FRA ANGELICO, 18 februari

Luc Cielen in Rinkkrant 821 van 18 februari 2005


Hoogstwaarschijnlijk nog steeds niet heilig verklaard, wel al zalig sinds 1982. Recht op een eigen feestdag heeft hij dan nog wel niet, maar omdat hij op 18 februari gestorven is, zal die datum wel de toekomstige feestdag worden van deze ‘broeder der engelen’. We lopen deze week dus wat vooruit op een mogelijke heiligverklaring.

 

Fra Angelico werd geboren in 1387 (vermoedelijk, in elk geval vóór 1400) in Vicchio di Mugello, een dorp in de buurt van Florence (Firenze). Zijn echte naam was: Guido (Guidolino) di Pietro. Later zal men hem ook naar zijn geboortedorp noemen: Guido di Pietro da Mugello.

 

Hij is nog een jonge knaap als hij als leerjongen wordt opgenomen in de broederschap van kunstenaars in Florence. Een van zijn eerste opdrachten is helpen bij de schilderingen in de kerk van Santa Maria Novella. Het is in die kerk dat hij de kloosterorde van de dominicanen leert kennen. Korte tijd later, tussen 1407 en 1420 treedt hij samen met zijn broer Benedetto in in het klooster van San Domenico in Fiesole. Zijn kloosternaam luidt: Fra Giovanni. (Na zijn dood noemt men hem dan ook Fra Giovanni da Fiesole). Of het nu vóór zijn intrede of daarna was, feit is dat Guido en Benedetto de schilderstiel leerden door het maken van miniaturen voor missaals en koorboeken in de miniaturistenschool van Santa Maria degli Angeli in Florence. Van Fra Giovanni zijn geen miniaturen bekend, van Benedetto wel. Die bleek erg begaafd te zijn en zijn werk behoort tot het beste in dit genre. Mocht hij wat langer geleefd hebben en de kans gekregen hebben om zijn talent ten volle te ontplooien, dan zou hij minstens even beroemd geworden zijn als zijn broer. Maar Benedetto kwam al jong om het leven tijdens een van de vele politieke straatrelletjes van Florence.

 

Giorgio Vasari, de zestiende eeuwse architect en kunstschilder gaf in 1550 een boek uit - Le vite de’ più pittori, scultori en architettori - waarin hij een 200-tal biografieën van Italiaanse kunstenaars opneemt. Daarin vertelt hij ook over Fra Angelico: “Hij werd dominicaan, vooral voor het welzijn van zijn ziel en de vrede van zijn geest.” Verder zegt hij dat Fra Giovanni gemakkelijk een luxueus wereldlijk leven had kunnen leiden, als hij dat gewild had, zo uitzonderlijk was zijn talent.

 

Fra Angelico leefde in de eerste helft van de vijftiende eeuw, een periode waarin de katholieke kerk een crisisperiode doormaakte die gekend is onder de naam: Westers Schisma. Op een bepaald moment waren er drie pausen, die elk een horde aanhangers en tegenstanders hadden. Ook bij de dominicanen. Fra Angelico schaarde zich achter paus Gregorius XII, maar dat was blijkbaar niet de goede keuze, want hij en velen van zijn confraters werden verplicht het klooster in Fiesole te verlaten. Ze gingen op de dool en kwamen terecht in Foligno, vlak bij Assisi en later in Cortona. In Assisi leert Fra Angelico de fresco’s van Giotto kennen in de basiliek van Sint Franciscus. In Cortona, waar hij vier jaar verblijft, schildert hij de beste werken van zijn vroege periode. Ze worden er nu nog bewaard in het bisschoppelijk museum.

 

Dan kan hij terugkeren naar Fiesole en gaat er voluit aan het werk. In 35 tableaus schildert hij het leven van Christus. Daaronder een opvallend mooi schilderij dat de kroning van Maria in de hemel voorstelt. Dat schilderij is in 1812 uit het klooster geroofd door de Fransen en is nu een van de topstukken van het Louvre in Parijs. Uit dezelfde periode stamt ook het altaarstuk ‘De Annunciatie’ dat later in het Prado van Madrid zal terecht komen. Het is niet de enige voorstelling van de boodschap van Gabriël aan Maria, hij heeft dit bijbels tafereel nog enkele keren geschilderd (Drie staan er bij deze tekst afgebeeld)

In 1436 vroegen de wereldlijke autoriteiten van Florence aan de monniken van Fiesole of ze bereid waren het klooster van San Marco op te knappen en opnieuw als klooster te gebruiken. Dat klooster was op dat moment totaal verkrot, omdat de kloosterorde der silvestrijnen, die het had gebouwd, ter ziele was gegaan. De dominicanen van Fiesole lieten de monniken kiezen, en wie voor San Marco koos, mocht in 1438 naar Florence verhuizen, nadat het klooster op kosten van Cosimo de Medici totaal opgeknapt en vernieuwd was. Het was deze Cosimo die er op aandrong dat Fra Giovanni mee naar San Marco kwam. Hij had daarmee zijn bedoelingen, want Fra Giovanni werd verzocht om de cellen, gangen en kerk van het klooster van fresco’s te voorzien. Fra Angelico schilderde zo’n 50 fresco’s, niet allemaal eigenhandig, hij liet zich door anderen bijstaan, wat tevens verklaart waarom de kwaliteit zo verschillend is. Waarom moest dat klooster zo rijkelijk van fresco’s voorzien worden? Dominicaan B.J. De Clerq schrijft daarover: “Een klooster is een religieuze leef- en werkruimte. Als ze artistiek opgesmukt wordt, moet dat gebeuren in dienst van de mensen die erin leven en werken, en alleen met het oog op occasionele bezoekers. Zo heeft Fra Angelico zijn taak opgevat. Zijn schilderijen en fresco’s waren niet alleen religieuze kunst wat hun thematiek betreft, maar eerst en vooral door hun functie: een hulpmiddel voor zijn confraters bij hun gebed en meditatie en hun predikatie. Van dit oorspronkelijk doel zijn ze afgewend toen San Marco in 1866 staatseigendom werd en in 1869 als museum voor het publiek werd opengesteld. Sindsdien zijn het dus museumstukken. Hun oorspronkelijke functie blijft misschien in zover bewaard dat ze voor religieus ingestelde bezoekers een vorm van predikatie zijn.”

 

In 1445 nodigt paus Eugenius IV Fra Angelico uit naar Rome en geeft hem opdrachten in het Vaticaan. Hij moet er de nieuwe sacramentskapel met fresco’s verluchten. De paus biedt hem later bovendien een post als aartsbisschop van Florence aan, maar dat weigert Fra Angelico. Van de sacramentskapel is niets bewaard gebleven, een eeuw nadat Fra Angelico er aan het werk was, is ze afgebroken en op de plaats ervan kwam een monumentale trap die toegang geeft tot de Sixtijnse kapel.

 

Na Eugenius IV wordt Nicolaas V paus. Hij vraagt Fra Angelico om de nieuwe Niklaaskapel te verluchten, wat ook gebeurt met taferelen uit de legenden van de heiligen Stefanus en Laurentius. Tot 1450 werkt hij daaraan. Hij onderbreekt zijn opdracht echter om in 1447 in Orvieto een kapel van de domkerk te gaan schilderen, tegen een betaling van 200 gouddukaten per jaar. Hij moest daar gedurende drie opeenvolgende zomers fresco’s aanbrengen, maar het werk blijft al na één zomer steken, zodat slechts 2 panelen af geraakten. Het is niet ongewoon dat Fra Angelico zich vorstelijk liet betalen voor zijn schilderwerk, maar volgens Vasari stond hij alles wat hij verdiende af aan het klooster. Hij kreeg trouwens ook opdrachten van niet-geestelijken. Zo hebben de lakenwevers van Florence hem eens gevraagd om een schilderij van de madonna te maken. Het moest met het beste en fijnste materiaal vervaardigd worden dat kon gevonden worden. De wevers wilden hem er 190 gouden dukaten voor betalen ‘of minder als zijn geweten dat toestond’. De dom van Orvieto moest tot in 1499 wachten vóór het werk voltooid werd door Luca Signorelli.

Van 1449 tot 1452 is Fra Angelico prior van het klooster in Fiesole.

Op 18 februari 1455 sterft hij in Rome.

 

 

Zijn werk heeft invloeden ondergaan van zowel gotiek als renaissance. Fra Angelico werd beïnvloed door de laat-gotische schilder Lorenzo Monaco en de miniaturistenschool van Santa Maria degli Angeli. Hij kwam in contact met de renaissanceschilders Masaccio, Ghiberti en Donatello. Hij combineerde elementen van de twee stromingen in zijn werk: de delicate taal van de gotiek in een perspectivisch verantwoorde omgeving, zoals die in de Renaissance werd ontwikkeld.

 

Alhoewel het San Marcoklooster in Florence niet de grote toeristische trekpleister is, wordt het werk van Fra Angelico nog steeds algemeen gewaardeerd.

 

De Amerikaanse kunsthistoricus James Elkins verrichtte onderzoek naar de emoties die bezoekers tonen bij het zien van grote kunstwerken. Hij beweert dat de hedendaagse bezoeker minder emotioneel geraakt wordt als hij voor het oorspronkelijke kunstwerk staat, omdat hij het schilderij meestal in een kunstboek of op andere wijze heeft gezien. Vroeger was dat anders, toen toeristen echt nog voor het eerst een oorspronkelijk schilderij konden zien. Toen werd er nog gehuild van emotie of vielen mensen flauw, overweldigd door de eerste aanblik. De Florentijnse psychiater Graziella Magherini gaf het verschijnsel de naam Stendhal, omdat deze na een bezoek aan een kerk in Florence hartkloppingen kreeg en zei: “het leven was bijna uit me weggeglipt.” Het gebeurt nog wel dat mensen hartkloppingen krijgen of flauw vallen, maar dat zijn dan meestal Amerikaanse toeristen. Magherini beschrijft zo’n geval. Het gaat over een vrouw die Brigitte heet: “Zij leed wekenlang aan uitputting, machteloosheidsgevoelens, depressie en hoogtevrees nadat ze was overmeesterd door de, naar eigen zeggen, ‘wrede sensualiteit’ van de kleuren die Fra Angelico in zijn weergave van de annunciatie gebruikte.”

 

Al schilderde Fra Angelico vele schitterende madonna’s, toch zou hij nooit naar levend model hebben gewerkt. Misschien waren ze juist daardoor zo schitterend.

 

De werken van Fra Angelico (behalve de fresco’s) werden verspreid over de hele wereld. Parijs, Madrid, Sint-Petersburg, Berlijn, Frankfurt, Leipzig, Amsterdam, Rotterdam en ook Antwerpen bezitten enkele werken van zijn hand. Maar het is toch vooral Amerika dat er rijkelijk van voorzien is.

Michelangelo zei over Fra Angelico:

“Hij verdient de hemel om van daaruit al de schoonheid die hij op aarde heeft afgebeeld te overschouwen.”

 

Volgens de Osservatore Romano, de Vaticaanse krant, heeft Fra Angelico zijn hemel om andere redenen verdiend. Fra Angelico zou zeer vroom geweest zijn en zeer nederig. Hij zou nooit deelgenomen hebben aan ruzies en kwebbelarijen onder de monniken van zijn klooster, en dat is een hele prestatie, want in zo’n klooster kan het er soms hevig aan toe gaan. Zoals gezegd heeft hij ook een aartsbisschoppelijk mandaat in Florence laten voorbijgaan en wat blijkt? Zijn vervanger, Antonino, is later heilig verklaard. Dus, zegt de Osservatore, moet Fra Angelico zéker heilig zijn.

 

En dan het werk van Fra Angelico. Daarover wordt niets dan goeds verteld. Nooit zou hij zijn plichten van monnik hebben verzaakt ter wille van zijn kunstliefhebberij. De opbrengsten daarvan - en die waren niet gering - stond hij steeds volledig af aan het klooster. Hij kon geen gekruisigde Christus schilderen of de tranen stroomden over zijn kaken. Dat laatste kan je dan lezen bij Vasari.

De Osservatore voegt eraan toe dat de werken van Fra Angelico zo onaards van schoonheid, zo sereen en hemels zijn en daarbij zo realistisch dat het zo goed als zeker is dat de schilder hemelse visioenen heeft gehad.

 

Fra Angelico of Fra Beato of hoe je hem ook mag noemen heeft indruk gemaakt, niet alleen op zijn tijdgenoten, niet alleen op bezoekers en toeristen, maar ook op kunstenaars van heel andere strekking. En toevallig zijn die vooral in Vlaanderen te vinden in de twintigste eeuw. Twee pianisten-componisten hebben werk gecreëerd en opgedragen aan deze hemelse schilder. Emmanuel Durlet (er is een straat naar hem genoemd in Antwerpen) componeerde: “Het hofje van Fra Angelico”. Lodewijk Mortelmans, de stichter van de auteursvereniging SABAM, componeerde: “Fra Angelico’s dansende engelen”, een werk dat nog niet in het vergeetboek is verzeild, maar nog niet zo lang geleden werd opgenomen op plaat door pianist Frederik Gevers en nog recenter door pianiste Sylvia Traey.

 

En Rinkrank? Welke invloed heeft Fra Angelico daar?

Als je goed naar de kersttoneelstukjes hebt gekeken, dan zie je dat de houding van de engelen en van Maria (en de kleuren van haar kleren) geïnspireerd zijn door het werk van deze schilder.