FINA van SAN GIMIGNANO

Luc Cielen in Rinkkrant 722 van 5 maart 2004


Eén week vóór de feestdag van Jozef, vieren we Jozefina. De naam is zichtbaar afgeleid van Jozef en is er ook gewoon de vrouwelijke pendant van.

In het Nederlands kom je de naam tegen onder de vorm Jozefien, Josephina, Josefina, Jozefa, Fien, Fina. In het Frans is het meestal Fine of Joséphine of Josèphe. In het Italiaans klinkt het als Giuseppa en Giuseppina, maar ook als Fina.

 

Maar er iets met deze Fina : in het Engels heet ze Seraphina en in het Frans wordt ze ook Séraphine genoemd, en dat is niet afgeleid van Jozef, maar van de naam van het drievoudig gevleugelde engelengeslacht der Serafijnen. Dat zijn de engelen over wie gezegd wordt dat ze aanhoudend voor Gods troon het drievoudig ‘Heilig’ uitroepen. Op schilderijen herken je deze engelen aan de drie paar vleugels die ze op de rug dragen.

 

Het verhaal over deze Fina begint dus al met een onduidelijkheid wat de naam betreft.

Maar de rest van het verhaal brengt meer duidelijkheid. Ze is niet voor niets de patrones van de stad San Gimignano in Toscane. Een stad die in alle Toscanebrochures te vinden is en dagelijks door horden toeristen onder de voet wordt gelopen. Maar Fina? Die hebben ze meestal niet gezien, nooit van gehoord. San Gimignano wel natuurlijk, met al die middeleeuwse wolkenkrabbers, restanten van vetes tussen rijke stadsbewoners, al bestaat er ook een vermoeden dat de torens niet gebouwd zijn om elkaar de loef af te steken, maar gewoon omdat men daarin de pas met saffraan gekleurde weefsels kon te drogen hangen. Laat het me houden op de familievetes (tussen Welfen en Ghibbelijnen, per slot van rekening bevinden we ons in Italië). Wel, terwijl die vetes heen en weer werden uitgevochten - deels door het bouwen van steeds hogere torens om de concurrentie de loef af te steken, deels door minder aangename bezigheden - werd daar in 1238 (op het hoogtepunt van de macht van San Gimignano) een meisje geboren in een uiterst arm gezin. Het meisje droeg de naam Fina. Over haar gaat dit verhaal.

 

Ze had al weinig te eten en was dus van jongsaf aan al mager en uitgeteerd. Maar als kind al was ze zo vervuld van liefde voor de armen, dat ze zelfs dat weinige eten nog met hen deelde. Ze leed bovendien altijd pijn, en dat zal ook wel meegespeeld hebben, want pijn spoort niet direct aan tot het nuttigen van copieuze maaltijden, mocht ze die al gekregen hebben. Bovendien werd het arme meisje gekweld door afschuwelijke ziekten die vergezeld van armoede, ondervoeding en, laat ons eerlijk zijn, onophoudelijke verwaarlozing, niet veel uitzicht boden op een gelukkig leven. Ze was ook zeer christelijk en op de een of andere manier had ze de kloosterregel van Sint Benedictus leren kennen. Omdat ze te arm en te ziek was om in een klooster te gaan, leefde ze thuis dan maar volgens die kloosterregels. En ondanks pijn en ziekte wilde ze zichzelf nog zwaardere beproevingen opleggen, en daarom lag ze voortdurend op een plank, die haar allerlei bijzonder pijnlijke en etterende, stinkende doorligwonden opleverde. Daar kreeg ze visioenen van God en de pausen, maar ook van duivels en monsters.

 

Op haar tiende was ze volledig verlamd. Haar ouders stierven kort na elkaar zodat ze overgeleverd was aan de zorg van goede zielen. Twee waren er die zich over haar ontfermden, een vrouw uit de buurt en een blinde jongen. Aan die jongen vertelde ze in geuren en kleuren over haar hemelse visioenen.

Temidden van zo een hemels visioen sterft ze. Niemand in haar omgeving weet ervan. Eenzaam en verlaten ligt ze daar, 15 jaar oud. Maar dan beginnen opeens alle klokken in San Gimignano te luiden. Het zijn de engelen zelf die de klokken in beweging brengen en zo de hele stad op de hoogte brengen van haar overlijden. De buurt en nog vele andere mensen lopen te hoop en vinden het uitgeteerde lichaam in de armoedige woonst. En wat zien ze nog? Uit de plank waarop Fina ligt ontspruiten eenvoudige bloempjes : maartse viooltjes. Die bloempjes heten sindsdien in het Italiaans: fioretti di Santa Fina. Ze wordt dan ook afgebeeld liggend op een plank die vol maartse viooltjes staat. De bloempjes verspreiden zich razendsnel vanaf de sterfplank tot op de straat en even later zelfs tot op de wallen en de torens van de stad. Het eerste wonder.

Op het ogenblik van haar dood was alleen de blinde jongen bij haar. De tranen stromen uit zijn ogen en daardoor gebeurt er een tweede wonder : hij kan weer zien !

 

Natuurlijk kunnen de inwoners van San Gimignano niet anders of deze jonge maagd, deze heilige, moet met de nodige eerbied begraven worden. Ze wordt dan ook in de Dom begraven, waar in 1468 zelfs een aparte kapel ter harer ere wordt ingericht, verlucht met fresco’s van Giuliano da Maiana. Die kapel is nog steeds te bezichtigen, maar in de toeristische folders krijgt ze niet veel aandacht. Alle aandacht gaat natuurlijk uit naar de 13 (of zijn het er 15?) hoge torens die als primitieve wolkenkrabbers de skyline van de stad bepalen. Even de noord-zuid gerichte hoofdstraat op en af wandelen, een kaartje en een souveniertje kopen en dan weer de bus in, verder naar Siena of Firenze of ...

Neen, Fina is dan wel de patrones van een van de beroemdste steden van de wereld, maar de aandacht die ze niet kreeg tijdens haar leven krijgt ze ook nu nog steeds niet.

 

Maar als je een van de komende dagen een maarts viooltje ziet - dat zijn die kleine viooltjes die je in bermen en bossen kan tegenkomen - denk dan eens even aan FINA. Het arme meisje uit San Gimignano, niet te verwarren met die petroleumraffinaderij. Die heeft er niets, maar dan ook niets mee te maken.

Nog steeds bloeien op haar sterfdag, 12 maart, deze kleine, haast verlegen bloempjes op de stadswallen en de torens van San Gimignano. Maar ook hier bij ons vind je ze, de ‘fioretti di Santa Fina’. Ze zijn niet alleen mooi, maar ook heel geneeskrachtig.