Vrijheid van onderwijs? Steeds minder
vanzelfsprekend
ORHAN AGIRDAG is docent pedagogiek
aan de KU Leuven.
De vrijheid om voor een bepaald pedagogisch
project te kiezen, wordt steeds meer uitgehold, stelt expert Orhan Agirdag.
TIM DIRVEN in DE MORGEN, dinsdag 3 september 2019
DE VRIJHEID OM VOOR EEN
BEPAALD PEDAGOGISCH PROJECT TE KIEZEN, WORDT STEEDS MEER UITGEHOLD, STELT
EXPERT ORHAN AGIRDAG.
Op de eerste schooldag, gisteren,
ging uw kroost naar een school die u in principe zelf heeft gekozen, om
pedagogische, praktische of misschien wel levensbeschouwelijke of filosofische
redenen. Dat is niet alleen mogelijk omdat er in dit land keuzevrijheid bestaat
voor de ouders, maar ook dankzij de diversiteit aan pedagogische projecten in
het aanbod van scholen, en dankzij de overheidsfinanciering van deze
diversiteit aan scholen, waardoor uw schoolkeuze kosteloos gemaakt kon worden
en u niet afhankelijk bent van uw kapitaal.
Maar keuzevrijheid is alleen zinvol
als er ook iets te kiezen valt. Als alle scholen hetzelfde pedagogisch project
zouden aanbieden en onder één staatsnet zouden vallen, zou u als ouder
eigenlijk niet kiezen voor een school met een bepaalde visie, met een bepaald
pedagogisch project, maar louter tussen staatspedagogie op adres A of
staatspedagogie op adres B. Uw keuzevrijheid is dus enkel zinvol
als de aanbieders van onderwijs zelf ook de vrijheid hebben om te kunnen kiezen
wat hun visie is, welke methoden ze hanteren of welke onderwijskoepel hen
vertegenwoordigt. Onderwijzers kunnen dat enkel doen als ze ook erkend en
gefinancierd worden door de overheid voor hun pedagogisch project.
Canon
Dit is de onderwijsvrijheid die ons
onderwijs, samen met dat van Nederland, wereldtop heeft gemaakt. Het is deze
onderwijsvrijheid die fundamenteel bedreigd wordt door nationalisme en
staatspedagogie. Enerzijds wordt er in de startnota gesproken over 'opnieuw
maximale vrijheid in de schoolkeuze voor ouders'. Anderzijds wordt deze
keuzevrijheid volledig uitgehold door de pedagogische vrijheid van onderwijzers
aan banden te leggen. Dat gebeurt op drie manieren.
Ten
eerste: wat
leerlingen moeten leren en hoe leerlingen moeten leren, wordt steeds minder
bepaald door scholen en leraren, en steeds meer door de staat. Die had zijn
greep op onderwijsinhouden al versterkt door de invoering en uitbreiding van de
eindtermen. Nu wil hij ook bepalen welke werken of auteurs we moeten leren.
Maar wanneer alle leerinhouden door de staat bepaald worden, brengt de leraar
niet meer zijn passie, maar enkel de canon van de natie. En laat je niets
wijsmaken over wat tot de canon zal behoren: de staat heeft geen enkele
motivatie om kritische lectuur aan te bevelen die de eigen positie in gevaar
zal brengen. Geen George Orwell meer, maar enkel Hendrik Conscience.
Ten
tweede: de leraar en
de klassenraad worden buitenspel gezet door de invoering van centrale examens.
Vergeet dus de leuzen dat de leraar aan belang zal winnen. Staatspedagogie
vertrouwt de leraren helemaal niet. Want niet meer de klassenraad - lees: de
leraren - beslist over welke leerlingen slagen, maar wel de centrale examens
van de staat. De leraar verliest hiermee aanzienlijk zijn belang in het onderwijsproces.
Hij of zij wordt gereduceerd tot uitvoerder van staatspedagogie.
Ten
derde, en dit is wat mij
betreft de doodsteek: de staat gaat straks kunnen beslissen welke
pedagogische projecten aanvaardbaar en financierbaar zijn. Een precedent
hiervan hebben we vorige week gehad: een islamitische school in Genk kreeg op
basis van ideologische redenen geen erkenning. Dat passeerde zonder veel
protest, en zelfs hardleerse verdedigers van pedagogische vrijheid verkozen er
niet op te reageren. Dus wordt deze centralisering momenteel gelegaliseerd
tijdens de onderhandelingen. Letterlijk houdt dit in dat 'radicale'
pedagogische projecten geweerd kunnen worden. Maar wat is radicaal? Vandaag
zijn dat blijkbaar islamitische scholen. Welke garanties hebben we dat later antroposofie-,
Freinet- of zelfs katholieke scholen niet als ongewenste, ja radicale
pedagogische projecten zullen worden bestempeld?
Zover zijn we gelukkig nog niet. Om
staatspedagogie ten volle te realiseren, moeten eerst alle structuren die de
leraren en scholen pedagogisch verenigen en die zich dus kunnen verzetten tegen
de staat, van de kaart geveegd worden. De hernieuwde aanval op de
koepelverenigingen van de scholen moet vooral begrepen worden via deze
drijfveer.
Voor nationalisten lijkt dit politiek
gezien een gemakkelijke strijd te worden. Ze hebben weliswaar de grondwet
tegen, maar er is momenteel geen sprake van oppositie. Want voor de sociaaldemocraten en
liberalen klinkt één staatsnet als muziek in de oren - en kennelijk is
dat ook bij Jonathan Holslag het geval (DM 2/9).
Christendemocraten liggen intern overhoop. Zelfs als Hilde Crevits
(CD&V) kan aanblijven als minister, zal ze een nationalistische agenda
moeten uitvoeren. Helaas moet een progressief alternatief dat onderwijsvrijheid
verdedigt tegen nationalisme nog uitgevonden worden.
De vrijheid van onderwijs waarvan uw
kroost vandaag nog geniet, wordt steeds minder vanzelfsprekend. Het kostbare
weefsel van vrijheid ontrafelt.