KU Leuven) maandag al deed in deze krant: dat de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs sinds de eeuwwisseling in vrije val is.

 

Die boodschap lijkt nu luid en duidelijk te zijn aangekomen bij alle actoren in het onderwijsveld. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) pleit voor een kwaliteitscultuur in de scholen. “Ze moeten focussen op hun kerntaken”, benadrukt zij. “Daarnaast mag er ruimte zijn voor hun eigen pedagogisch project. Maar fatsoenlijk kunnen luisteren en lezen, dat is de basis voor alles.

 

Nieuwe eindtermen voor het lager onderwijs en minimale doelstellingen voor de kleuterschool moeten daarbij helpen. Een taak die weggelegd zal zijn voor de komende Vlaamse regering. Al heeft die eerst de nieuwe eindtermen van de tweede en derde graad secundair onderwijs nog op haar bord: alleen voor de eerste graad zijn de nieuwe doelstellingen al klaar.

 

Sowieso is het tijd voor een professionele aanpak om ons onderwijs beter te maken. “Die hebben we vandaag niet”, geeft Crevits toe. Zij wil dat inspectie, overheid en koepels daarvoor beter gaan samenwerken.

 

Professor onderwijskunde Bieke De Fraine (KU Leuven) hoopt vooral dat het onderwijsveld voortaan zijn afkeer voor meten van leerlingenprestaties zal laten vallen. “Of dat nu met centrale toetsen, met peilingen of op een andere manier gebeurt, maakt me weinig uit. Hoofdzaak is dat we eindelijk weten wat ons onderwijs oplevert. Het doel is toch nog steeds dat kinderen iets leren. Laat ons dat dan ook proberen vast te stellen.”