RINKRANK

METHODESCHOOL?

 

Sommigen noemen RINKRANK een

LEEFSCHOOL, omdat er met leefgroepen wordt gewerkt. Maar in Rinkrank vind je leefgroepen enkel en alleen in de kleuterschool. In de lagere school heb je leeftijdsgebonden klassen, maar die werken in vele opzichten samen (combinatieklassen), zodat je op bepaalde momenten van de dag wel van leefgroepen kan spreken.

 

 

Sommigen noemen RINKRANK een

STEINERSCHOOL, omdat het kunstzinnige zo nadrukkelijk op de voorgrond staat. Het grootste verschil met de Steinerscholen is, dat er niet gewerkt wordt volgens de inzichten van Rudolf Steiner. De uitgangspunten van Rinkrank zijn terdege verschillend van deze van de Steinerscholen. Ook de manier waarop het kunstzinnige benaderd wordt is duidelijk anders. Het werken met projectweken (periodes) in  hoofdonderricht en kunstzinnige namiddagen is wel te vergelijken met wat in de Steinerscholen gebeurt.

 

 

Sommigen noemen RINKRANK een

ERVARINGSGERICHTE SCHOOL, omdat in vele aspecten van het onderwijs de ervaring als eerste  kennismaking met de leerstof gehanteerd wordt. Dit geldt echter alleen voor die vakken, waarbij  de eigen ervaring ook zinvol is, zoals tuinbouw, handwerk, schilderen, fysica, enz. Leergebieden zoals taal, rekenen, W.O., aangeboden in projectvorm, steunen vooral op het verhaal (of de instructie) als eerste kennismaking, dan pas volgt de verwerking en dan de waarneming. De rol van de leerkracht in Rinkrank is ook zichtbaar anders dan in een ervaringsgerichte school.

 

 

Sommigen noemen RINKRANK een

FREINETSCHOOL, omdat de leerlingen in Rinkrank meewerken aan de wekelijkse schoolkrant, met inbreng van eigen teksten, tekeningen en foto's en omdat de leerstof in projectvorm wordt doorgenomen. Toch zijn de uitgangspunten van de werkwijze helemaal anders dan die van Freinet.

 

 

Sommigen noemen RINKRANK een

LOFTSCHOOL, omdat er een grote, ruime combinatieklas is ingericht op de zolder van het gebouw, tussen het dakgebinte.

 

maar:

RINKRANK  heeft een  heel eigen METHODE met als kenmerken:

 

    1.    Leeftijdsgroep voor de 3-jarigen in de kleuterschool (ook peuterklas genoemd)

 

    2.    Leefgroepen voor de 4- en 5-jarigen in de kleuterschool

 

    3.    Leeftijdsgebonden klassen in de lagere school met daarin veel elementen

           van combinatieklassen, die klasoverschrijdend werken mogelijk maken.

 

    4.    De onderbouw van de lagere school bestaat uit drie klassen, waarbij leerkrachten

           in de drie klassen actief zijn. De leerlingen hebben nauwe contacten doorheen de

           drie klassen (coöperatief leren)

 

    5.    De bovenbouw van de lagere school bestaat uit drie klassen, met drie leerkrachten

           die in één en dezelfde ruimte (zolder) nauw samenwerken.

           Ook de leerlingen werken intensief samen.

 

    6.    Een leerkracht in de lagere school begeleidt 3 jaar lang dezelfde groep kinderen.

                 De leerkracht van de eerste klas neemt zijn leerlingen mee naar de tweede en

                 derde klas en keert dan terug naar de eerste klas waar hij een nieuwe groep

                 kinderen onder zijn hoede neemt.

                 De leerkracht van de vierde klas gaat mee met zijn groep in vijfde en zesde

                 klas en keert dan terug naar de vierde klas voor een nieuwe groep.

 

    7.    Met zeer eigen accenten in het hanteren van de leerstof, waarin opvalt:

                Geen gebruik van handboeken, tenzij zelfgemaakte (bv. voor Frans).

                Geen gebruik van kopieën.

                Het bord neemt een centrale plaats in bij het aanbrengen en het verwerken van

                de leerstof.

                Het verhaal, het gesproken woord, gebracht door de leerkracht gaat steeds

                vooraf aan de waarneming en de verwerking.

                Introductiemomenten ofte instructiemomenten zijn korte, samengebalde en

                duidelijk afgewerkte eenheden.

                De verwerking door de leerlingen gebeurt steeds zeer gedifferentieerd.

                Het kunstzinnige is in alle vakken aanwezig.

                De historische en culturele verbondenheid doorstroomt elk leergebied.