25 april : Markus - Marcus - Mark - Marc

Luc Cielen in Rinkkrant 628 van 25 april 2003


Hoe groot de invloed van de god Mars is, moge kort blijken uit dit kleine overzicht. Mijn eigen familienaam Cielen is een vervorming van Celen, dat zelf afgeleid is van Ceel, dat dan weer een verkorte vorm is van Marcel en van Marcellus. Die laatste naam is gewoon de Latijnse verkleinvorm van Marcus en betekent dus “Kleine Marc”. Maar Marc komt van Marcus en dat wil zeggen : ‘Op Mars gelijkend’. En deze naam komen we tegen in de eerste jaren van het christendom : daar leefde in Jeruzalem een Johannes, zoon van Maria, bij wie de leerlingen samenkwamen om te bidden. Deze Johannes droeg als bijnaam “Marcus : de op Mars gelijkende”. Misschien daarom dat het niet steeds goed boterde tussen hem en Paulus.

 

Marc of Mark, de verkorte vorm van Marcus is nog steeds een populaire voornaam. Op school zijn er minstens drie vaders die zo heten en die getrouw aan de betekenis van hun voornaam met enige kracht de werking van de school ondersteunen. Ofwel bij het bouwen (vorige zaterdag waren er twee Marcen aan het helpen bij de bouw van de zaal) ofwel bij het schilderen van de klassen of bezig met andere klussen, en dan meestal ergens in de week heel alleen, in alle rust. En het is niet omdat het vandaag de feestdag van Marcus is, dat quizmaster Marc deze datum voor zijn Rinkrankquiz heeft uitgekozen. Het is puur toeval.

Over Marcus zelf nu. Hij is vooral gekend als de schrijver van het tweede evangelie. Tweede evangelie omdat zijn evangelie als tweede geklasseerd staat na dat van Mattheus. Maar eigenlijk heeft hij het eerste evangelie geschreven en was zijn tekst hoogstwaarschijnlijk bij de andere evangelisten bekend. Hoe Marcus evangelieschrijver is geworden vernemen we uit een Arabische legende waarin verteld wordt dat bij de doop van Marcus, Maria, moeder van Jezus, haar hand op het hoofd van de jongen heeft gelegd. Daaruit zou dan later zijn inspiratie zijn voortgevloeid.

 

Marcus was een tijdgenoot van Jezus en heeft hoogstwaarschijnlijk de gebeurtenissen van Jezus’ lijden en dood van nabij meegemaakt. (Markus was misschien de jonge man die op de vlucht sloeg bij de gevangenneming van Jezus). Hij bekeerde zich pas na Jezus’ dood, en zijn huis wordt een ontmoetingsplaats voor de leerlingen. Hij reist met Barnabas, zijn neef, en met Paulus mee in het Middellandse Zeegebied, maar wegens een onenigheid met Paulus keert hij eerder naar Jeruzalem terug. Paulus wil hem dan ook op een volgende reis niet meenemen en het zal duren tot hij Markus weer ontmoet aan de zijde van Petrus (die Markus zijn zoon noemt) in Rome voor het tot een verzoening komt. Dan zijn we al voorbij het jaar 60 en is Marcus volop het evangelie aan het schrijven. Volgens sommigen zou hij daar ook de brieven van Petrus hebben geschreven, al beweren anderen dan weer dat hij gewoon in het Grieks vertaalde wat Petrus had geschreven. In elk geval : Petrus was zéér opgezet met het werk van Markus en gaf toestemming aan de gelovigen om het evangelie op hun bijeenkomsten voor te lezen. En dat gebeurt nu nog steeds, al komt Markus’ tekst niet meer zoveel aan bod, omdat hij nogal kort is - Markus begint het evangelie met de doop in de Jordaan - en alleen maar feiten vertelt. Dat was in die dagen blijkbaar voldoende, omdat Petrus zelf nog uitleg kon geven. (In 2000 kreeg iedere inwoner van Rome het evangelie van Markus cadeau, ter gelegenheid van het Heilige Jaar).

 

En dan begint de legende. Petrus zou Markus naar Egypte hebben gestuurd, naar Alexandrië. Markus komt aan bij de stad Cyrenaica bij de grens met Libië en begint daar zijn predikingen. In de stad Aquileia wijdt hij Hermagoras tot bisschop. In Alexandrië aangekomen begint zijn echte bekeringswerk. Hij sticht er een christelijke gemeente die snel groeit. De heidenen worden daardoor onrustig en bedreigen hem. Markus trekt daarom naar Pentapolis, waar hij twee jaar blijft en wacht tot de gemoederen bedaard zijn. Terug in Alexandrië komt hij bij de schoenmaker Anianus. Die had met een els zijn hand ernstig verwond. Markus geneest hem, bekeert hem, doopt hem en wijdt hem tot bisschop van Alexandrië. Dat is allemaal niet naar de zin van de heidenen, die hem een tovenaar noemen en nu actief naar hem op zoek gaan om hem te doden. Dat lukt echter niet, want God houdt Markus steeds weer voor hen verborgen. Tot op het feest van de god Serapis, dat in dat jaar (67) samenvalt met het christelijke Paasfeest. Markus draagt de mis op en wordt bij het altaar door de heidenen gegrepen. Ze binden een touw rond zijn voeten (volgens anderen rond zijn hals) en sleuren hem zo naar buiten. De hele dag slepen ze hem door de straten van de stad. De straten zijn bevlekt met zijn bloed en her en der liggen er stukken van zijn vlees. ‘s Avonds gooien ze hem in de gevangenis, waar hij in goddelijke visioenen troost vindt, maar ‘s morgens slepen de heidenen hem opnieuw door de stad tot hij sterft. Dan richten ze een grote brandstapel op om zijn lichaam te verbranden, maar op dat moment barst er een geweldig onweer los met een enorme vlaag hagelstenen en zoekt iedereen onderdak. Daarvan profiteren de christenen: ze nemen het lichaam van Markus op en begraven het bij Bucoles. Dat zou gebeurd zijn op 25 april 67.

 

Maar zoals dat bij vele heiligen gebeurd is, kan ook het gebeente van Markus niet zo snel de eeuwige rust vinden. Rond 815 (829 ?) komen er kooplui in de streek waar Markus begraven ligt. Egypte is dan in handen van de moslims en wat doen de Venetianen ? Ze roven het gebeente van Markus, bedekken het met varkensvlees (voor de moslims onrein en dus oncontroleerbaar !) en voeren het zo mee naar Venetië. Daarmee heeft Venetië een geweldige schat binnen haar muren gehaald, want talloze pelgrims zullen nu naar deze stad komen om te bidden bij het graf van deze beroemde heilige. Maar de stad neemt ook haar voorzorgen : men verwerkt de kist met het gebeente in een pilaar van de grootste kapel van de Doge (men kende blijkbaar het verhaal van Osiris), maar als men enkele eeuwen later een prachtige sarcofaag wil maken voor het gebeente, weet men niet meer in welke pilaar het gebeente zich bevindt. Geen nood : Markus laat zijn kist vanzelf openspringen, zodat men niet de hele kapel moet slopen. Sindsdien rust hij in een prachtig versierd schrijn onder het hoofdaltaar van de San Marcobasiliek. Dat was niet het enige wonder dat Markus na zijn dood verrichtte. Een schipper vindt op een dag de ring van Marcus en schenkt die aan de Doge. Sindsdien werd deze ring gebruikt bij de plechtigheid die het mystieke huwelijk van de Doge met de Adriatische Zee inwijdt. Een ander wonder vertelt over een slaaf uit de Provence die tegen de wil van zijn meester in een bedevaart maakte naar San Marco. Bij zijn terugkeer wil zijn meester hem doden, maar alle werktuigen die hij daarvoor gebruikt weigeren dienst, zodat de slaaf gered wordt. Bij de bouw van de San Marco viel een van de metselaars van een stelling. In zijn val roept hij de naam van Markus aan en zie : hij bereikt ongedeerd de grond. Daarom is Markus ook de patroon van de metselaars. Hij is dat ook - omdat hij schrijver van brieven en evangelie is - van de notarissen en de secretarissen. Dus ook van de secretaressen, maar waarom viert men secretaressendag dan een week vóór zijn naamfeest ? De mandenvlechters beschouwen hem ook als hun patroon en dat vindt zijn oorsprong in het feit dat hij op zijn reis naar Rome varend in een mand in de stad zou aangekomen zijn. Bij de heilige profeet Ezechiël lazen we over het visioen van de vier dieren. Toen dit visioen in de christelijke kerk werd overgenomen, werd Markus bedacht met de leeuw. Daarom staat hij meestal ook afgebeeld met een (gevleugelde) leeuw. Soms beeldt men alleen de leeuw af en weet iedereen dat hiermee Markus wordt bedoeld. Zie maar eens rond in Venetië.

 

Op zijn feestdag bestond de gewoonte om een processie te houden doorheen de velden met de bedoeling een goede oogst af te smeken. Die Markusprocessies hadden echter niets te maken met Markus, maar alles met de Romeinse god Robigo, de god die het koren moest beschermen tegen ‘brand’ (= een schimmelziekte). Ter ere van deze god trok elk jaar op 25 april die processie uit. En dan komt een uitleg die geen steek houdt. Op die dag werd er een zoet brood gegeten, gemaakt van amandelen en suiker. Dat brood werd ‘Marci Panis’ genoemd : Brood van Markus. En volgens sommige volksetymologen zou het woord marsepein daarvan zijn afgeleid. Se non è vero, è ben trovato.

 

In de derde eeuw wordt over Markus gezegd dat hij ook Kolobodaktulos heette. Die naam betekent : Stompvingerig. En waarom heette hij dan zo ? Omdat hij heel nederig en bescheiden was (in tegenstelling tot zijn bijnaam !) en dat ook wilde blijven. Toen Petrus hem tot priester wilde wijden trachtte Markus daaraan te ontsnappen door zijn vingers te verminken.

 

De naam van Markus vinden we ook terug in enkele zeer bekende familienamen: Marcuse (Herbert, filosoof), Marx (Karl, filosoof - maar er leefde ook een Karl Marx die componist was) en Merckx (Eddy, wielrenner).