VOERMAN |
In Griekenland, op
het schiereiland Peloponnesus, heerste koning Oenomaüs over een groot rijk. Hij had slechts één kind,
een dochter. Ze heette Hippodamea. Zij zou na zijn
dood alles erven en haar echtgenoot zou koning worden. Maar dat nu was dé
grote zorg van Oenomaüs. Zou zijn schoonzoon wel
een waardige troonopvolger zijn?
Wekenlang liep hij te piekeren en maakte zich steeds meer zorgen. Ten
slotte begaf hij zich naar het orakel van Delphi. Nadat hij de
voorgeschreven rituelen had volbracht en de geschenken in de tempel aan de
priesters had overhandigd, werd hij in de grot geleid waar de pythia op haar driepikkel gezeten op hem wachtte. Toen
hij, na lang wachten, eindelijk zijn vraag mocht stellen zei hij: ‘Wie zal mijn rijk
erven en koning worden na mij?’ De pythia bleef minutenlang onbeweeglijk zitten op haar
driepikkel. Plots maakte ze heftige bewegingen, zwaaide met de armen en gilde
onverstaanbare klanken. Daarna verzonk zij weer in een lethargische toestand
en zweeg. De priesters vertaalden haar woorden en zeiden: ‘De god heeft
gesproken, luister!’ Toen namen ze een
plechtige houding aan en met verheven stem sprak een van de priesters: ‘Jij, o koning Oenomaüs, zult sterven op de dag dat je dochter trouwt!’ De koning nam de
woorden in zich op, zou ze nooit meer vergeten en kon ze jaren later nog
letterlijk nazeggen. Ze klonken hem zo gruwelijk in de oren. Maar
onmiddellijk dacht hij: ‘Dan zal ik ervoor
zorgen dat Hippodamea nooit ofte nooit zal
trouwen.’ Dit was de gedachte
die hij op de terugweg niet van zich af kon zetten, integendeel, hij
koesterde die gedachte, spon ze steeds verder uit en toen hij thuiskwam en
door zijn dochter liefdevol ontvangen werd zei hij tegen haar op strenge,
gebiedende toon: ‘Als er een jonge man
komt die laat blijken dat hij wel met jou wil trouwen, moet je hem naar mij
sturen, nog vóór je iets tegen hem zegt,’ zei koning Oenomaüs
tegen zijn dochter Hippodamea. ‘Waarom?’ ‘Omdat ik daar mijn
redenen voor heb,’ antwoordde Oenomaüs kortaf. ‘En mag ik die
redenen weten?’ ‘Het is meer dan
voldoende dat je weet dat je hem naar mij moet sturen. Geloof me maar, het is
’t beste voor jou én voor mij.’ Hippodamea,
die zoals alle Griekse meisjes wist dat ze haar vader niet mocht
tegenspreken, schikte zich in haar lot, maar kon het toch niet nalaten om,
terwijl ze van haar vader wegging, nog even te mopperen. ‘En toch had ik graag
geweten waarom.’ Oinomaüs
hield van zijn dochter en liet zich vermurwen. ‘Ach, zei hij, ik wil
hem gewoon op de proef stellen.’ ‘O ja? Ga je hem
uitdagen?’ ‘Ja, zo kun je het
wel stellen.’ ‘Je gaat hem toch
niet uitdagen tot een tweegevecht?’ ‘Niet echt een
tweegevecht, eerder een wedstrijd.’ ‘Een wedstrijd?
Lopen, schijfwerpen, speerwerpen, worstelen?’ ‘Nee, ik heb iets
anders voor ogen.’ ‘O, ik weet het, je
wil een wedstrijd met paarden? Is het niet?’ ‘Ja, ik daag hem uit
tot een wedstrijd met de strijdwagens’. ‘Een wedstrijd die
jij niet kunt verliezen!’ ‘Maar ik gun hem een
voorsprong.’ ‘Echt eerlijk is het
niet, vader, dat weet je wel! Hij heeft geen schijn van kans tegen jou en je
goddelijke paardenspan!’’ Hippodamea
rende weg, ze haatte haar vader. Ze wist dat hij over een paardenspan
beschikte dat hij van de god Posseidon had
gekregen. Vier prachtige paarden waren het, zoals niemand in Griekenland die
had. Ze waren zo snel als de wind. Nog nooit was Oenomaüs
in een wedstrijd verslagen. Zelfs in veldslagen toonden deze paarden zich zó
hevig en sterk dat zij de koning steeds de overwinning hadden bezorgd. Haar
vader stond zo hoog in de gunst van Posseidon, dat
de god het zelfs niet zou toelaten dat iemand hem zou overwinnen. Plots keerde Hippodamea om en rende terug naar haar vader en vroeg: ‘Wat gebeurt er als
jij de wedstrijd wint?’ Vroeg Hippodamea aan haar
vader Oenomaüs. ‘Als ik win? Dan moet
jouw vrijer sterven. Onherroepelijk.’ Wat Oenomaüs er niet
bij vertelde was dat hij dat deed om mogelijke kandidaten af te schrikken,
zodat zijn dochter nooit zou trouwen. Nu was het echter zo
dat Hippodamea een wondermooie vrouw was en het
duurde dan ook niet lang of een prins meldde zich als kandidaat. Hippodamea bracht hem bij haar vader. ‘Koning, zei de prins
onderdanig terwijl hij voor Oenomaüs neerknielde,
ik wil je dochter trouwen. Zeg mij, wat moet ik doen om haar te verwerven?’ Oenamaüs
antwoordde gemelijk: ‘Je bent een dapper man, maar roekeloos. Je zet je leven
op het spel. Maar goed, je hebt er zelf voor gekozen. Vanavond ben je mijn
gast. Maar … morgenvroeg, bij zonsopgang, moet je vier paarden voor je
strijdwagen spannen en zie ik je op het plein voor de burcht.’ Die avond werd de
prins uitgenodigd aan de tafel van de koning. Hij kreeg de heerlijkste
spijzen voorgeschoteld en de beste wijn te drinken. Maar de stemming was
bedrukt. Toen de ochtend
aanbrak, liet de prins de paarden voor zijn wagen spannen en reed tot bij de
burcht. Daar stond Oenomaüs hem al op te wachten. ‘Wij rijden om ter
snelst van hier tot aan het altaar van Poseidon bij de zee-engte van
Korinthe, zei de koning. Hippodamea rijdt met jou
mee. Jullie vertrekken eerst. Zodra jullie vertrokken zijn ga ik een offer
brengen aan Zeus. Als het offer voltooid is zal Myrtillos,
mijn wagenmenner, naar hier komen en zal ik samen met hem vertrekken.’ De prins knikte. Hij
had het begrepen. ‘Wacht even, zei Oenomaüs, ik ben nog niet klaar. Als ik je inhaal, zal ik
je met mijn speer doorboren! De prins keek de
koning aan. Een flauwe glimlach speelde om zijn lippen. De koning was grijs
en oud en hij gaf hem een ruime voorsprong. Het leek hem een haalbare kaart. ‘Vertrek!’ riep de
koning. De vrijer liet de
zweep knallen. De paarden stormden vooruit, Hippodamea
greep zich vast aan de leuning van de
strijdwagen. Haar haren wapperden in de wind. Snel was zij met haar vrijer
uit het gezicht verdwenen. Oenomaüs
begaf zich naar de tempel van Zeus. Hij koos een ram uit de kudde die er
graasde en leidde hem voor het altaar. De priesters namen het dier van hem
over en offerden hem zoals het hun was voorgeschreven. Pas toen de
offermaaltijd voorbij was, keerde de koning naar zijn burcht terug en nam
plaats naast Myrtillos op de strijdwagen. Zodra koning Oenamaüs op de strijdwagen stond, liet Myrtillus de paarden in volle vaart ervandoor gaan. Het
waren 4 onsterfelijke paarden die Oenomaüs van de
god Poseidon had gekregen. Ze liepen sneller dan de beste paarden die er op
aarde te vinden waren. Ja, ze liepen zo snel als de wind. Het duurde niet lang
of de koning zag in de verte de wagen van de vrijer met Hippodamea.
Hij trok zijn speer, hield ze in de aanslag. Hij naderde snel. Kwam
dichterbij. Week uit om uit de baan van het opstuivende zand te komen. Kwam
naast de wagen. Stootte zijn speer in de rug van de vrijer die stervend
neerzonk in de wagen. De paarden voelden hoe de teugels niet langer gespannen
waren, ze hielden in, kwamen tot stilstand. Geschrokken keek Hippodamea neer op de dode man naast haar in de
strijdwagen. Dan bezag ze haar vader met woedende blikken. Maar zei geen
woord. Oenomaüs
gaf haar bevel bij hem te komen en naar de burcht terug te keren. Snel verspreidde het
bericht over de wedstrijd en de noodlottige afloop van de vrijer zich over
Griekenland. Maar dat hield de moedige prinsen en jonge edelen niet tegen om
hun kans te wagen. De zomer kantelde, de eerste herfstbladeren
kleurden de eiken. Twaalf jongelingen waren die zomer gesneuveld in hun
strijd om de hand van Hippodamea. Oenomaüs triomfeerde. Niemand kon het tegen hem halen!
Het orakel zou niet in vervulling gaan! Met de hulp van zijn beschermgod
Poseidon was hij Apollo te slim af. Oenamaüs voelde
zich machtig als een god. Hippodamea
werd wanhopig. Op een dag meldde
zich een jonge, knappe prins bij de burcht. Het was Pelops,
zoon van de Phrygische koning Tantalus. Sinds zijn
vader door de goden naar de onderwereld was verbannen, was hij als enige van
zijn familie overgebleven en dwaalde hij langs wouden, rivieren en bergen.
Hij had niets meer te verliezen. Nu had hij onlangs
horen spreken over de mooie Hippodamea en het lot
van haar twaalf onfortuinlijke vrijers. Hij vatte moed en ging op weg naar Elis. Onderweg kwam hij bij de oever van de zee. Hij boog
zich over het water en riep met luide stem zijn beschermgod Poseidon aan.
Ogenblikkelijk begon het water te kolken en te midden van het schuim steeg
Poseidon uit de zee omhoog, de drietand in de hand. Pelops
riep, over het geluid van de branding heen: ‘Machtige god, help mij om niet
door de speer van Oenomaüs getroffen te worden!
Bezorg mij de overwinning en laat me als eerste bij jouw altaar aankomen!’ Poseidon maakte een
lichte knik met het hoofd en verdween weer in de golven. Maar even later
bruiste en kolkte het water hevig, het spatte met grote vlokken schuim over
de rotsen. Pelops
trok zich haastig terug en wachtte in spanning af. Zal Poseidon hem
helpen, en zo ja waarmee? Dat hoor je volgende week. 5 Uit het schuimende,
kolkende water steeg een gouden strijdwagen op, getrokken door vier
pijlsnelle, gevleugelde paarden. Pelops
rende er naar toe, sprong op de wagen en sneller dan de wind vloog hij naar Elis, de burcht waar de mooie Hippodamea
woonde. De struiken langs de weg golfden mee op zijn vaart, de kruinen van de
bomen bogen diep en schoten heftig weer omhoog toen hij voorbijraasde. De
hoeven van de paarden vlogen over de zandweg, wierpen amper zand en stof op.
De wielen van de wagen schitterden oogverblindend en draaiden als wentelende
zonnen. En achter de wagen steeg het stof op tot wolken die tot de hemel
reikten. Van uit de burcht zag
Hippodamea de wagen naderen. Ze werd getroffen door
de schoonheid van de prins en brandende pijlen van liefde doorboorden haar
hart. Deze man mocht niet sterven! Zij zag hoe hij de wagen tot stilstand
bracht. Hoe hij de paarden met zachte hand streelde en uitspande, hen naar de
stallen bracht en aan de stalknechten overhandigde. Zij zag hoe fier en trots
hij naar de poort van de burcht kwam. Zij wist het nu zeker: aan deze man
wilde zij zich geven, haar lot aan het zijne binden. Net als de vorige
vrijers ontving koning Oenomaüs hem met gepaste
eerbied. Wél keek hij met ogen vol afgunst naar de schitterende wagen en het
prachtige paardenspan. ‘Dit wordt een
geduchte tegenstander, dacht hij, maar met de hulp van de goden zal ik ook
deze vrijer overwinnen.’ Toen Pelops Hippodamea zag, werd hij
op slag tot over zijn oren op haar verliefd. Ze was mooier dan men hem
verteld had. Haar blanke huid, haar gitzwarte haren, maar vooral haar vurige
ogen die zij niet neersloeg, maar hem onbeschaamd en hunkerend aankeken,
overdonderden hem. Dit was de vrouw
van zijn leven. Voor haar wilde hij
sterven. Die avond kwam Hippodamea in het geheim naar de kamer van Pelops. Hij schrok toen zij zo onverwacht voor hem stond.
‘Mijn vader zal je
doden, fluisterde ze. Hij zal je verslaan in de wedren. Blijf niet hier, ga
terug naar je vaderstad en neem me mee. Ik hou van je.’ ‘Nee, zei Pelops, ik ben gekomen voor jou, en ik zal overwinnen.’ ‘Helaas, dat kan je
niet. Poseidon heeft mijn vader zulke snelle paarden geschonken. Ze zijn
onoverwinnelijk. Jij zult sterven.’ ‘Ik vrees de paarden
van je vader niet. Ook mijn paarden zijn een geschenk van Poseidon. Morgen
zullen we zien of hij mij de overwinning en het leven schenkt!’ ‘Vertrouwen op de
goden, is een goede zaak,’ zei Hippodamea tegen Pelops,‘
maar je kunt toch maar beter je voorzorgen nemen.’ ‘Waarom? Stel jij
geen vertrouwen in de goden?’ ‘Toch wel, maar je
kunt het lot altijd een handje toesteken. Mijn vader zal jou de overwinning
niet gunnen. Hij zal pas tevreden zijn als jij er het leven bij inschiet. En
dat wil ik niet.’ ‘Waarom niet?’ ‘Omdat ik van je
houd. Ik wil niet dat jij sterft. Daarom heb ik ook al met Myrtillus gesproken. De wagenmenner van mijn vader. Hij
is bereid je te helpen. Ga naar hem toe.’ Pelops
ging naar Myrtillus in de koninklijke stallen en
vroeg hem: ‘Jij wil me helpen?’ ‘Ja, antwoordde Myrtillus, Hippodamea heeft me
dat gevraagd. En voor haar doe ik alles. Dus ook voor jou.’ ‘Zelfs als dit de
dood van haar vader, jouw koning betekent?’ Ik doe alles voor Hippodamea. In het licht van de
olielamp zag Pelops de schittering in de ogen van Myrtillus, telkens hij de naam van Hippodamea
uitsprak. ‘Luister, zei hij,
terwijl hij een beurs met goudstukken van onder zijn mantel haalde, ‘Deze
beurs is voor jou, als je doet wat ik je opdraag.’ ‘Ik luister,’ zei Myrtillus. ‘Maak de ijzeren
pinnen los, waarmee de wielen aan de as van de wagen zijn bevestigd en
vervang ze door pinnen van was.’ ‘Je kunt op me
rekenen,’ antwoordde Myrtillus terwijl hij de beurs
met goudstukken aannam. Pelops
keerde terug naar Hippodamea en stelde haar gerust:
‘Alles komt in orde,’
zei hij. Hippodamea
omhelsde hem en liep dan snel terug naar haar kamer in de burcht. Omdat hij geen vuur
durfde maken, zo midden in de nacht, kneedde Myrtillus
de harde bijenwas geduldig, tot hij zacht genoeg was om er pinnen van te
maken. Dan verwijderde hij de ijzeren pinnen van de wielen en verving ze door de pinnen van was. Opdat
niemand de wagen zou naderen zonder dat hij het merkte, sliep hij op de
strijdwagen tot de ochtend aanbrak. In de eerste
schemering werd hij wakker, spande de paarden in en reed de wagen tot voor de
burcht. Daar stond Pelops al klaar. Zijn gevleugelde
paarden stonden te trappelen van ongeduld. Even later kwamen koning Oenomaüs en Hippodamea naar
buiten. De koning gaf zijn
dochter bevel om naast Pelops op de strijdwagen te
gaan. Hijzelf ging naar zijn eigen strijdwagen. Bekeek met goedkeurende blik
de wagen en de paarden, keerde dan terug naar de wagen van Pelops. Toen hij diens wagen en paarden met gefronste
wenkbrauwen had bekeken, werd hij ongerust. Zou hij het wagen om nu nog eerst
een offer te brengen zoals hij bij de andere vrijers had gedaan? Hij
twijfelde. Oenomaüs hief zijn hand ten teken dat Pelops mocht vertrekken. Die liet de zweep
knallen. De wagen schoot er in een razende vaart vandoor. De spaken van de wielen bliksemden in de
stralen van de opkomende zon. Toen Oenomaüs de strijdwagen van Pelops
zag vertrekken en tot zijn schrik vaststelde hoe snel de gevleugelde paarden
er van door gingen, twijfelde hij of het wel zinvol was om nu nog eerst een
offer te brengen. Zou hij niet beter
onmiddellijk de achtervolging inzetten? ‘Geen offer brengen
zou de god uit zijn humeur brengen, dacht hij. Ik zal doen zoals ik het tot
nu steeds gedaan heb.’ Hij ging naar de
tempel en bracht het offer. Toen haastte hij zich
terug naar de burcht, besteeg de strijdwagen en maande zijn wagenmenner Myrtillus aan om
alles op alles te zetten. De wagen schoot
vooruit. Nog nooit werden de paarden zo opgejaagd. Onophoudelijk liet Myrtillus de zweep knallen. In een wilde jacht stormde
hij Pelops en Hippodamea
achterna. Die hadden echter het
doel bijna bereikt. De eindmeet lag voor hen, de muren van de stad Korinthe
zagen zij nu snel dichterbij komen. De overwinning lag in hun bereik. Maar achter hen
naderden Myrtillus en Oenomaüs.
De koning hield zijn speer reeds in de aanslag. Hij was nu vlak bij Pelops. Nog even en hij kon hem doden. Maar door de dolle
vaart was de was van de pinnen zacht geworden. Ze smolten. De wielen kwamen
los en in een wolk van stof, stenen en zand kwam Oenomaüs
ten val. Hij werd meegesleurd en stierf , net toen Pelops de eindmeet bereikte. Hippodamea
omhelsde de held die nu haar echtgenoot zou worden. Ze was nog onwetend over de dood van haar
vader en straalde van geluk, niet wetend dat de overwinning van Pelops het orakel in vervulling had doen gaan. Toen zij
vernam dat haar vader was gestorven, liet zij de voorgeschreven dagen van
rouw in acht nemen en huwde daarna met Pelops. Myrtillus
werd nu de wagenmenner van Pelops. Op een avond reed hij
met Pelops over de kustweg, hoog boven op de
rotsen. ‘Ik dank je voor de
hulp die je me geboden hebt in de wedren tegen Oenomaüs,’
zei Pelops ‘zonder jou zou ik nooit de overwinning
behaald hebben.’ ‘Dat heb je vooral te
danken aan Hippodamea,’ antwoordde Myrtillus. ‘Ja, je hebt me
gezegd dat je het voor haar gedaan hebt, maar waarom?’ ‘Omdat ik altijd al
van haar gehouden heb.’ ‘En doe je dat nog
steeds?’ ‘Vanzelfsprekend. Zij
is nu mijn koningin en ik zal altijd doen wat zij van mij verlangt.’ ‘Hij is verliefd op haar!’ dacht Pelops. Een plots opstekende
en heftige jaloezie maakte zich van hem meester. Hij duwde Myrtillus opzij en riep: ‘Geef me de teugels, ik wil de
paarden mennen!’ Myrtillus
gehoorzaamde. Terwijl hij de teugels overgaf aan Pelops,
kreeg hij een forse stoot van diens elleboog, verloor het evenwicht, viel uit
de wagen, stortte in de diepte en verdronk in de schuimende golven die op de
rotsen te pletter sloegen. Pelops
wendde de wagen en keerde naar de burcht terug. Hippodamea
zag hoe hij zelf de paarden mende en vermoedde wat er was gebeurd, maar zei
niets. Na de
begrafenisspelen ter nagedachtenis van Oenomaüs
werd de bruiloft van Pelops met Hippodamea
met luister gevierd. Hun zonen Atreus en Thyestes werden beroemde helden. Maar de moord op Myrtillus bracht een vloek over hun nageslacht. Myrtillus
was namelijk een zoon van de god Hermes. Toen deze laatste zag hoe Pelops Myrtillus op zo’n laffe
wijze om het leven had gebracht, zwoer hij zich op de nakomelingen van de
moordenaar te wreken. Mislukte oogsten, hongersnood, droogte en broedermoord
waren de gevolgen. Pelops’ nageslacht, dat roem
verwierf in de Trojaanse Oorlog ging er ten slotte aan ten onder. Zijn naam
echter werd vereeuwigd in de naam van het schiereiland waarop zijn burcht
stond: de Peloponnesos, het eiland van Pelops. Deze
naam draagt het vandaag nog steeds. Het was niet allemaal
kommer en kwel dat Pelops over zichzelf en het land
bracht. In Olympia, niet ver van de plaats waar zijn burcht stond, stichtte
hij ter ere van oppergod Zeus de Olympische Spelen. Hermes viste zijn
zoon Myrtillus op uit de zee en zette hem als het
sterrenbeeld Voerman aan de hemel. Elke winter stond dit sterrenbeeld hoog
aan de hemel in het zenit zodat Pelops en zijn
nakomelingen steeds weer herinnerd werden aan de
afschuwelijke moord en beseften zij dat de god hen deze misdaad niet vergaf.
Nog steeds kunnen we elke winteravond dit sterrenbeeld zien schitteren aan de
hemel, al zijn de meesten onder ons al lang vergeten dat het daar staat als
een teken van wraak. Maar waarom wordt Myrtillus als Voerman aan de hemelkoepel afgebeeld met
een geitje op zijn schouder? |
|
|||
Beluister het verhaal over Voerman: |
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
||||
|
|