GILGAMESJ
Luc Cielen
Geschreven voor de 5e klas in De Wingerd 1995
 
PERSONAGES printvriendelijke versie Oorspronkelijke cast
Gilgamesj Koning van Uruk Tim/Balder
Enkidu Vriend van Gilgamesj Bruno/Elias
Utanapisjtim Overlevende van de zondvloed Tom/Wannes
Vrouw De vrouw van Utanapisjtim Tine J. 
Ursjanabi Veerman van Utanampisjtim Jenthe/Nele G.
Siduri Bewaakster van de tuin der goden Veronique/Bieke
Schorpioenman Bewaker van de berg Masjoe Hannes/Nele L.
Schorpioenvrouw Bewaakster van de berg Masjoe Annelies
Isjtar Godin van de liefde Nathalie/Charlotte
Anu God van de hemel Jonas
Enlil God van aarde en lucht Dennis
Ea God van het water Jef
Nergal Heerser van de onderwereld Jof
Eresjkigal Heerseres van de onderwereld Tine C.
Belit-Sheri Godin van de doden Elly
Slang  
Jager   Balder
Meisje   Nele L. 
   
    Enkidu ligt op een bed. De godenfiguren komen traag op en wervelen om elkaar en om Enkidu. Zij spreken tegen elkaar. Isjtar staat op de achtergrond in een lichtbundel. Geen muziek. 
Isjtar Anu!  
Enlil!  
Ea!  
Sjamasj!  
De hemelstier zend ik  
om Gilgamesj te straffen,   
want hij doodde Chumbaba,   
de bewaker van het heilige woud.   
Maar Gilgamesj  
en Enkidu, zijn vriend,  
doodden de hemelstier.   
Zij doodden hem  
en beledigden mij.   
Zij riepen:  
Als jij in onze handen valt,   
zullen we je hart uitrukken.   
De darmen van de stier  
als sieraden om je hals hangen!  
Omwille van deze smaad  
eis ik hun leven.   
   
Anu Zij hebben Chumbaba gedood,  Tegen Enlil. Enkidu ligt te woelen op het bed. 
de bewaker van het heilige woud.   
Zij hebben de hemelstier gedood.   
Eén van beiden moet sterven.   
   
Enlil Ik had Chumbaba aangesteld  
om te waken over de heilige ceders.   
Omdat zij hem gedood hebben  
en de bomen omgehakt,   
zal één van beiden sterven.   
   
Ea Wie zullen wij de dood aanbieden?   
Aan Gilgamesj,   
de grootste der helden?   
Aan Enkidu,   
de grootste onder de mannen?   
   
Sjamasj Waarom moet één van beiden  
onschuldig sterven?   
Zij hebben offers aan mij gebracht,   
mij gesmeekt hen te beschermen.   
Ik was met hen,   
en leidde hun hand.   
Ik was het die hen beschermde  
in de strijd tegen Chumbaba.   
Zij hebben het hart van de hemelstier  
als dank aan mij geofferd.   
  Enkidu woelt steeds heviger. 
Enlil Sjamasj is hun vriend!  
Zijn oordeel is niets waard.   
Ik eis de dood van Enkidu,   
want hij eiste de dood van mijn wachter, Chumbaba.   
   
Isjtar Enkidu!  
Hij zal het zijn:   
Enkidu!  
  Enkidu komt plots in paniek recht en roept. 
Enkidu Gilgamesj!  
  Gilgamesj komt bij het bed van Enkidu. 
Enkidu Mijn broeder, vriend,   
ik zag een vergadering van hemelse goden.   
Anu zag ik, de god van de hemel.  
Enlil die over de aarde waakt,   
Ea was er, de god van het water  
en Sjamasj de zonnegod.   
O Gilgamesj,   
de wrede goden,   
de wrede godin Isjtar.   
Ze zullen me van je wegnemen.   
ik zal sterven   
en de poort van het dodenrijk binnengaan.   
    Enkidu zinkt neer op bed. Gilgamesj staat achter het bed. Enkidu beweegt weer in zijn droom. 
Enkidu Daar! Enkidu wijst in in paniek
Daar is het cederbos!  
De poort van het cederbos.   
Ik had ze nooit mogen aanraken.   
Ik had ze moeten versplinteren met mijn bijl;   
haar tot splinters uiteenslaan.   
Mijn hand! Grijpt in paniek naar zijn hand.
Mijn hand was verlamd!  
Dat was het eerste teken van het onheil.   
Waarom heeft de god  
mij niet gewaarschuwd?   
Waarom mijn hand niet tegengehouden?  
Dan was deze vloek  
nooit over mij gekomen, Gilgamesj.  Gilgamesj legt zijn hand op het hoofd van Enkidu. 
   
Gilgamesj Slaap, Enkidu,   
de slaap zal genezing brengen.   
    Gilgamesj knielt neer bij Enkidu en legt zijn hand op die van Enkidu. Enkidu valt in slaap. Het wordt langzaam licht. Sjamasj, de zonnegod komt op. Hij staat volop in het licht. Enkidu richt zich op; kijkt naar Sjamasj. 
Enkidu Ik vervloek de jager die mij ontdekte.   
Ik vervloek hem,   
dat zijn handen trillen,   
dat zijn pijlen  
hun doel mogen missen.   
laat de prooi ontsnappen uit zijn netten.   
    Het meisje verschijnt in de achtergrond. Enkidu wijst naar haar. 
Ik vervloek het meisje  
dat naar mij toe kwam,   
en eeuwig zal de vloek op haar rusten.   
Jij zult slapen op de grond  
en leven op de straat.   
Je zult leven in de schaduw van de huizen.   
Distels en doornen zullen je voeten verwonden.   
De dronkaards zullen je slaan.   
De schoonheid van je lichaam zal verwelken.   
Niemand zal je nog kunnen verleiden.   
   
Sjamasj Waarom vervloek je het meisje?   
Ze leerde je brood te eten als de goden.   
Ze leerde je wijn te drinken als de koningen.   
Ze deelde haar kleding met je.   
Ze bracht je bij Gilgamesj, je vriend.   
Hij gaf je een koninklijk bed om te rusten.   
hij schonk je een plaats aan zijn linkerkant.   
Koningen en prinsen brachten je hulde.   
En allen in Uruk  
zullen om je rouwen als je sterft.   
Gilgamesj zal door de velden zwerven.   
Zijn haar zal groeien,   
gekleed zal hij zijn   
in een mantel van leeuwenhuid.   
   
Enkidu Ach meisje, geen vloek zal ik je sturen,   
een ander lot zal je beschoren zijn.   
Je zult wonen in tempels.   
Koningen en prinsen zullen je liefhebben;   
jonge mannen zullen je wensen vervullen.   
Gouden ringen zul je dragen  
en prachtige gewaden.   
    Enkidu valt neer. Sjamasj verdwijnt. Schemerduister. Enkidu krijgt weer een droom. Nergal, Eresjkigal en Belit-Sheri komen op. 
Nergal Volg me, Enkidu.   
Volg me naar het rijk  
waarvan niemand huiswaarts keert.   
Stof zal je voedsel zijn,   
aarde is het brood dat je zult eten.   
In veren zul je gekleed zijn.   
Eeuwig zul je leven in nacht en duisternis.   
De kronen der koningen   
liggen in het zand;   
zij die regeerden werken als slaven.   
    Eresjkigal wenkt met een groot gebaar. Belit-Sheri knielt bij haar neer. Zij heeft een tablet met de namen der doden bij zich. Zij leest de namen van de doden. Deze namen zijn onverstaanbaar, maar de klanken ervan sluiten aan bij de namen van het verhaal. Nergal wekt de aandacht van Eresjkigal en Belit-Sheri op Enkidu. 
Belit-Sheri Wie heeft hem hier gebracht?   
    Eresjkigal, Belit-Sheri en Nergal komen rondom het bed van Enkidu en gebaren alsof ze hem gaan grijpen. Enkidu schrikt wakker. De drie goden verdwijnen zodra Ekidu roept. 
Nergal Isjtar koos hem uit  
om het rijk der levenden te verlaten.   
Hij was het die de poort van het cederbos opende,  
die streed aan de zijde van Gilgamesj;   
die Chumbaba overwon  
en doodde de hemelstier.   
Schrijf zijn naam   
en neem hem op in het rijk der doden.   
   
Enkidu Gilgamesj!  
    Gilgamesj staat op, buigt zich over Enkidu en laat hem weer neerliggen. Hij spreekt zacht, maar wel duidelijk verstaanbaar. 
Gilgamesj Je droomde, Enkidu.   
Je zag het dodenrijk.   
Het leven van ieder mens eindigt in duisternis.   
Ik zal de goden vragen  
of ze je willen bijstaan.   
   
Enkidu De goden hebben mij vervloekt.   
Ik zal niet roemvol sterven op het slagveld,   
maar eerloos, gekluisterd aan het bed.   
   
Gilgamesj O, Enkidu,   
je groeide op in de bossen,   
je dronk melk bij de reegeiten;   
je hield van de dieren,   
ze klagen om jou.   
Ook de oudsten van Uruk  
huilen om je lot.   
Een klacht klinkt door het hele land.   
Tijgers, herten, beren en leeuwen,   
steenbokken en panters treuren om jou  
als was je een jong dat ze hebben verloren.   
Allen in Uruk zullen om je rouwen.   
Zij hebben gezien  
hoe wij de hemelstier versloegen.   
De Eufraat zal treuren  
je zult haar water niet meer drinken.   
O, Enkidu,   
je was de strijdbijl aan mijn zijde,   
de kracht van mijn hand;   
het zwaard in mijn schede,   
het schild dat mij beschermde.   
Enkidu,   
je wordt van mij weggerukt.   
Mijn broeder, mijn beste vriend,  
welke slaap is het  
die je gevangen houdt?   
Je gaat heen in duisternis,   
en kunt me niet meer horen.   
    Gilgamesj nadert Enkidu. Hij drukt de oogleden dicht en legt het laken over Enkidu's hoofd. Gilgamesj gaat treurend weg. De goden Anu, Enlil, Ea, Isjtar, Nergal, Eresjkigal en Belit-Sheri komen op. Zij dragen Enkidu traag weg. MUZIEK. 
    Achteraan, midden podium, staan de Schorpioenman en Schorpioenvrouw klaar. Nog enigszins in duister gehuld. Gilgamesj komt op, helemaal vooraan. Hij draagt nu de mantel van leeuwenhuid. 
Gilgamesj Waar vind ik rust?   
Hoe verdwijnt mijn wanhoop?   
Eens komt de dag  
dat ik door hetzelfde lot  
als mijn broeder  
getroffen word.   
Ik vrees de dood.   
Daarom zal ik op zoek gaan  
naar Utanapisjtim.   
Hij wordt toegelaten  
tot de vergadering der goden.   
Hij kan mij het geheim  
van het eeuwige leven onthullen.   
   
Waar zal ik Utanapisjtim vinden?   
Ik trok door dichte wouden,   
over eindeloze vlakten,  
verzengende woestijnen   
en bergpassen vol ijzige sneeuw.   
Dag en nacht trok ik voort,   
zonder te rusten,   
bevreesd voor de dood,   
op zoek naar het eeuwige leven.   
Ik streed met leeuwen,   
sneed een mantel uit hun huid.   
Geen schaar beroerde mijn haar  
sinds Enkidu in eeuwig duister dwaalt.   
    Tussen de twee schorpioenmensen op de achtergrond gaat een verblindend licht aan, dat recht de zaal in schijnt. De schorpioenmensen staan op een verhoog met de trappen naar voren gericht, zodat zij daarvan kunnen afdalen. Zij spreken zeer traag. Al wat zij zeggen wordt door een koor fluisterend herhaald vanuit de achtergrond. Gilgamesj gaat in de richting van het licht, hij houdt zijn handen beschermend boven zijn ogen. 
Schorpioenman Heeft hij die ons nadert godenbloed?   
   
Schorpioenvrouw Voor twee derde is hij goddelijk,   
voor een derde mens.   
   
Schorpioenman Wie ben jij?   
Waarom heb jij zo'n verre reis ondernomen?   
   
Schorpioenvrouw Door dichte wouden,  
over eindeloze vlakten,  
door verzengende woestijnen,  
over barre hoogten,  
en bergpassen vol ijzige sneeuw.   
   
Schorpioenman Waarom reisde jij door gevaarlijke streken?   
   
Schorpioenvrouw Ik voel hoe wanhoop knaagt aan je hart.   
   
Schorpioenman Waarom kom je hier?   
   
Gilgamesj Ik ben Gilgamesj,   
koning van Uruk.   
Ik rouw om de dood van Enkidu.   
Hij was de strijdbijl aan mijn zijde,   
de kracht van mijn hand,   
het zwaard in mijn schede,   
het schild dat mij beschermde.   
Ik zag hoe de dood  
hem langzaam wegtrok  
en zelf werd ik bang om te sterven.   
Daarom ben ik op weg naar Utanapisjtim,   
want hij kent het geheim  
van het eeuwige leven.   
ik wil hem vragen over leven en dood.   
   
Schorpioenman Niemand kan het eiland Dilmoen bereiken.   
Om de weg daarheen te gaan  
moet je afdalen in de berg Masjoe.   
   
Schorpioenvrouw Honderd twintig mijlen lang is het pad  
en volkomen duister.   
Geen lichtstraal dringt erdoor.   
   
Man en vrouw Zou je deze weg durven gaan?   
   
Gilgamesj Ik ben niet bang voor koude of hitte,   
voor smart of pijn.   
Ik zal afdalen in de berg.   
Open de poort!  
   
Man en vrouw Ga!  
Koning van Uruk.   
Wees niet bang.   
De bergpoort is geopend.   
Mogen je voeten je veilig thuis brengen.   
    Traag gaat Gilgamesj recht naar midden achteraan waar het licht nu zwakker wordt terwijl de schorpioenman en -vrouw tegen dezelfde snelheid als Gilgamesj naar voren komen, de trappen af, tot vooraan op het podium. Zij hebben elk een zwart doek dat zij van achteren mee naar voren brengen, slepend over de grond. Maar hoe meer ze naar voren komen, hoe hoger zij het doek houden. Achteraan in het donker laten twee spelers het doek ook hoger gaan. Als Gilgamesj achteraan is, doet hij alsof hij verder stapt. Schorpioenman en -vrouw naderen elkaar vooraan op het podium, het doek steeds hoog en sluiten zo Gilgames in. Sjamasj komt achteraan in het duister klaarstaan. In het duister hoort men twee stemmen (versterkt met echo-effect). 
Twee stemmen Gilgamesj reisde tien mijl in het donker.   
Voor en achter zich  
kon hij niets onderscheiden.   
Twintig mijl liep hij  
en het leek of de duisternis nog dikker werd.   
Na dertig mijl rilde hij van de kou.   
Met zijn handen volgde hij  
de vochtige bergwand.   
Tachtig mijl liep hij als een blinde   
in de berg Masjoe.   
Hij schreeuwde van angst.   
Na negentig mijl  
voelde hij de noordenwind in zijn gezicht,   
maar nog steeds was hij gevangen in het donker.   
Na honderd en tien mijl  
begon het te schemeren.   
    Licht heel zacht van bovenaf laten komen. Gilgamesj staat nu met het gezicht naar voren gericht en doet of hij stapt, maar blijft achteraan op het podium, verborgen door de doeken. De schorpioenman- en vrouw vooraan gaan nu heel traag uiteen naar links en rechts. Terwijl Gilgamesj traag naar voren komt laten zij het doek traag zakken. Als hij vooraan is gekomen, ligt het doek op de vloer. Het licht is dan weer maximaal op Gilgamesj. De zijkanten van het podium zijn niet belicht. 
Na honderd twintig mijl  
verliet hij de berg.   
Toen stond Gilgamesj in de tuin der goden.   
  Licht op Sjamasj achteraan op max. 
Sjamasj Waar ga je heen, Gilgamesj?   
Je weet toch dat niemand  
het eeuwige leven kan vinden.   
   
Gilgamesj Ik maakt een lange reis,   
door bossen, woestijnen en duisternis,   
op zoek naar Utanapisjtim.   
Laat mijn ogen licht zien!  
Ik zal niet rusten   
vóór ik Dilmoen heb bereikt.   
    Licht op Sjamasj tot zacht dimmen. Licht op Siduri die rechts (côté cour) op het podium zit, achteraan. 
Siduri Wie is hij?   
Een zwerver, vuil, met lang en onverzorgd haar.   
Is hij een moordenaar op de vlucht?   
    Gilgamesj gaat naar Siduri. Maar deze gebiedt hem weg te gaan. Gilgamesj dringt aan. 
Gilgamesj Waarom verjaag je me als een wild dier?   
Ik zal je deur versplinteren,   
want ik ben Gilgamesj  
die Chumbaba en de hemelstier doodde.   
ik zal je deuren inslaan,   
de grendels verbreken!  
   
Siduri Als jij Gilgamesj bent,   
de koning van Uruk,   
waarom is je gezicht dan getekend door verdriet?   
Waarom zie ik wanhoop in je hart  
en ben je dodelijk vermoeid?   
   
Gilgamesj Zou ik niet wanhopig zijn  
of dodelijk vermoeid?   
Ik rouw om de dood van Enkidu.   
Hij was de strijdbijl aan mijn zijde,   
de kracht van mijn hand,   
het zwaard in mijn schede,   
het schild dat mij beschermde.   
Ik zag hoe de dood  
hem langzaam wegtrok  
en zelf werd ik bang om te sterven.   
Daarom ben ik op weg naar Utanapisjtim,   
want hij kent het geheim  
van het eeuwige leven.   
ik wil hem vragen over leven en dood.   
   
Siduri Je zult niet vinden wat je zoekt.   
De goden hebben bepaald  
dat ieder mens moet sterven.   
Geniet van het leven,   
eet, drink, dans, dag en nacht.   
Houd van je kinderen,   
omhels je vrouwen.   
Wees vrolijk en blij onder de mensen.   
   
Gilgamesj Hoe kan ik van het leven genieten wanhopig
zonder mijn vriend Enkidu?   
Ook ik zal sterven.   
Wijs me de weg naar Dilmoen.   
Zeg me waar ik de zee moet oversteken.   
Of moet ik verder trekken langs de kust?   
   
Siduri Je kunt de zee niet oversteken.   
Het is het water van de dood.   
Maar omdat ik zie dat je niet wilt opgeven  
zal ik je helpen.   
Ga verder langs de kust tot bij het bos.   
Daar vind je Ursjanabi,  
de veerman van Utanapisjtim.   
Misschien wil hij je helpen.   
Als hij weigert moet je teruggaan.   
Zonder zijn hulp is het onmogelijk  
om Dilmoen te bereiken.   
    Licht uit. Gilgamesj, Sjamasj en Siduri weg. De schorpioenman en -vrouw trekken het zwarte doek naar voren en houden het strak. Ze vouwen het open, dwars over het podium en leggen het neer. Wanneer Ursjanabi en Gilgamesj in de boot overvaren, lichten zij het doek een weinig op en bewegen het zacht kabbelend. Gilgames en Ursjanabi staan achter het doek zodat hun voeten niet te zien zijn. 
    Ursjanabi komt op, links op het podium (côté jardin), vrij dicht bij het doek dat nu nog op de vloer ligt; Gilgamesj komt van rechts. MUZIEK. 
Ursjanabi Wie ben jij?   
Ik ben Ursjanabi, de veerman van Utanapisjtim.   
   
Gilgamesj Ik ben Gilgamesj, koning van Uruk.   
Door de berg Masjoe ben ik gekomen.   
Siduri heeft mij gewezen  
waar ik jou kon vinden.   
   
Ursjanabi Waarom is je gezicht getekend door verdriet?   
Waarom zie ik wanhoop in je hart?   
Waarom ben je dodelijk vermoeid?   
Je hebt een verre reis ondernomen  
door gevaarlijke streken.   
Wat is het doel van je tocht?   
   
Gilgamesj Zou ik niet wanhopig zijn  
of dodelijk vermoeid?   
Ik rouw om de dood van Enkidu.   
Hij was de strijdbijl aan mijn zijde,   
de kracht van mijn hand,   
het zwaard in mijn schede,   
het schild dat mij beschermde.   
Ik zag hoe de dood  
hem langzaam wegtrok  
en zelf werd ik bang om te sterven.   
Daarom ben ik op weg naar Utanapisjtim,   
want hij kent het geheim  
van het eeuwige leven.   
ik wil hem vragen over leven en dood.   
Zeg mij hoe ik de zee kan oversteken.   
   
Ursjanabi Met je zwaard   
heb je de overtocht onmogelijk gemaakt.   
Je hebt de stenen amuletten vernietigd.   
Zij beschermden het schip.   
Zij zorgden ervoor   
dat het water van de dood zijn kracht verloor  
wanneer er druppels op mijn arm vielen.   
Nu hebben we geen enkele bescherming meer  
tegen de zee van de dood.   
Maar neem je bijl en ga in het bos.   
Hak honderd twintig bomen om  
van ieder vijentwintig meter lengte.   
Verwijder de schors,   
smeer de stammen in met pek,   
maak een scherpe punt  
aan het eind van iedere stam.   
We zullen ze als vaarbomen gebruiken.   
Dit is de enige en laatste mogelijkheid  
om Dilmoen te bereiken.   
    Gilgamesj weg. MUZIEK, slagwerk zeer ritmisch en sterk. Gilgamesj komt terug met één lange stok in de hand. Hij staat nu naast Ursjanabi en doet alsof hij de stok als vaarboom gebruikt. Aan de beweging van Gilgamesj en Ursjanabi ziet men dat de boot vaart. Om beurt nemen zij de vaarboom. Het zwarte doek op de voorgrond golft. 
Ursjanabi Duw de boom stevig in de bodem,   
zet af en laat de vaarboom staan.   
Pak een tweede, Gilgamesj  
en dan een derde.   
Laat het water van de dood  
je hand niet raken.  
Neem de vierde boom   
en de vijfde,   
een zesde en een zevende.   
Houd je handen weg van de dood.   
    De bewegingen van Ursjanabi en Gilgamesj gaan voort in stilte. Dan komt, langzaam van rechts Utanapisjtim op samen met zijn vrouw. Bij elke beweging met de vaarboom komt Utanapisjtim een stap dichter zodat het lijkt of Gilgamesj nadert. Als Utanapisjtim bij de boot komt, het doek neerleggen. Gilgamesj en Ursjanabi verlaten de boot en komen met Utanapisjtim en zijn vrouw vooraan midden. 
Vrouw van U.  Waarom staat de schipper niet aan het roer?   
   
Utanapisjtim Wie is de man met de leeuwenvacht?   
   
Vrouw van U.  Waar zijn de stenen amuletten?   
   
Utanapisjtim Met wie komt Ursjanabi naar dit eiland?   
   
Wie ben jij?   
Waarom heb jij een verre reis ondernomen  
door gevaarlijke streken?   
   
Vrouw van U Ik voel wanhoop in je hart.  
Je bent dodelijk vermoeid.   
   
Utanapisjtim Vertel mij het doel van de tocht.   
   
Gilgamesj Ik ben Gilgamesj, koning van Uruk.   
Ik rouw om de dood van Enkidu.   
Hij was de strijdbijl aan mijn zijde,   
de kracht van mijn hand,   
het zwaard in mijn schede,   
het schild dat mij beschermde.   
Ik zag hoe de dood  
hem langzaam wegtrok  
   
O, vader Utanapisjtim.   
U kent het geheim van het eeuwige leven.   
Geef antwoord op mijn vragen  
over leven en dood.   
Wat moet ik doen om niet te sterven?   
   
Utanapisjtim De dood is onverbiddelijk.   
Bouwen wij huizen die nooit verzakken?   
Kan haat niet omslaan in vriendschap?   
Komen eb en vloed niet na elkaar?   
Komt de dag niet na de nacht?   
Alles verandert,   
niets bestaat eeuwig.   
De goden bepalen   
wanneer je laatste uur heeft geslagen.   
Iedereen sterft,   
elk moment kan het laatste zijn.   
   
Ik zal je een geheim der goden vertellen.   
Lang geleden kwamen de goden bij elkaar  
en zeiden:   
Op aarde krioelt het van de mensen.   
Iedere dag worden er honderden geboren.   
Met elkaar zijn ze zo luidruchtig  
dat de goden niet meer rustig kunnen slapen.   
Zij besloten al het leven te vernietigen.   
Maar Ea, de god van de wijsheid,   
kwam naar me toe   
en droeg me op een schip te bouwen.   
Aan boord verzamelde ik planten en dieren.   
Zestig meter breed  
en zestig meter lang was het schip,   
zeven verdiepingen hoog.  
Toen barstte het onweer los.   
Ik sloot de luiken.   
ik hoorde de stem van Adad,   
de god der stormen.   
Een geweldige orkaan brak los.   
Rivieren overstroomden,   
dijken braken.   
De goden hielden fakkels boven de aarde  
en alles verbrandde.   
Alles verdween onder water.   
Zelfs de hoogste toppen van de bergen  
waren niet meer te zien.   
De storm was zo hevig  
dat zelfs de goden op de vlucht sloegen.  
Ze kropen weg als angstige honden.  
Isjtar gilde het uit:   
De wereld vergaat!  
O, mijn arme volk,   
jullie drijven als dode vissen in de zee!  
   
Toen de storm geluwd was,   
opende ik het luik.   
Ik zag een woestijn van water,   
ik zag een doodse stilte.   
Na zeven dagen liet ik een duif los,   
maar zij keerde terug,   
vond nergens een plaats om te rusten.   
De volgende dag liet ik een zwaluw vliegen,   
maar ook die kwam terug.   
De derde dag liet ik een raaf vrij.   
De raaf vond voedsel en bleef weg.   
Toen wist ik dat het water zakte.   
Ik bracht een offer aan Ea:   
riet, ceder en mirre.   
Alle goden kwamen als vliegen op het zoete offer  
en Isjtar greep de veelkleurige halsketting  
van Anu en riep:   
Nooit meer zal dit gebeuren,   
zo zweer ik bij dit hemels juweel.   
   
Gilgamesj Waarom kreeg jij het eeuwige leven?   
Hoe bereikte jij dit eiland?   
   
Utanapisjtim Toen Enlil het schip zag  
en het reukoffer naderde,   
ontstak hij in woede,   
want hij wilde niet dat iemand  
de zondvloed had overleefd.   
Maar Ea sprak en vroeg of ik niet aan zijn vloek  
mocht ontkomen.   
Toen kwam Enlil,   
hij kwam op het schip,   
zegende mijn vrouw,   
zegende mij  
en schonk ons het eeuwige leven.   
   
Maar wie zal voor jou de goden bijeenroepen?   
Wie zal zorgen dat  jij het eeuwige leven krijgt?   
   
Maar misschien kan ik je helpen.   
Blijf zes dagen en nachten wakker.   
Laat de slaap je niet overmannen.   
Het is je enige kans om onsterfelijk te worden.  
   
Gilgamesj Vol vreugde ben ik om wat je daar zegt.   
Na alle gevaren en vermoeienissen  
wil ik doen wat je zegt.   
Ik zal het eeuwige leven verwerven.   
    Gilgamesj hurkt neer in kleermakerszit. Ursjanabi, Utanapisjtim en zijn vrouw zetten enkele stappen achteruit en kijken toe. Even blijft Gilgamesj wakker maar dreigt dan in slaap te vallen. Hij verzet zich, maar valt dan toch in slaap. MUZIEK: zacht en traag. Stilte. 
Utanapisjtim Kijk toch eens naar deze moedige man.   
Hij wil eeuwig leven,   
maar kan zelfs geen moment wakker blijven.   
   
Vrouw van U Raak hem aan zodat hij wakker wordt.   
Laat hem in vrede teruggaan naar zijn stad.   
   
Utanapisjtim De koning van Uruk  
moet zijn zwakheid leren kennen.   
Bak daarom elke dag een brood  
en leg het naast hem neer op de grond.   
Kerf voor iedere dag dat hij slaapt  
een teken in de muur.   
    Ursjanabi en de vrouw komen naar voren. Zij legt een brood neer, hij maakt het gebaar van een streep in de lucht. Dan gaan ze weer naast Utanapisjtim staan. Zes keer doen ze dit. De zevende keer komt Utanapisjtim mee naar voren en raakt Gilgamesj aan. 
Gilgamesj Ik heb maar even geslapen  
toen je mij aanraakte.   
   
Utanapisjtim Tel de broden, Gilgamesj,   
dan weet je hoeveel dagen je sliep.   
Kijk,   
het eerste brood is hard,   
het tweede taai als leer,   
het derde brood is vochtig,   
het vierde beschimmeld,   
het vijfde heeft een harde korst,   
het zesde is vers  
en het zevende is nog warm van de oven.   
Toen dit brood werd neergelegd schrok je wakker.   
   
Gilgamesj Wat moet ik nu doen?   
Waar kan ik nog naartoe?   
Ik voel de dood al in armen en benen.   
Hij besluipt me als een dief in de nacht.   
Waar ik ook heen ga,   
overal wacht de dood.   
   
Utanapisjtim Ursjanabi,   
dit was je laatste reis naar Dilmoen.   
Keer terug naar het vasteland.   
Maar nooit kun je nog   
het water van de dood overvaren.   
Neem Gilgamesj mee naar de bron,   
daar kan hij zich wassen   
en alle vermoeidheid van zich afspoelen.   
   
Vrouw van U Geef hem een geschenk mee.   
Hij heeft een vermoeiende reis gemaakt  
om jou te vragen over leven en dood.   
Laat hem iets meenemen naar zijn land.   
   
Utanapisjtim Als beloning voor je zoektocht  
schenk ik je nog één geheim van de goden:   
op de bodem van de bron groeit het levenskruid.   
Als je de bloem ervan eet  
zul je nog één keer je jeugd terugkrijgen.   
Maar de plant is stekelig als een roos,   
de doorns zullen je vingers verwonden.   
    Gilgamesj daalt van de trap voor het podium af. Hij keert terug met de bloem. 
Gilgamesj Dit is het levenskruid.   
Als ik van de bloem eet  
zal ik nog één keer mijn jeugd terugkrijgen.   
Ik neem ze mee naar Uruk  
en zal ook de oudsten van de stad  
van de bloem laten eten.   
Dan kunnen zij ook  
de kracht en de schoonheid van de jeugd herbeleven.   
    Gilgamesj en Ursjanabi stappen weer in de boot. Zelfde werkwijze als vorige keer. Ze stappen aan de andere kant van het podium uit. De schorpioenman- en vrouw komen met het doek in de hoogte weer naar het midden en sluiten de helden in. Die gaan achteraan midden. De schorpioenman- en vrouw leggen het doek neer. Gilgamesj en Ursjanabi stappen zéér traag naar voren. Licht op hen, zeer zacht. De twee stemmen (versterkt met echo) klinken weer. 
Twee stemmen Tweehonderd mijl gingen zij,   
toen stopten zij voor een maaltijd.   
Na driehonderd mijl rustten zij.   
Vijfhonderdmijl legden zij af per dag.   
Over een afstand van zes weken  
deden zij drie dagen.   
  Een slang komt dichterbij geslopen. 
Eén stem Voordat ze Uruk binnen zouden trekken,   
wilde Gilgamesj zich wassen  
in een klein meer.   
Hij legde het levenskruid op de oever  
en ging het water in.   
Maar een slang lag verborgen in het riet.   
Ze rook de zoete geur van het kruid.   
Ze kroop uit het water en greep de bloem.   
Ze stroopte haar oude vel af en verdween.   
  Gilgamesj heeft dit nét te laat gezien. 
Gilgamesj O, Ursjanabi,   
voor wie heb ik mijn krachten verspild?   
Voor wie heb ik mijn bloed geofferd?   
Niets heb ik bereikt.   
De slang geniet nu van mijn zoeken.   
Ik vond de bloem van de eeuwige jeugd  
en heb haar verloren.   
Met lege handen keer ik terug.   
   
Zie, de muren van Uruk,   
gebouwd van echte baksteen,   
en schitterend als koper in de zon.   
Zes mijl lang en negenhonderd halfronde torens.   
Bewonder de tempel voor Anu en Isjtar.   
Nooit zal een koning  
eenzelfde tempel bouwen.   
De mensen zullen sterven,   
maar deze stad zal blijven bestaan.   
Ook ik zal sterven,   
maar mijn naam zal eeuwig klinken.   
   
Wekt, goden,   
de schim van Enkidu,   
want ik wil weten  
hoe het is   
om dood te zijn!  
    MUZIEK: trommen. De goden komen op, ieder met een schaal met wierook.
Gilgamesj Enlil,   
open de poort van het dodenrijk!  
   
Ea,   
verhoor mijn gebed.   
Voor eeuwig is Enkidu gevangen in het dodenrijk.   
Laat mij nog één keer  
met hem spreken.   
   
Ea Open een spleet in de aarde.  Ea tegen Nergal
  Laat Enkidu's schim opstijgen.  Langzaam verschijnt Enkidu achteraan. De goden vormen een kring rond hem. 
Laat hem zijn broeder Gilgamesj ontmoeten.   
Laat de twee vrienden spreken  
over het leven in uw rijk van de dood.   
    Gilgamesj gaat naar Enkidu en brengt hem naar midden vooraan. De anderen laten de kring opengaan naar beide kanten van het podium. 
Enkidu De dood is onverbiddelijk.   
Er is niets dat blijft bestaan.   
Wie op het slagveld is gestorven,   
wordt verzorgd door zijn vader en zijn moeder.   
De dode,   
voor wie geen offers worden gebracht  
vindt geen rust.   
Zijn ziel zwerft rond.   
Gedenk wie sterft,   
zodat hij rust zal vinden.