LUDGER, 26 maart

Luc Cielen in Rinkkrant 725 van 26 maart 2004


De naam zegt u niets ?

Toch is er in Zele, en dat is toch niet ver van Antwerpen, een Ludgeruskerk, waarin een mooi marmeren beeld te zien is van de Maagd Maria, gemaakt door A. Quellien, een Antwerps kunstenaar (naar wie de Quellinstraat in Antwerpen werd genoemd). Verder is de heilige Ludger of Ludgerus of ook wel Liudger genoemd, hier niet zo bekend. En toch zit hij bij de bron van een bijzonder rijke historische en legendarische verhalenstroom. Zijn naam wordt daarbij wel eens over het hoofd gezien, maar hij was een bevoorrechte getuige en stond mede in het centrum van de gebeurtenissen.

 

Een van zijn leermeesters was Alcuinus van York. Een geleerde die ook verbonden was aan het hof van Karel de Grote. Het is dank zij Alcuinus dat Ludger nauw betrokken raakte bij de strijd van Karel de Grote tegen de Saksen, die, onder de leiding van Widukind, het de Frankische vorst behoorlijk lastig hebben gemaakt.

 

We zitten dus in de achtste, aanvang negende eeuw.

Ludger is de zoon van Thiadgrim en Liafburg, een welgestelde Friese familie die leefde in de omgeving van Utrecht. Daar waren ze terechtgekomen omdat de vader van Thiadgrim (of was het van Liafburg?) - Wirsingas heette hij - Friesland had moeten verlaten. Waarom ? Omdat hij, edelman in dienst van de Friese koning Radboud, zijn onderdanen beschermde tegen de willekeur en de wreedheden van de koning. Toen Radboud dat vernam gaf hij opdracht om Wirsingas te vermoorden, maar die vluchtte dus naar Utrecht en verbleef in Zuilen (dat nu Oud-Zuilen heet).

 

Daar in Zuilen werd Ludger geboren, omstreeks het jaar 744. Dat is het jaar waarin Pepijn de Korte en Bertha met de Grote Voeten huwden, de ouders van Karel de Grote, die toen overigens al twee jaar oud was.

In 753 predikt de heilige Bonifatius in Friesland en de jonge Ludger geraakt helemaal opgewonden bij het zien van die heldhaftige en indrukwekkende figuur, die met zwaard en kruis de mensen tot het christendom bekeert. Zo wil hij later ook worden. Hij vraagt dus aan zijn vader om hem naar Utrecht te laten gaan om te studeren in de school van en bij Gregorius. De vader stemt toe en Ludger verblijft enkele jaren in Utrecht.

 

Onder Gregorius’ leerlingen is er ook een Alubert, van Angelsaksische afkomst. Gregorius zendt deze leerling naar York om daar tot bisschop te worden gewijd. Enkele andere leerlingen mogen meegaan en daar is Ludger bij. Zo belandt hij in York, waar hij enkele jaren studeert bij de beroemde Alcuinus.

Aan deze studietijd komt onverwacht een einde door een stommiteit van een Nederlandse (Friese) student (volgens andere bronnen een koopman), die in koelen bloede een Engelse koopman vermoordt. De plaatselijke bevolking keert zich vol haat tegen allen die van Nederlandse of Friese origine zijn en jaagt hen het land uit. Met kan zich de vraag stellen wat die Nederlanders al eerder uitgespookt hadden om zo’n grote spontane volkshaat op te wekken. Feit is dat Ludger weer in Utrecht verschijnt met in zijn bagage een flink aantal waardevolle boeken uit York. We schrijven nu 773. Twee jaar later krijgt hij zijn eerste opdracht. Hij moet naar Deventer om er de kapel van Lebuinus te herstellen. Die was namelijk door de Saksers vernield. Lebuinus (ofte Liafwin) was een van de missionarissen van Friesland die in Deventer werkzaam was geweest, nadat het bekeringswerk van de Friezen was stilgevallen na de moord op Bonifatius. De oorzaak van die mislukking ligt in het feit dat de meeste missionarissen van Frankische komaf waren en door de Friezen werden beschouwd als infiltranten. Vijanden dus, omdat Friezen en Franken toen nog op gespannen voet met elkaar omgingen. Bonifatius en Lebuinus waren weliswaar geen Franken maar Angelsaksen, maar ze kwamen wel vanuit het Frankische Rijk naar Friesland.

 

Ludger heeft gezien wat de aanpak van Bonifatius teweeg bracht en pakt de zaken anders aan. Niet met het zwaard zal hij de Friezen overtuigen van zijn grote christelijke gelijk, maar met kruiden. En samen met zijn gezellen trekt hij een kar vol geneeskrachtige kruiden richting Friezen. Hij heeft ook het grote voordeel dat hij Fries is en de taal van het volk spreekt. Zo slaagt hij ook in zijn opdracht en bouwt boven het graf van Lebuinus een kerk.

Dan trekt hij nog verder noordwaarts en geneest en bekeert overal waar hij langs komt. Maar hij komt temidden van het strijdgewoel terecht. De Saksen en de Oost-Friezen zijn in opstand gekomen tegen Karel de Grote. Widukind is hun vorst en grote leider, die er overigens in slaagt om het KdG behoorlijk moeilijk te maken, jarenlang. Die Widukind is echt de nagel aan de doodskist van Karel. Het gevolg laat zich licht raden. Het werk en de kerk van Ludger gaan ten onder en in de vlammen op. Ludger houdt het voor bekeken en trekt naar Rome, naar de paus. Daar komt hij in contact met de benedictijnen en vertrekt naar hun abdij in Montecassino, om er als monnik te leven.

 

Karel de Grote verblijft enige tijd later in Rome en bezoekt ook de abdij van Montecassino. In zijn hofhouding heeft hij ook Alcuinus mee (die hem Latijn leert, maar ook retorica, dialectica en astronomie - om die reden verdiept KdG zich ook in de wiskunde, want hij wil de loop van sterren en planeten kunnen berekenen) en zo zien Alcuinus en Ludger elkaar na jaren weer. En zo komt Ludger rechtstreeks in contact met Karel de Grote. Dat zal gevolgen hebben voor de levensloop van Ludger.

In 785 wordt Widukind definitief verslagen door het leger van Karel de Grote. Deze laatste is grootmoedig en spaart Widukind, die zich op kerstdag laat dopen en christen wordt, samen met velen uit zijn volk (Friezen en Saksen). Het zijn natuurlijk christenen die nog erg weinig van de christelijke leer doordrongen zijn en nog vol zijn van eigen goden als Wodan, Baldur, Thor en Freya. Dus denkt KdG aan Ludger en geeft hem een bisdom in Oost-Friesland.

 

Ludger trekt erheen en zijn bekeringswerk neemt nu een definitieve vorm aan. Zijn geneeskunst is nog beter geworden. Op de terugweg van een bekeringsreis naar Helgoland (waar jaren eerder Willebrord aan het werk was geweest) komt hij bij een adellijke dame die hem onderdak aanbiedt. In dat huis verblijft op dat moment ook de blinde zanger Bernleff. Die brengt er ‘s avonds zijn liederen over helden en vorsten, naast ook eerder melancholische gevoelsvolle teksten. Ludger is getroffen en heeft medelijden met de blinde zanger. Hij bidt tot God, en - misschien met behulp van zijn kruiden - geneest hij de zanger van zijn blindheid. Zijn faam als wonderdoener snelt hem daarop vooruit en maakt zijn verdere bekeringstaak heel wat gemakkelijker. Alhoewel. De Friezen zijn geen gemakkelijk volkje en nog eens moet Ludger de wijk nemen. Heel ver weg gaat hij niet, maar vestigt zich in Werden, ten noorden van Keulen. Daar sticht hij zijn eerste (benedictijnen)klooster en zet er de boeken die hij uit York had meegebracht in de bibliotheek. Zijn hart zal steeds naar deze plek blijven uitgaan en hij zal er ook begraven worden.

 

Als de Friezen over hun grootste tegenstand heen zijn, krijgt Ludger van Karel de Grote de opdracht om hen toch maar weer beschaving en christendom bij te brengen. Hij schenkt hem Mimigerneford als uitvalsbasis. Ludger wordt er de eerste bisschop en voegt aan zijn bisdom de Oost-Friese provincies toe. Hij bouwt daar een kerk en een monasterium, een klooster waar de clerus kan verblijven die nodig is voor de eredienst in de kerk. De Latijnse naam Monasterium wordt in de loop der jaren vervormd tot Münster en dat is de naam die de stad nu nog steeds draagt. Ludger wordt dan ook afgebeeld met een maquette van de Dom van Munster. Dom is een afkorting van Domus, en betekende toen : huis van de bisschop. De stad Münster heeft dan ook veel te danken aan Ludger. Zijn naam wordt er in ere gehouden en ook nu nog is deze voornaam daar veel in gebruik.

 

Ludger sticht in de volgende jaren nog heel wat kloosters, kerken en scholen en toont zich daardoor een bijzonder trouwe bondgenoot van Karel de Grote, die de vrede in dit deel van zijn rijk voor een groot deel aan Ludger te danken heeft.

In het jaar 809 is Ludger op rondreis en preekt her en der in de door hem opgerichte kerken. Zo is hij op Passiezondag in Billerbeck. Daar gaat hij voor in de kerkdienst ‘s morgens vroeg. Hij preekt er. Dat doet hij ook ‘s avonds en in zijn preek vertelt hij dat hij die nacht zal sterven. De mensen zijn verbouwereerd, maar zijn voorspelling komt uit: omstreeks middernacht sterft hij op 26 maart.

 

Nu volgt er een dispuut tussen Werden en Münster : beide willen het lijk. Het wordt een compromis: Het lichaam wordt overgebracht naar Munster en opgebaard in de Dom. Een maand lang blijft het daar liggen, zonder dat er iets aan het lichaam verandert, het blijft intact. Ten slotte wordt zijn lichaam overgebracht naar het klooster in Werden, waar het zich nu nog bevindt. Bijna intact, bijna, want een stuk werd toch achtergelaten in Münster. Ludger werd genoemd : vader van twee volkeren (Friezen en Saksen) en : Laatste missionaris van Nederland.

 

 

Kon Ludger voorspellingen doen ? De voorspelling over zijn eigen dood is algemeen bekend. Sommigen beweren zelfs dat hij de datum van zijn dood al maandenlang op voorhand had aangekondigd. Dat lijkt me niet geloofwaardig, want dan zou Ludger er wel voor gezorgd hebben dat hij die dag in Werden was. Hij zou ook de invallen van de Noormannen aangekondigd hebben. Dat is wel begrijpelijk. Want hij leefde in de tijd dat vanuit Denemarken de eerste overvallen op Engeland en Friesland gebeurden. Het was dus niet zo moeilijk om een beetje vooruit te zien. Trouwens, Karel de Grote zal al snel na de dood van Ludger geconfronteerd worden met de Noormannen. Had Ludger wat langer geleefd en had hij toestemming gekregen van de Deense koning, dan was hij ook het christendom gaan verkondigen in Denemarken en Noorwegen, en dan was er hoogstwaarschijnlijk nooit sprake geweest van ‘Invallen der Noormannen’. Als ....

 

Hij verrichtte ook wonderen. Eén daarvan is de reden waarom hij steeds wordt afgebeeld met twee ganzen of zwanen. De akkers van zijn bisdom werden belaagd door een enorme troep wilde ganzen, die alles kaal vraten. De arme boeren geraakten in grote nood en riepen de hulp van Ludger in. Door een wonder (maar niemand vertelt wat dat juist inhield) verdreef hij al de ganzen en ze keerden nooit weer. In een ander verhaal lezen we hoe Ludger de paardenknecht Buddo uit de dood liet opstaan.

 

Over Lutger wordt verteld dat hij van zichzelf en van zijn priesters een ongekende concentratie op het gebed eiste. Zo erg zelfs dat hij niet kon verdragen dat er ook maar iets die concentratie mocht verstoren. Op een keer was hij met zijn priesters in gebed verzonken, ‘s avonds laat. De haard brandde, maar tijdens de gebedsstonde geraakte het vuur uitgeput en rook vulde de haard en stilaan ook het vertrek waarin Ludger en zijn priesters zich bevonden. Een van de priesters bukte zich om het hout goed te leggen en de vlam weer aan te blazen. Toen het gebed gedaan was, riep Ludger die priester bij zich en legde hem een drie dagen durende straf op wegens zijn gebrek aan concentratie. Wat bij mij de vraag doet rijzen : Als Ludger wist welke priester dat gedaan had en wat hij gedaan had, was hij dan zelf wel zo geconcentreerd aan het bidden op dat moment?

 

Een andere keer wilde Karel de Grote een gesprek met Ludger hebben, omdat Ludger werd aangeklaagd wegens geldverspilling. De zaak zat zo : Ludger bezat eigendommen. Eén ervan was gelegen in Leuze in Henegouwen. Daarvan had hij inkomsten. Maar Ludger gebruikte slechts het hoogst noodzakelijke voor zijn eigen levensonderhoud. De rest besteedde hij aan kloosters, kerken, abdijen of deelde hij uit aan de armen. Hij gaf echter meer aan de armen dan dat hij gebruikte om kerken en kloosters rijkelijk uit te dossen. Dat was niet echt naar de zin van de andere geestelijken, die hun beklag gingen doen bij Karel de Grote, die wél hield van rijkelijk versierde kerken vol kostbaarheden. Ludger werd dus eigenlijk op het matje geroepen.

Karel stuurt een officier met enkele soldaten naar Ludger met het bevel onmiddellijk voor de keizer te verschijnen. Maar Ludger, die toen net aan het bidden was, liet de dienaren maar kloppen en roepen. Hij deed niet open. De officier keert terug naar Karel die hem opdraagt om onverwijld weer naar Ludger te gaan. Zonder resultaat echter. Een derde keer stuurt Karel de officier en dan pas komt Ludger mee. Als hij voor de keizer staat, vraagt deze waarom hij niet meekwam en hem liet wachten, antwoordde Ludger : “Ik was aan het bidden, en God staat oneindig boven de keizer en dus is het passend dat alles voor Hem wijkt”. Dat antwoord impressioneerde de keizer in de hoogste mate zodat hij Ludger volkomen gelijk gaf en de aanklagers de mantel uitveegde.

 

 

Hebben wij iets te maken met Ludger?

Slechts heel onrechtstreeks. Werden, waar Ludger zijn eerste abdij stichtte is nu een stadsdeel van Essen. Essen in het Ruhrgebied in Duitsland, naamgenoot van Essen in België. In Werden werd kort na het overlijden de zeer vermaarde Heliand geschreven. Heliand is de Saksische bijbel in stafrijmen. Hij zou geschreven zijn in 830. De taal die daarin gebruikt wordt is ten zeerste verwant aan het Nederlands. Zie het slot van dit artikel.

De bezittingen van Ludger lagen in België, in Henegouwen. De Friezen, geduchte tegenstanders van de Franken, waren in de Merovingische tijden ver zuidwaarts doorgedrongen.

En dan kwamen we deze man nog eens tegen in Balk, de Friese gemeente die Ludger tot schutspatroon heeft gekozen, en dat is de plaats waar ik enkele jaren geleden met een vijfde en zesde klas van Rinkrank een week op schoolreis was.

Wat betekent de naam Ludger ? Hij wil zeggen : speervechter van het volk.

 

De naam wordt nog courant aan borelingen gegeven, zowel in Duitsland als in Nederland. Er zijn verschillende versies van de naam in omloop :

Ludgerus of Ludger in het Nederlands

Liudger in het Nederlands en in het Duits

Leodegar, Liutger en Ludger in het Duits

Liudgero en Ludgero in het Italiaans

Ludgerio en Ludgero in het Spaans

 

Tot slot een doopbelofte in de taal die Ludger hanteerde :

 

Forsachistu diobolae?                                                  Verzaakt gij de duivel?

End allum diobolgelde?                                                          En alle duivels?

End allum dioboles werkum?                             En alle werken van de duivel?

Gelobsitu in got alamechtigan fadar?   Gelooft gij in God, de almachtige vader?

Gelobsitu in Christ godes suno?                  Gelooft gij in Christus, Gods zoon?

Gelobistu in halogan gast?                                 Gelooft gij in de heilige geest?