JOZEF VAN ARIMATEA, 17 MAART

Luc Cielen in Rinkkrant 723 van 12 maart 2004


Eén week vóór de Jozef aan wie zovelen hun naam te danken hebben, wil ik even vertellen over een Jozef die iets minder bekend is voor de doorsnee christen, maar met wie we volop in de rijke legendewereld ondergedompeld worden. De hele Middeleeuwse literatuur is door hem gedomineerd en nu nog zijn er tallozen die geloof hechten aan wat aan hem toegedicht wordt.

Maar het is legende, legende en nog eens legende.

 

 

Het gaat vandaag over Jozef van Arimatea, die in het lijdensverhaal van Christus plots als uit het niets opduikt en ervoor zorgt dat Christus een behoorlijke begrafenis krijgt. Op haast elk kruisigingstafereel is deze Jozef afgebeeld. Je kan hem herkennen aan zijn tulband of beter nog aan zijn witte haar en baard. Meestal staat hij ook bovenop de ladder die tegen het kruis is gezet om het lichaam van Jezus van het kruis af te nemen. Daarmee is hij een van de meest afgebeelde heiligen, maar toch is hij een grote onbekende. En voor inwoners van het grote stadsgebied van Antwerpen, inwoners van Brabant (Antwerpen hoort bij Brabant), de plek waar Rubens zijn beroemde ‘Kruisafneming’ schilderde, mag deze Jozef niet onbekend blijven. Haast je nu naar de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal en bewonder dat schilderij en kijk naar Jozef van Arimatea. De man links op het schilderij met de hoofddoek (tulband), dat is de Jozef over wie volk en dichters aan het ‘fabulieren’ is gegaan.

 

Laten we eerst eens zien wat er werkelijk over hem verteld wordt. Daarvoor gaan we grasduinen in de evangeliën en vinden daar dat Jozef een rijk man was, woonachtig in de stad Ramataim (nu Ramallah of is het Rentis?), een stad die in het Grieks Arimatea werd genoemd. Hij was niet alleen rijk, hij behoorde ook tot de vooraanstaande joden van zijn tijd, want hij was lid van de Hoge Raad, het Sanhedrin. In het geheim bleek hij ook een volgeling van Jezus te zijn geweest. Dat komt aan het licht als hij op de dag dat Jezus sterft (Goede Vrijdag) naar Pilatus trekt met de vraag of hij het lichaam mag begraven. Hij krijgt daarvoor de toestemming en begraaft, samen met Nikodemus (ook een lid van het Sanhedrin), Christus in het graf dat hij eigenlijk voor zichzelf in de rotsen had laten uithouwen. Dat is alles wat we van hem weten.

 

Maar in het 5e-eeuwse “Evangelie van Nikodemus” staat er meer over hem verteld. Dat evangelie is echter apocrief, wat wil zeggen dat het voor christenen ongeloofwaardig is. Toch is dat evangelie wijd verspreid en in de Georgische versie ervan vinden we de aanleiding tot de legendevorming. Nikodemus vertelt namelijk dat hijzelf met de hulp van Jozef het lichaam van Christus van het kruis heeft gehaald en begraven heeft. Daarbij zou Jozef het laatste bloed van Christus opgevangen hebben in een doek - later wordt gezegd dat het een schaal of een beker is. Die beker is in het Grieks een kratèr, dat in latere versies van het verhaal een cratalis werd, nog later een gradalis en ten slotte een graal. Vandaar dus de legende van de Heilige Graal : de beker waarin Jozef het bloed van Jezus opving. En in de legende is die beker de beker die door Jezus zelf gebruikt werd tijdens het Laatste Avondmaal. Na de graflegging was natuurlijk duidelijk dat Jozef een volgeling van Jezus was, en daardoor geraakte hij in gevangenschap. De Hoge Raad beschouwde zijn daad min of meer als hoogverraad en de doodstraf stond hem bijna zeker te wachten. Maar de verrezen Christus greep zelf in, verloste Jozef uit zijn cel en stuurde hem naar de stad Lydda, waar Filippus, de apostel, toen reeds een christengemeente had gesticht waarvan ook Nikodemus deel uitmaakte.

 

Dit verhaal over Jozef wordt pas tijdens de kruistochten ook in het Westen bekend en het hele Graalsverhaal begint daar aan een glorieuze tocht. Vooral in Engeland, en dan met name in de van oorsprong Keltische abdij van Glastonbury, triomfeert Jozef. Er wordt verteld dat hij met een gezelschap het Oosten had verlaten en door Gallië is gereisd en zo in Engeland is terecht gekomen. Daar, in Somerset, in een grote vlakte ligt een heuvel en aan de voet van die heuvel zou Jozef de abdij hebben gesticht. Op zijn reis droeg hij twee attributen met zich mee : de Heilige Graal en zijn wandelstok.

 

Die wandelstok was gesneden uit een meidoorn en toen hij besliste om op die plek een abdij te stichten, stak hij zijn stok in de grond in de helling van een kleinere heuvel en zie : de stok schoot wortel en groeide uit tot een echte meidoornstruik. Die staat er nog steeds en hangt vol met lintjes en briefjes van bedevaarders. Want die meidoorn is niet vergeten, hij trekt nog vele mensen aan die aan de voet ervan hun gebeden tot Jozef, maar ook tot koning Arthur richten (maar daarover straks meer). Elk jaar kort voor Kerstmis bloeit deze meidoorn en een ruiker van deze bloesem wordt dan telkens overgebracht naar het koninklijk paleis waar hij de kerstdis van de koninklijke familie siert. Tenminste, dat wordt verteld. Belangrijker voor de geschiedenis is echter de Graal. Niemand weet waar de Graal is beland en zo ontstond de legende over de Graalsburcht. En de zoektocht - de Queeste (zo heet ook het schoolblad van de Hiberniaschool) - naar de Heilige Graal kon beginnen. De Graal zou bewaard worden in de burcht Mont Salvat en dat is de burcht die gevonden wordt door Parsival (dat is ook de naam van een school in Antwerpen). Parsival is één van de ridders van de Ronde Tafel en zo komen we in die andere legende terecht waarin koning Arthur de hoofdrol speelt.

 

Maar zijn verhaal is ten zeerste verweven met dat van de graal. Chrétien de Troyes schrijft de legende neer in zijn Perceval le Gallois ou le Conte du Graal omstreeks 1180 en Wolfram von Eschenbach schrijft de inmiddels onsterfelijk geworden legende nog eens op in zijn Parzival in het begin van de dertiende eeuw en hun verhalen zullen model staan voor vele andere ridderlegenden. Die zullen er dan mee voor zorgen dat het ridderideaal zo een verheven en nog steeds nastrevenswaard gegeven is. Welke kleine jongen droomt (ook nu nog) niet van ridders en dappere heldendaden ? In de negentiende eeuw is het Wagner die de Parzivallegende nieuw leven inblaast en tot op vandaag wordt zijn opera Parzival bijna jaarlijks als een bijzondere plechtigheid opgevoerd in de Antwerpse opera op Goede Vrijdag. Waarom in Antwerpen? Omdat deze stad een rol speelt in deze legende. Waarom op Goede Vrijdag ? Omdat Parzival op deze dag de graalsburcht vindt en betreedt. En zo is de kring rond. Het is op Goede Vrijdag dat Jozef van Arimatea ten tonele verschijnt en het is op Goede Vrijdag dat de Graalsburcht wordt gevonden.

 

Uit de legende van Jozef van Arimatea en de Graal komt ook de legende van koning Arthur voort. Deze koning krijgt zijn graf (hoogst twijfelachtig of het ook wel zo is) in de door Jozef van Arimatea gestichte abdij van Glastonbury. Ook zijn eega Guinevere ligt er begraven. Niets is minder zeker, maar maak dat maar eens duidelijk aan de vele hippies en andere new-agers die Glastonbury nog steeds frequenteren en het min of meer beschouwen als de heiligste plek op aarde. Maar goed, de middenstand die er boeken, prenten, kaarsen, beeldjes, video’s, heilkrachtige edel- en halfedelstenen en bio-vegetarische kost slijt is er wel gelukkig mee.

Had Jozef het geweten ....

 

In elk geval, met deze heilige komen we al héél dicht bij de Paastijd.

En de verhalen die we aan hem te danken hebben vullen vele aangename verteluren en leverden ook al prachtige tekeningen en schilderwerken op.

 

O ja, Jozef van Arimatea is de patroon van grafdelvers en begrafenisondernemers en natuurlijk ook van Glastonbury, waar hij zou begraven zijn.

Maar is dat zo ? In Moyenmoutier in Frankrijk beweert men dat aldaar het gebeente van deze heilige rust. Een arm van hem is in elk geval in de Sint-Pietersbasiliek in Rome te vinden. De graal zelf (de beker of het vat) zou zich in Genua in de San Lorenzo bevinden.