PIUS V, 30 april

Luc Cielen in Rinkkrant 727 van 23 april 2004

 

Bij zijn geboorte in Bosco Marengo, een dorp bij Alessandria in Noord-Italië, op 17 januari 1504 heette hij Antonio Ghislieri. Zijn voornaam kreeg hij omdat hij geboren werd op de feestdag van de heilige Antonius (die met het varken, die in de Antwerpse Kempen zo populair is). Zijn ouders, Paolo en Domenica, waren verarmde adel en zo moest de kleine Antonio al heel vlug aan het werk als schaapherder. Dat bleef hij tot hij veertien jaar was en intrad bij de dominicanen onder de naam Michele. Vele jaren later zal hij nog eens van naam veranderen, als hij tot paus is gekozen.

 

Bij de dominicanen studeert hij ijverig en goed en wordt daar na verloop van tijd zelf leraar in de filosofie en de theologie. Hij combineert dat leraarschap met zijn taak als novicemeester en bovendien is hij prior van enkele abdijen der dominicanen. Hij had dus wel enig bestuurstalent. Zestien jaar lang doet hij dat. Dan neemt zijn carrière een wending : hij wordt bisschop en een jaar later is hij al kardinaal. Hij combineert die functies met een nog veel belangrijker opdracht : hij wordt inquisiteur. Hij moet dus onderzoeken of de gelovigen wel naar de letter en de geest van het christelijke geloof spreken en handelen. Een héél belangrijke taak, die hij bij wijze van vingeroefening eerst vervult in de streek van Como en Bergamo - hoevelen zijn daar door hem niet op de rooster gelegd?

 

Het protestantisme dringt vanuit Duitsland steeds verder door naar het zuiden en heeft in die streken ook enig succes, maar dankzij de inspanningen van Antonio, alias Frater Michele, keert het ‘ware geloof’ daar snel terug. Deze successen dragen bij tot zijn bevordering : hij wordt Inquisiteur Generaal voor de hele katholieke kerk. Vlaanderen zal het geweten hebben, want net in die dagen voeren de Spanjaarden hier de inquisitie in met alle nare gevolgen van dien. Lees er maar over in ‘Tijl Uilenspiegel’ van Charles De Coster.

 

Antonio-Michele komt in botsing met paus Pius IV, omwille van een geval van nepotisme. De paus heeft de 13-jarige Ferdinand de Medici tot lid van het Heilig College benoemd, en dat zint de rechtlijnige Antonio niet. De paus zet hem op een zijspoor en Antonio’s carrière lijkt ten einde.

 

Maar pausen hebben niet het eeuwige leven, en als Pius IV sterft, komen de kardinalen in conclaaf bijeen. Het is een van de eerste pauskeuzes waarbij er zo goed als geen (politieke) inmenging van buitenaf is en Antonio komt - op stevige voorspraak van zijn beste vriend Carolus Borromeus (naar hem is er een kerk in Antwerpen genoemd : de kunstenaarskerk op het Consciencepleintje), een man van grote invloed in die dagen - eruit als de nieuwe paus onder de naam Pius V.

 

Het is het jaar 1566. Antonio heeft nog 6 jaar te gaan, en in die zes jaar zal hij zich onsterfelijk maken. Zelfs tot op onze dagen gaat zijn invloed door en velen - denk maar aan die kinderen die binnenkort hun eerste communie gaan doen - hebben er mee te maken. Al zijn er ook zaken die nu al wel aan kracht hebben ingeboet, maar die in mijn jonge jaren nog springlevend waren. Hoe komt dat?

Enige jaren voor hij paus werd, was het Concilie van Trente (een katholieke tegenzet tegen het protestantisme) afgelopen, maar de besluiten die daar genomen waren, wachtten nog op uitvoering. Pius V zet zich eraan en al snel verschijnt er een nieuwe catechismus (de Mechelse catechismus die wij vroeger van buiten moesten leren was daarvan afgeleid). Hij laat ook een nieuw breviarium uitgeven en een nieuw ‘Missale romanum’. Ook dat heb ik nog levendig gekend, maar dan vooral in de vorm van een klein missaal, dat kinderen indertijd rond hun twaalfde jaar cadeau kregen om tijdens de mis de gebeden beter te kunnen volgen. Ik heb er ontzettend veel in gelezen en heb mijn exemplaar trouwens nog steeds. Het heeft me een grote interesse bijgebracht in kalenders en tijdrekeningen, interesse ook voor de heiligen, maar het geloof is niet gebleven.

 

Boeken uitgeven is één zaak, er moeten ook mensen zijn die het geloof uitdragen en verkondigen. Daarom richt hij nieuwe seminaries op. Hij zorgt ook voor de gewone gelovige in de zin dat er een gebed tot stand komt dat nu nog steeds in de hele katholieke kerk het meest van alle gebeden gezegd wordt: het ‘weesgegroet’. Vorig jaar in de zesde klas waren er kinderen (ze hadden wel een voorbereiding op hun vormsel meegemaakt) die dat gebed van buiten konden opzeggen. Terwijl de monniken en kloosterlingen 150 psalmen achtereen opzegden of zongen, liet hij die psalmen voor de gewone gelovige vervangen door weesgegroetjes en dat werd de ‘rozenkrans’ : 150 weesgegroetjes. Drie paternosters achter elkaar dus.

 

Pius V verplichtte de bisschoppen om voortaan in hun bisdom te wonen. Daarmee zouden ze dichter bij de gelovigen staan en zouden er minder afvalligen zijn. Dat wad goed gezien, en nu nog woont een bisschop steeds in het bisdom waarover hij is aangesteld.

 

En dan is er nog iets, waarvan ik in mijn eerste puberteitsjaren toch wel van afgezien heb : de index. Pius V stichtte de Congregatie van de Index; die moest erop toezien dat katholieken alleen stichtende lectuur onder handen kregen. Die index bestond in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog en werd nog stipt nageleefd. Zo was het haast onmogelijk om als dertienjarige bijvoorbeeld ‘Pallieter’ van Felix Timmermans te lezen, want dat was een boek dat op de ‘index’ stond. Dat ik het toch heb kunnen lezen kwam omdat ik een sleutel had gevonden waarmee ik de boekenkast van mijn vader kon open krijgen en naar believen alles kon lezen wat daarin stond en in mijn ogen boeiend was, dus zeker de boeken die op de index stonden. Mijn vader had in elk boek genoteerd welk nummer volgens de index het boek had. Hoe lager het nummer hoe ‘slechter’. Kinderen lazen boeken die gequoteerd stonden als VI of V. Een IV was al voor rijpere jeugd en volwassenen, een III was alleen voor ‘geschoolde en voorbereide lezers’. En dan had je natuurlijk de ‘slechte’ boeken met nummers II en I. Die waren het interessantste.

 

Temidden van een Europa dat door godsdiensttwisten en ketterijen wordt verdeeld is hij als een rots in de branding. Zijn geloof is onaantastbaar en Rome en de katholieke kerk ondervinden dat. Maar ook de islam zal het tijdens het bewind van deze paus aan de lijve ondervinden. Want Pius V beschouwt de protestanten niet als het enige kwaad - per slot van rekening geloven die toch nog in Christus - de islamieten zijn in zijn ogen een véél erger kwaad. Hij zal hen dan ook terdege bestrijden. Maar laat me eerst vertellen hoe hij dichter bij huis te werk gaat. Als paus is hij staatshoofd van de Pauselijke Staten (die toen zeer uitgestrekter waren) met Rome als hoofdstad. Die stad moet toch een reine stad zijn en wat doet hij? Hij schaft de prostitutie af. Tenminste dat wil hij. Maar dat lukt niet zo goed, dus drijft hij de prostitutie bijeen in enkele wijken, waar het hem minder stoort. Maar o wee, degenen die vreemd gaan en overspel plegen of godslasterlijke taal spreken : die mogen zich aan zware boetes verwachten.

 

In een Pauselijke Staat mogen toch enkel christenen wonen, of wat dacht u? Dus wat doet Pius V: hij gooit de joden eruit. Zonder pardon. En toch is hij heilig geworden. Maar in die dagen kon dat nog. Nu zou het niet meer waar zijn.

Ook moordenaars en rovers moesten onherroepelijk het land uit. Nu was er een rover die dacht de paus daarbij behulpzaam te zijn en deed volgend voorstel: de paus moest de roverhoofdman bij hem uitnodigen voor een maaltijd. Dan hoefde de paus hem maar gevangen te nemen en was hij in één klap van een hele bende verlost. Maar de paus hield niet van zulke methodes en ging er niet op in.

 

Stierengevechten waren in die dagen nog een echt volksvermaak in Rome. Maar - en toegegeven, daarmee is deze paus zijn tijd ver vooruit in vergelijking met sommige andere Europeanen - hij verbiedt die.

 

Voor zichzelf is Pius V ook onverbiddelijk. Hij draagt onder zijn pauskleren nog steeds het ruwe witte habijt van de dominicanen. Daarmee werd hij trendsetter, want alle pausen dragen sindsdien een wit habijt, al zal dat niet meer zo ruw zijn als dat van Pius V. Als hij op reis ging, dan deed hij dat te voet, in stilte. Aangenaam gezelschap zal hij dan ook niet geweest zijn voor zijn reisgenoten. Als hij al eens iets zei, dan ging het over God. Hij wilde ook nooit een reismantel of regenjas dragen. Een reiziger heeft voldoende aan één gewaad, was zijn devies. Toen hij nog bisschop was, ging hij dikwijls te voet naar Milaan om er de biecht te horen van een markies. Hij ging altijd blootvoets, gekleed in zijn ene gewaad, of het nu regende of sneeuwde of de zon onbarmhartig scheen. Hij vastte ook veel, en knielde regelmatig neer voor een gebed of een meditatie. Zo bracht hij, zelfs als paus en ondanks het vele werk, menig nachtelijk uur door, al biddend en mediterend. Rijkdom was niet aan hem besteed. Terwijl andere pausen bij hun verkiezing veel geld besteedden aan de inrichting en de uitbreiding van de pauselijke paleizen, gebruikte hij dat geld om aan de armen te geven. Niets hield hij voor zich. Tijdens een grote hongersnood in Rome kocht hij uit zijn eigen vermogen voor honderdduizend gouden kronen graan in Sicilië en Frankrijk en deelde het uit aan de armen van de stad. Wat er overbleef verkocht hij ver beneden de prijs op de markt. Hij was dus wel heel voorkomend voor de armen, maar toch was hij het die hen verbood om nog langer in de kerken te bedelen, voortaan moesten ze buiten aan de kerkdeur hun hand opheffen.

 

Regelmatig verliet hij zijn paleis om langs de hospitalen van de stad te dwalen. Dan zette hij zich neer bij ziekbedden en troostte zieken en stervenden. Hij was ook niet verlegen om de wonden en de zweren van de mensen, zelfs van melaatsen, te kussen. Zo wordt verteld dat een Engelse protestant hem eens de voeten zag kussen van een bedelaar die vol zweren stond. De Engelsman was daar zo van aangedaan dat hij zich prompt tot het katholicisme bekeerde. Dat had koningin Elisabeth I van Engeland ook beter gedaan, want Pius V kon het niet verkroppen dat zij het hoofd van de Anglicaanse Kerk was (dus eigenlijk een collega van hem) en hij sprak de banvloek over haar uit; hij excommuniceerde haar, met andere woorden. Daarmee beging hij een enorme flater, want het gevolg was dat Elisabeth I danig op haar tenen was getrapt en als reactie de katholieken in Engeland begon te vervolgen. De katholieke kerk kreeg er alleen maar een massa martelaren en heiligen bij. En dat op een moment dat Pius V alle christelijke staatshoofden van Europa in een Heilige Alliantie tegen de islam wilde verenigen. Op Engeland hoefde hij alvast niet te rekenen. In zijn overtuiging dat alleen de katholieke kerk het ware geloof bezat financierde hij zowel in Duitsland als Frankrijk degenen die strijd voerden tegen de protestanten. Dikwijls deed hij dat op een zeer slinkse wijze, zodat hij niet met de vinger kon gewezen worden. In Engeland steunde hij, zij het dan met brieven, Mary Stuart, die toen in de gevangenis zat.

 

In zijn strijd tegen de islam vond hij steun bij de doge van Venetië, bij keizer Maximiliaan van Oostenrijk - nochtans was hij niet erg tegemoetkomend geweest tegenover deze keizer. Maximiliaan had eens een brief geschreven aan de paus met de vraag of het niet verstandig zou zijn om het celibaat van de priesters af te schaffen. Daardoor zou het gemakkelijker zijn, beweerde de keizer, om de afvallige priesters weer binnen de katholieke kerk te krijgen en een verzoening met de protestanten te bewerkstelligen. De paus had hem snel duidelijk gemaakt dat daar geen sprake kon van zijn en Maximiliaan had er verder dan maar over gezwegen. - en bij Filips II van Spanje (zoon van Keizer Karel). Zo ontstond de Spaans-Venetiaanse Liga. Toen de Turken Cyprus veroverden kwam die in actie en trok de Turkse vloot (onder leiding van Solyman II) tegemoet. Bij Lepanto kwam het op 7 oktober tot een treffen. De Liga overwon. Hoe kwam dat? Volgens de paus omdat de hele katholieke kerk daarvoor gebeden had. Hij had namelijk alle broederschappen opgeroepen om die dag de rozenkrans te bidden, zonder ophouden. In de kerken van Rome werd er gebeden en gingen er processies uit. Hijzelf zat met zijn kardinalen in vergadering. Opeens stond hij op, ging naar het venster, opende het en keek een lange tijd met opgeheven handen naar de hemel. Opeens sprak hij : “We moeten God danken voor de overwinning die Hij ons geschonken heeft”. Dat kon hij op dat moment nog niet weten, maar toen later de boodschap kwam dat de Liga inderdaad gewonnen had, wist men dat Pius V in een visioen dit had gezien. Het werd later een belangrijk getuigenis in zijn heiligverklaringsproces.

 

Er worden nog wonderen aan hem toegeschreven. Zo is er het wonder van de meelvermenigvuldiging in een nonnenklooster en er is dat grote wonder van de mislukte vergiftigingspoging. Dat ging zo : de paus zat aan tafel, toen hij opeens de drang voelde om voor een groot kruisbeeld neer te knielen en de voeten van Christus te kussen. Toen hij rechtstond zag men dat de voeten van het Christusbeeld vochtig waren. Men neemt snel de homp brood waarvan de paus wilde gaan eten en dopt het vocht van de voeten van het beeld. Een hond krijgt de homp toegeworpen en slokt hem op. Even later ligt hij stuiptrekkend op de grond en sterft. Zo ontsnapte de paus aan de dood.

 

Om de overwinning van de christenen op de Turken bij Lepanto op 7 oktober 1571 te herdenken, richtte Pius V op die datum het feest van Maria Overwinning op (omdat hij dacht dat de overwinning te danken was aan het massaal bidden van weesgegroetjes). Later kreeg het feest de naam : Feest van de Rozenkrans, en werd, en wordt nog steeds, gevierd op de eerste zondag van oktober. Ga op die datum maar in de kerken zien, nog steeds zal er dan aandacht besteed worden aan de rozenkrans. Nog iets dat dus van blijvende betekenis is geweest en door deze paus werd ingericht. maar niet zo erg bevorderend is om in vrede met de islam te leven.

 

Beelden of afbeeldingen van deze paus ga je in een kerk niet zo snel tegenkomen. Maar de hervormingen die hij heeft doorgevoerd hebben intussen al bijna 500 jaar stand gehouden. Reden waarom hij toch wel even onder de aandacht mocht komen. En dan zeker op een moment dat vele kinderen voor het eerst in hun leven te maken krijgen met godsdienstonderricht naar aanleiding van hun eerste communie of hun vormsel.

 

Het weesgegroet is in de loop van de voorbije eeuwen vele miljarden keren gebeden, en wordt nu nog dagelijks door miljoenen gepreveld. Hoogstwaarschijnlijk is dit het gebed dat het meest op aarde gebeden wordt. Het schenkt troost aan zieken en eenzamen. Meer dan dertig jaar geleden leerde ik een oude boerin kennen in de omgeving van Leuven. Ze woonde afgelegen en haar man ging ‘s avonds nogal eens pinten pakken. Wat deed ze dan ‘s avonds zo alleen in huis? “Ik doe alle lichten uit en zet me in het donker aan tafel en lees (=bid) weesgegroetjes, tot mijn man terugkomt.”

 

Voor wie de tekst niet meer kent, of misschien zelfs nooit gekend heeft, hier is hij :

 

“Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. Gezegend zijt gij boven alle vrouwen en gezegend is de vrucht van uw lichaam, Jezus. Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.”

 

Zo weten de kinderen van de tweede klas die binnenkort op schoolreis vertrekken naar Meersel-Dreef meteen ook wat daar aan de grot gebeden werd en nog steeds gezegd wordt door de vele bezoekers.