SEBASTIAAN, 20 januari

Luc Cielen in Rinkkrant 717 van 16 januari 2004


Voor één keer is de link met het pedagogische of met de school bijzonder snel gelegd; wie kent er namelijk niet dat wondermooie en spannende gedicht van Annie M.G.Schmidt : “Sebastiaan” ? Het gaat zo :


Dit is de spin Sebastiaan.

Het is niet goed met hem gegaan.

 

LUISTER !

 

Hij zei tot alle and’re spinnen :

Vreemd, ik weet niet wat ik heb,

maar ik krijg zo’n drang van binnen

tot het weven van een web.

 

Zeiden alle and’re spinnen :

O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

kom, Sebastiaan, laat dat nou,

wou je aan een web beginnen

in die vreselijke kou ?

 

Zei Sebastiaan tot de spinnen :

‘t Web hoeft niet zo groot te zijn,

‘t hoeft niet buiten, ‘t kan ook binnen

ergens achter een gordijn.

 

Zeiden alle and’re spinnen :

O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

toe, Sebastiaan, toom je in !

Het is zó gevaarlijk binnen,

zo gevaarlijk voor een spin.

 

Zei Sebastiaan eigenzinnig :

Nee, de Drang is mij te groot.

Zeiden alle and’ren innig :

Sebastiaan, dit wordt je dood ...

O, o, o, Sebastiaan !

Het is niet goed met hem gegaan.

 

Door het raam klom hij naar binnen.

Eigenzinnig ! En niet bang.

Zeiden alle and’re spinnen :

Kijk, daar gaat hij met zijn Drang !

 

PAUZE

 

Na een poosje werd toen éven

dit berichtje doorgegeven :

Binnen werd een moord gepleegd.

Sebastiaan is opgeveegd.

 

Een prachtig gedicht, niet alleen om te lezen, ook om in de klas, bijvoorbeeld tweede of derde klas te gebruiken als taalexpressie. Maar het is een gedicht dat ook in duidelijke versvoeten is geschreven. Die versvoet in de aanhef heet jambe en bestaat uit een korte en een lange klankgreep, of een niet-benadrukte en wel-benadrukte klankgreep. Of je kan het ook zacht-luid noemen, zo’n jambe. Vanaf de tweede strofe gaat de jambe over in een trochee, die net het tegenovergestelde is : lang kort (luid-zacht). Het zijn net dié versvoeten die ervoor zorgen dat dit gedicht zo’n grote pedagogische waarde heeft, want dankzij die jambe en trochee is dit gedicht bijzonder geschikt om te gebruiken in ritmiekoefeningen in een tweede en zeker in een derde klas. En omdat er tegenwoordig toch zoveel aandacht is voor ADHD-kinderen : wel, dit gedicht is wel zéér geschikt voor hen. Zowel qua inhoud, als qua ritmische mogelijkheden in het stappen en het klappen.

Maar nu naar de Sebastiaan over wie ik het vandaag wil hebben.

Eerst de naam.

Die betekent : hij die onze eer waard is.

 

De naam komen we eerst in het Grieks tegen als Sebastos, waar hij verheven of eerwaardig betekent. Het equivalent voor het Latijnse Augustus. Sebastiaan zouden we dus even goed Augustus kunnen noemen. Maar als naam komt hij eerst voor als de Latijnse Sebastianus, en later wordt die naam in diverse variaties aangetroffen. Zo kennen we Bas, Sebastian (Duits), Sébastien (Frans), Sebestyén (Hongaars), Sebastiano (Italiaans), Sebastião (Portugees), Šebestian (Tsjechisch). In het Nederlands geeft de naam aanleiding tot diverse voor- en familienamen : Bas, Bast, Basjes, Basten, Bastens, Bastiaannet, Bastiaans, Bastiaanse, Bastiaansen, Bastiaanssen, Bastiaenen, Bastiaens, Bastiaenssens, Bastian, Bastianen, Bastiani, Bastin, Bastinck, Bastings, Baestiaens, Bastjaens, Baestaens, Bastine, Bastiné, Bastiens, Basting, Bastijn, Basteyns, Bostin, Bostyn, Bosteyn, Bosthys, Bosthijs, Bastings, enz...

 

Uit de vele afleidingen kan je al opmaken dat dit een zéér verspreide naam is. Het is een naam die sporadisch ook nu nog voorkomt en op school hebben we toch een kleuter met blonde krullen die deze naam waardig (!) draagt : Sebastian bij juffen Veer en Evi.

 

Bekende Sebastianen kennen de kinderen van tv : daar liep (en misschien loopt ze nog ?) een reeks met Bas en Adriaan. Die Bas, dat is natuurlijk Sebastiaan. Duitsers, muzikanten en musicologen kennen echter één Sebastiaan boven alle andere : Johann Sebastian Bach. Vele Portugezen dromen nog steeds van de terugkeer van hun zestiende-eeuwse koning Sebastião. Die droomde ervan ooit heel Afrika te veroveren, maar reeds bij zijn tweede veroveringstocht sneuvelde hij. Vele Portugezen geloofden niet dat hij gestorven was en verwachten nog steeds zijn terugkeer. Hij is daardoor te vergelijken met de legendarische koning Arthur in Engeland.

 

Heel wat Fransen hebben nog steeds een grote bewondering voor hùn Sébastien, die beter gekend is onder zijn familienaam : De Vauban. Hij was de grote forten- en verdedigingswerkenbouwer van de Zonnekoning.

 

Maar wie was de Sebastiaan die aan de basis lag van al die beroemde Sebastianen ?

 

Ach wisten we het maar.

Het is met hem gegaan als met zovele vroeg-christelijke heiligen. We weten in feite zo goed als niets van hem. Wat we weten kan net zo goed verzonnen zijn. We weten dan zelfs niet eens wie het levensverhaal verzonnen heeft. Want zelfs daarover bestaat twijfel. Is het Ambrosius van Milaan (zie Rinkkrant 713) ? Of komt het van een anonymus ? In elk geval in de vijfde eeuw circuleert er plots een Vita (een levensbeschrijving) van hem. Die kan alleen maar gebaseerd zijn op één gegeven : in een catacombe aan de Via Appia ligt een Sebastianus begraven samen met een Fabianus, een paus uit de derde eeuw. Dus moet die Sebastianus ook wel in de derde eeuw geleefd hebben en zo kon de legende ontstaan. Die legende vertelt dat Sebastiaan in Narbonne in Gallië werd geboren. Maar zoals steeds: er bestaan verschillende versies van de legende. En volgens de ene is hij helemaal niet in Narbonne geboren, maar in Milaan. Nee, zegt een ander, hij is wel in Narbonne geboren, maar zijn ouders waren van Milaan afkomstig. Ja, zegt dan weer een andere legende, hij is wel in Narbonne geboren, maar in Milaan opgevoed.

 

Waar het op aan komt in dit verhaal is wat er verder met Sebastiaan gebeurde. Daarin zijn alle legenden en overleveringen min of meer gelijkluidend. Sebastiaan werd officier van de Praetoriaanse Wacht, zeg maar de lijfwacht van de Romeinse keizer. Dat gebeurde tijdens de regering van Diocletianus. En opvallend hierbij is dat hij bij keizer Diocletianus op een uitgesproken goed blaadje stond, en door de keizer zelfs bewonderd werd. Een Romeins keizer kon doorgaans alleen maar bewondering opbrengen voor soldaten die hun moed duidelijk hadden getoond. Dat er door sommigen dan beweerd wordt dat Sebastiaan eigenlijk afkerig was van het soldatenleven, is moeilijk te accepteren. Wat de keizer niet wist, was dat Sebastianus een christen was. Dat zal pas aan het licht komen als de christenvervolgingen weer een hoogtepunt bereiken. Het gebeurde dat twee Romeinse soldaten, Marcus en Marcellianus wegens hun christen-zijn werden opgepakt en ter dood werden veroordeeld. Op het laatste moment leek het of de twee soldaten zouden hun geloof afzweren en toen greep Sebastiaan in. Hij sprak zo vol vuur over het christendom en de eeuwige beloning die hen wachtte, dat de beide mannen weer moed kregen en hun martelaarschap ondergingen. Zelfs onder de toehoorders waren er die zich door de vurige woorden van Sebastiaan bekeerden. Daar was onder anderen Nicostratus, de man die het bevel voerde over de gevangenis waar Marcus en Marcellianus hadden verbleven. Hij bekeerde zich samen met zijn echtgenote. Hij gaf meteen opdracht om de bekeerde gevangenen vrij te laten, schonk zijn slaven de vrijheid en nam daarop zelf ontslag.

 

Toen de vervolgingen aanhielden en zelfs de meest vooraanstaande christenen in gevaar kwamen, hielp Sebastiaan door hen - o.a. de paus - in het keizerlijk paleis te verbergen. Daar waande hij hen veilig. Maar het lot was hem niet gunstig. Keizer Diocletianus vernam dat Sebastiaan ook christen was en de christenen zelfs op alle mogelijke manieren hielp te ontsnappen aan de vervolging. Hij was zowel verwonderd als teleurgesteld, maar ook bitter verbolgen op zijn trouwe soldaat. “Ik heb je altijd behandeld als de eerste onder mijn dienaren, zei hij tegen Sebastiaan, en toch ben je in het geheim de goden en mij afvallig.” De keizer was zo teleurgesteld dat hij Sebastiaan stante pede aan een boom op de Palatijnse heuvel liet vastbinden (op de plaats waar nu de kerk San Sebastiano in Palatino staat) en boogschutters de opdracht gaf hem met pijlen te doorzeven. De Legenda Aurea vertelt dat Sebastiaan zoveel pijlen in zijn lichaam kreeg dat hij wel een egel leek. De soldaten lieten hem voor dood achter.

 

Irene, de christelijke weduwe van de heilige Castulus, liep naar de boom om het lijk van Sebastiaan weg te nemen en te begraven, maar ze ontdekte dat hij nog leefde. Ze bracht hem in het geheim naar haar huis en verzorgde hem liefdevol. Ze deed dat zó goed, dat Sebastiaan zijn talloze wonden overleefde en stilaan weer tot het rijk der levenden terugkeerde. Toen hij voldoende hersteld was om weer buiten te komen, posteerde hij zich langs de weg waarlangs de keizer zou passeren. Toen Diocletianus voorbij kwam riep Sebastiaan hem toe dat hij de wrede christenvervolgingen onmiddellijk moest staken. De keizer was hoogst verbaasd zijn ex-officier levend aan te treffen en dan nog met zulke aanmatigende taal. Hij gaf opdracht de oproerkraaier dood te slaan. Zijn soldaten sleurden Sebastiaan mee naar het Circus Maximus (de grote renbaan van Rome) en knuppelden hem neer als was hij een ordinaire straathond. Wat pijlen niet klaar gespeeld hadden, vermochten stokken en kluppels wel : Sebastiaan gaf de geest. De keizer, om te verhinderen dat Sebastiaan nog eens gered zou worden, liet het lichaam in de Cloaca Maxima (grote riolering van Rome) gooien, daar waar de riool uitmondt in de Tiber.

 

Die nacht droomde de christin Lucina Anicia dat Sebastiaan haar verscheen en haar de plek wees waar zijn lichaam lag. De volgende dag liet zij het lijk weghalen en begraven naast paus Fabianus in de catacombe aan de via Appia. Later, reeds in de vierde eeuw, werd op die plaats een basiliek ter ere van Sebastiaan gebouwd. Natuurlijk heet die San Sebastiano. Dit is een van de 7 hoofdkerken van Rome, een kerk die door Romepelgrims steevast bezocht wordt.

 

Er is iets opvallends in de legenden over Sebastiaan, iets dat volledig afwijkt van legenden over tijdgenoten-heiligen. Dat is dat er hem geen wonderen worden toebedacht tijdens zijn leven. Toch wel een teken dat deze legende misschien meer waarheid bevat dan we normaliter mogen veronderstellen.


Na zijn dood deelt Sebastiaan in het lot van zovele heiligen. Zijn stoffelijke resten slagen er niet in bijeen te blijven. Omdat zijn verering als ‘pijlheilige’ al snel een grote vlucht nam, had het Vaticaan het gebeente liever zelf in bezit (zo’n bezit brengt heel wat geld op door de toestroom van bedevaarders). Dus werden de relieken overgebracht naar het Vaticaan. Maar het hoofd van Sebastiaan werd naar de kerk Quattro Coronati in Rome overgebracht. Neen, zeggen ze in de kerk van Saint Médard in Soissons (Noord-Frankrijk) : de relieken van Sebastiaan liggen bij ons, al sinds het jaar 826. En in de abdij Ebersberg nabij Munchen beweren ze de schedel van Sebastiaan in bezit te hebben als sinds de 10e eeuw. Die schedel is in kostbaar zilverwerk gevat in de vorm van een drinkschaal. Wie daaruit drinkt zal van de pest genezen. Een arm van Sebastiaan vinden we terug in Hagenau in de Franse Elzas.

Drinken uit de schedel geneest van de pest, maar niet iedereen kan daarvoor naar Ebersberg, en dat terwijl de pest op vele plaatsen tegelijk toeslaat. Maar geen nood : Sebastiaan is dé pestheilige bij uitstek en hem aanroepen zal altijd soelaas brengen. Hoe hij aan die taak gekomen is ? Hoogstwaarschijnlijk door de afbeeldingen van hem, waarbij hij steevast met één of meer pijlen wordt afgebeeld. Al sinds de tijd van de oude Grieken werd de pest beschouwd als gezonden door Apollo, die met zijn pijlen de mensen treft en hen zo de pest bezorgt. Om die reden moesten bij pestepidemies offers gebracht worden aan Apollo. Later is Sebastiaan de honneurs beginnen waarnemen, gewoon omdat hij die pijlen droeg. Hij doet dat niet alleen : de heiligen Adrianus, Antonius, Christoforus en Rochus zijn hem daarbij behulpzaam. Als er sprake is over pest, is er ook dikwijls sprake van pijlen. Dat lezen we bijvoorbeeld ook in het Oude Testament bij de historie van Job : “De pijlen van de Almachtige steken in mij, welker gif mijn geest uitzuigt.” Een rechtstreekse aanleiding om Sebastiaan als de grote pestheilige te beschouwen ligt in de pestepidemie van Rome van het jaar 680. Toen wilde pest maar niet wijken, tot men een altaar oprichtte ter ere van Sint Sebastiaan. Volgens andere bronnen eindigde de pest nadat men een processie met de relieken van Sebastiaan door Rome had laten trekken.

Omwille van de marteling met pijlen is hij dé uitverkoren patroon van schuttersgilden. Zowel in de Middeleeuwen als nu. Zijn naam blijft met hen verbonden.

 

 

Zijn sterfdag en naamdag (20 januari) valt op het hoogtepunt van de winter. ‘Het is putteke winter’, zeggen de mensen en ze verbinden de feestdag van Sebastiaan daar mee. Hij is een echte Vriesheilige; de weerspreuken liegen er niet om :

                                      Sint-Basje is een hard gastje.

 

         Of :                               Met (Sint-Fabiaan en) Sint-Bastiaan

        Komen de harde koppen aan.

 

Maar er is ook toekomst :

 

                                    Sint-Fabiaan en Sint-Sebastiaan,

                                    Laten ‘t sap in de bomen gaan.

 

Er is minstens één stad naar deze heilige genoemd : San Sebastián in het Baskenland in Noord-Spanje. Hoe het met Sebastopol zit, weet ik niet. Andere steden hebben hem als patroon gekozen o.a. Soissons, Rome, Gent e.a.

Hij is verder patroon van o.a. atleten, boogschutters, homo’s (een beetje verwonderlijk dat zij ook een patroonheilige hebben. Hoe dat komt ? Wel, Sebastiaan is de heilige die al sinds eeuwen meestal zo goed als naakt wordt afgebeeld en dat bracht sommigen aan het denken), kruisridders, militairen, pijlsnijders, politie, speldenmakers en vuurwerkmakers.