JACOBUS, 25 JULI

Luc Cielen in Rinkkrant 635 van 27 juni 2003


Vorige week konden we lezen dat Sint Jan zijn naam verbond aan kruiden, planten, dieren en mensen. Dat gebeurde ook met de naam van de apostel en martelaar Jacobus ofte Jakob, wiens feest gevierd wordt op 25 juli, één maand na Sint Jan. We kennen immers de sint-jakobsappel of zoete, sappige oogstappel, die eind juli al rijpt. Er is de sint-jakobsbloem (Polemonium), de enige vertegenwoordiger van de vlambloemfamilie in Europa, en het sint-jakobskruid of sint-jakobskruiskruid (Senecio jacobaea) dat in deze periode weelderig bloeit met gele schermbloemen. Er is de sint-jakobslelie ofte goudlelie. In het dierenrijk vinden we de sint-jakobsvlinder (Hipocrita jacobaea), met zwart-grijze voorvleugels en bloedrode achtervleugels - de rups ervan leeft op het sint-jakobskruiskruid) en vooral de sint-jakobsschelp die onder de naam coquille Saint-Jacques nog meer vermaardheid geniet, vooral in culinaire middens. Het is ook deze schelp die de bedevaarders naar Compostella op hun mantel droegen. Op middeleeuwse schilderijen, prenten en gebouwen zie je soms deze sint-jakobsschelp afgebeeld en dat duidt erop dat de afgebeelde of het gebouw betrokken was bij de bedevaart naar Compostella. Er is tenslotte ook nog de jakobszalm : een tweejarige zalm die een jaar lang in zee heeft geleefd en rond 25 juli gevangen wordt.

 

En hoeveel mensen zijn er niet die de naam van deze apostel dragen. Zelfs in ons eigen schoolbestuur is hij naast twee Jannen (Johannes blijft domineren) present. Wie kent er niet ergens in familie of kennissenkring een Jakob of Jacques. Of misschien is er wel iemand bij die zo heet : Jacco, Jaap, Jim, Jack, Kobus, Kobe, Jacoba, Jakelina, Jacqueline, Jakobine, Jacobo, Jacquelyn, Jaume, Jaime, Giacomo, Giacopo, Diogo, Tiago, Jakub of Jakov. Ook in familienamen is hij vertegenwoordigd : een Jacobs of Jakobs is er ook altijd wel ergens te vinden. Of het kan ook een Jacobse of Jacobsz of zelfs Jacobi zijn.

Wie was de ware Jakob ?

 

Hij was de broer van de evangelist Johannes, en zoon van Zebedeus en Maria Salome. Hij was een apostel en wordt dan meestal Jacobus de Meerdere genoemd om hem te onderscheiden van de andere apostel Jacobus, die men de Mindere als bijnaam bijgeeft. Dat hij de Meerdere is, wil niet zeggen dat hij meer waard is dan de andere, het is gewoon een wat minder gelukkige vertaling van de ‘oudere’. Hij was een van de oudste apostelen, zo’n 20 jaar ouder dan Christus. Van beroep was hij visser, net als zijn vader en broer, op het meer van Genesareth. Hij woonde in Bethsaida aan de oever van het meer. Hij was trouwens aan het vissen toen Jezus daar voorbij liep en geroepen werd door Jezus die zei : “Ik zal van u vissers van mensen maken”. En wat deed Jacobus ? Hij liet onmiddellijk boot, netten, visgerei, vader en familie achter en volgde Jezus. Daarmee was zijn vader prompt twee flinke helpers armer.

 

Christus prees hem dikwijls om zijn geloof en hij was dan ook een van de drie apostelen die wat extra’s kreeg. Zo mocht hij aanwezig zijn bij de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor. En was hij een van de drie apostelen die Christus’ lijden in de hof van olijven van nabij mocht meemaken. Veel heeft hij daarvan niet gezien, want hij viel al snel in slaap. Jacobus en zijn veel jongere broer kregen van Jezus de bijnaam : Boanerges, wat ‘donderzonen’ wil zeggen. Blijkbaar had hij nogal een vurig karakter en kon hij al eens stevig uithalen. Toen Jezus was gestorven, verrezen en ten hemel gevaren en de geest met Pinksteren in de apostelen was gevaren, verliet Jacobus Judea en ging prediken in de streek van Iria Flavia, een stad die nu Compostella heet en in Galicië, Noord-West Spanje ligt. Maar hiermee komen we al in de legende.

 

In elk geval keerde Jacobus omstreeks 43 terug naar Judea, op een slecht moment eigenlijk, want Agrippa, de kleinzoon van keizer Nero, bracht toen net een bezoek aan Jeruzalem en maakte van de gelegenheid gebruik om de christenen aldaar de das om te doen. Jakob was zijn eerste slachtoffer. Hij werd met het zwaard onthoofd en kreeg derhalve later in de iconografie een zwaard als attribuut mee. Hij werd begraven in Jeruzalem, maar toen de Romeinen deze stad plat legden, verhuisde het gebeente naar een klooster aan de voet van de berg Sinaï. Het klooster werd speciaal hiervoor gebouwd en heette aanvankelijk dan ook Jacobusklooster. Later werd het naar Sinte Catherina genoemd en onder die naam is dit klooster nu een bijzonder druk bezocht toeristenoord geworden. Niet meer omwille van de heilige die daar rust, maar omwille van de prachtige kunstschatten en de enorm uitgebreide en rijke bibliotheek.

 

Toen na verloop van tijd de Saracenen de streek veroverden, leek het voor de Spaanse gelovigen maar best om het gebeente over te brengen naar hun eigen christelijke streek. Zo kwam Jakob naar Compostella en gaf de stad ook haar naam : Sanctum Jacobum Apostolum of Santiago (San Tiago = sint Jakob) en Compostella schijnt een verbastering te zijn van Apostolum. Dat gebeurde in de achtste of negende eeuw. Om het schrijn met de heilige relieken op passende wijze te bewaren werd er een basiliek gebouwd. Ze werd in 899 ingewijd en in 1075 werd ze omgevormd tot de kathedraal, die je nu nog steeds in Compostella kan bezoeken. Vele tienduizenden, misschien zelf miljoenen pelgrims hebben deze kerk in de loop der tijden al bezocht. De oorzaak daarvan is te vinden bij onze goede Karel de Grote, die eind achtste, begin negende eeuw de strijd tegen de Moren in Spanje opnam. Hij botste op grote weerstand en slaagde er niet echt in de Moren te verdrijven. Bij de belegering van de stad Pamplona, wendde hij zich tot de heilige Jacobus, en die verscheen hem in een droom. Dat visioen - waarbij de keizer zag hoe een stralende weg openlag van Friesland tot Galicië en waarbij Jacobus de opdracht gaf een leger te verzamelen om zijn graf, dat niet meer vereerd werd, te ontzetten - gaf de keizer zo’n oppepper, dat hij prompt Pamplona veroverde en het bevel gaf om overal in zijn rijk kerken te bouwen, gewijd aan de heilige Jacobus. Zo ontstonden dan de grote bedevaartroutes - die je nog steeds kan bewandelen - waarlang talloze kerken, kapellen, gastenverblijven, hospitalen en dergelijke meer verrezen.

 

Als men het in Noord-Spanje over de Camino heeft, dan bedoelt men niet een gewone weg, maar de Camino de Santiago, de bedevaartsweg naar Compostella. Sinds 1960 kent de bedevaart naar Compostella weer een groeiend succes. Ook uit Kalmthout hebben al enkelen deze camino bewandeld. En er is een gekend Vlaams musicus, die een grote voortrekker is wat deze bedevaarten betreft. Men moet daarvoor zelfs niet katholiek of gelovig zijn. Als op 25 juli het feest van Sint Jakob gevierd wordt, is het zeker de moeite om in Compostella te zijn. Het feest begint eigenlijk al de avond ervoor met een grote optocht van reuzen doorheen de stad. ‘s Morgens begint de viering in de kathedraal met een indrukwekkende gebeurtenis. Een geweldig groot wierookvat, opgehangen aan kettingen en katrollen, wordt over de hoofden van de gelovigen heen en weer gezwaaid doorheen het transept van de kerk.

 

Sint Jakob zou een echte heilige zijn als hij niet ook enkele wonderbare feiten op zijn naam had. Toen hij nog apostel was, mocht hij getuige zijn van de genezing van de schoonmoeder van Petrus, net zo was hij getuige van de opwekking uit de dood van het dochtertje van Jaïrus. In 40 verscheen Maria hem op een pilaar in Zaragoza. Een latere legende vertelt hoe een hogepriester, Abiathar genaamd, niet gesteld was op Jacobus. Hij stuurde de tovenaar Hermogenes op hem af, maar het liep anders af dan verwacht. De tovenaar en zijn leerling Filetus bekeerden zich en de hogepriester was zo in zijn wiek geschoten dat hij sindsdien een gelegenheid zocht om Jacobus te laten doden. Dat lukte ook, zoals gezegd ten tijde van Agrippa. Toen Jacobus gevangen was genomen en naar de terechtstellingsplaats werd geleid, kwam hij voorbij een huis waarvoor een verlamde jichtlijder zat. Die bad om hulp. Jacobus hield stil, zei tegen de man : “In de naam van de Heer Jezus Christus, sta op en prijs de Heiland.” De man stond op en kon weer gaan. Een van de beulen zag het gebeuren, knielde neer en bekeerde zich. Prompt werd hij samen met Jacobus terechtgesteld. Na zijn dood begon hij zelf wonderen te verrichten of was hij degene aan wie het wonder werd voltrokken. Toen zijn gebeente was overgebracht naar Spanje was het na verloop van tijd zoek. Maar in 813 (of was het 822), toen men volop aan het zoeken was, verscheen er ineens een wonderlijk licht aan bisschop Theodemir van Iria en zo werd de plaats van het gebeente gevonden. Een vijftiende eeuwse sage vertelt hoe een jonge pelgrim naar Compostella valselijk beschuldigd werd van diefstal. Hij werd gegrepen en naar de galg gesleurd. Maar de heilige Jacobus verscheen, en toen de jongen daar met de strop om de hals hing, ondersteunde hij hem, zodat hij niet stierf. De omstaanders waren zeer gegrepen door het wonder en liepen naar de rechter. Maar de rechter, die net aan tafel zat, geloofde hen niet en zei : “Net zo min als dit gebraden kapoen weer op zal vliegen zal Jacobus dit wonder verricht hebben” en zie : het kapoen vloog kakelend op.

 

Een andere legende vertelt hoe Jacobus aan het hoofd stond van een christelijk leger dat in de slag bij Clavijo in 844 de Moren versloeg. Dit gebeurde nadat het christelijke leger, onder aanvoering van koning Ramiro eerst verslagen was. Jacobus hield er de eretitel Matamoros (Morenslachter) aan over. Een titel die eeuwen later in Amerika aangevuld werd met Mataindios (Indianenslachter). Als Matamoros zal Jacobus nog eens optreden aan het hoofd van het leger dat in 1064 de stad Coïmbra inneemt en daardoor Andalusië in het bereik brengt van het christendom dat er vanaf 1492 definitief zal doordringen.

 

Pelgrims staan natuurlijk onder de speciale bescherming van Jacobus, maar de pelgrims naar Santiago hebben een lengte voor. Zij dragen als teken van hun pelgrimage de sint-Jacobsschelp op hoed of mantel. Kerken en alle gebouwen die op een of andere manier bij de bedevaart betrokken zijn, kan je nog steeds herkennen aan de schelpen die erop aangebracht zijn. De sint-jakobsschelp is mettertijd het internationale symbool geworden van bedevaartgangers. Mocht de zomer wat tegenvallen haast je dan naar Sint Jakob, hij kan zorgen voor mooi weer en voor een goede oogst. En tot slot : Hij is de patroon van de hoedenmakers en daarmee hebben alle kinderen van de zesde klas zich onder zijn hoede gesteld : zij maakten een mooie vilten hoed als afscheidscadeau aan hun leraar. Waarvoor dank. De coquilles Saint-Jacques zal ik dan wel ter ere van hen consumeren.