https://www.cielen.eu

 

DE KLINKER E

Fragment uit het sprookje DE KIKKERKONING (Grimm 1)

Tekst en illustraties komen uit het boek Bas Kunstler begint te lezen.

 

Deze tekening staat op voorhand op het bord:

 


 

Zo ziet het bord eruit als je de letter E aanbrengt de dag na de letter A. De letter A met namen en woorden eromheen staat nog op het bord, middendeel links. De tekening voor de klinker E komt op het middendeel rechts. Tijdens de les komt op deze tekening de letter E en komen er namen en woorden omheen.

 


Herhaling van een gedeelte van het sprookje DE KIKKERKONING (op voorwaarde dat het sprookje eerder verteld is, anders vertel je het nu, maar dat is minder aan te raden). Aan de hand van vragen herhaal je samen met de kinderen het gedeelte van het verhaal waaruit het letterbeeld E zal komen.

 

Als de kikker vraagt om binnen te komen in het paleis, aarzelt de prinses en zegt: EEEEE… (E uitgesproken als de e in ‘de’) (= aarzeling).

Als de kikker vraagt om van haar bordje te eten, weert de prinses hem af met het euritmische gebaar van de E. De prinses roept: ÈÈÈÈÈÈ! (= afschuw).

 


Maar als de kikker in een prins verandert is de prinses verbaasd en zegt (met grote ogen erbij): HÉÉÉ! (= verrassing). Wanneer ze de prins in al zijn schoonheid ziet en hem wil omarmen, zegt ze: OOO (maar dat komt later bij de letter O).

 

Zo heb je de drie uitspraakmogelijkheden van de E tegelijk. Deze drie verschillende klanken van de E oefen je later bij de syntheseoefeningen. De klank E (op 3 manieren) beeld je nu, samen met de kinderen uit met het euritmische gebaar voor E. Zoals je op de tekening hiernaast kunt zien komt het euritmiegebaar voor de E overeen met de schrijfletter e.

De klinker E vul je op de tekening aan met de letter e uit het verbonden schrift.

 

 

 

Rond de tekening teken je de verschillende types van de letter E en bij elke letter die je tekent, zeggen de kinderen ofwel de lange EE [e:], ofwel de korte E [Ɛ] ofwel de stemloze E [Ə], ieder naar eigen keuze en door elkaar: de kapitaal (initiaal) E, de leesletter e, de handgeschreven e en de hoofdletter E .

 


NAMEN DIE MET E BEGINNEN

Zoek samen met de kinderen namen die met E beginnen.

Eerst van klasgenoten, dan van kinderen op school en ten slotte van andere kinderen, ouders, mensen, dieren (als ze een eigennaam hebben) enz.

Je schrijft slechts enkele namen direct op het bord, de andere namen noteer je op een blad om straks op het bord te zetten.

 

NAMEN MET E ERIN OF EINDIGEND OP E.

Eerst noteren op een blad, later, tijdens het zelfstandig werk, enkele ervan op het bord zetten.

 

WOORDEN DIE MET E BEGINNEN, MET E ERIN OF EINDIGEND OP E.

Eerst noteer je de woorden op een blad, daarna kies je er enkele uit om op het bord te zetten.

De kinderen oefenen de kleine letter e en de kapitaal E op het bord. Van de kapitaal eerst de verticale lijn, dan de bovenste horizontale lijn, daarna de middelste en tot slot de onderste: vier bewegingen zijn er nodig om de E te tekenen. Dit combineer je met tellen. De kleine letter e, waarbij het sprookjesbeeld aansluit, laat je daarna niet meer oefenen. Ze komt later, wanneer het kind een eigen handschrift ontwikkelt, weer vanzelf tevoorschijn. In Bas Kunstler schrijft laat ik deze e niet oefenen omdat ze tot verwarring met l kan leiden.  

 

Herhaling van het thema van de vorige dag + enkele oefeningen.

Nadat je enkele namen en woorden op het bord geschreven hebt, kijk je naar het bord van gisteren, met de letter A (in dit voorbeeld is de klinker A één dag vóór de klinker E aangebracht).  

Je vergelijkt de vorm van de E met die van de A. Doe er de gebaren bij.

Lees samen met de kinderen de namen en de woorden bij A.

Lees samen met de kinderen enkele namen en woorden bij E.

 

Analyse van teksten (visuele analyse gevolgd door auditieve synthese).

Op het bord met de analyseoefeningen heb je op voorhand twee of drie zinnen bijgevoegd onder de zinnen van gisteren.

 

Bijvoorbeeld:

         Waar is mijn gouden bal?

         Ach, mijn bal is in de bron gevallen.

         Het prinsesje is heel droef.

         Doe open, prinsesje, doe open.

         Weet je niet wat je gisteren beloofd hebt

bij de koele bron?

Koningsdochter, jongste, doe open de deur.

        

Je wijst net zoals gisteren de regels aan en leest ze klassikaal in de volgorde zoals ze op het bord staan. Ook de regels die gisteren geoefend zijn. Dit doe je een drietal keer.

Wijs de regels daarna aan in willekeurige volgorde. Sommige regels komen daarbij meer dan eens aan de beurt.

Wijs nu afzonderlijke woorden aan.

 

Bijvoorbeeld:

Weet: de kinderen lezen ‘weet’.

je: de kinderen lezen ‘je’.

de: de kinderen lezen ‘de’.

koele: de kinderen lezen ‘koele’.

bron: de kinderen lezen ‘bron’.

Herhaal dit 2 of 3 keer.

 

L: ‘Wat heb je nu gelezen?

Antwoord (door één of meer kinderen): ‘Weet je de koele bron?

Kort klasgesprekje: Waar is die bron? (1 à 2 minuten)

 

Op dezelfde manier maak je een tweede visuele analyseoefening door woorden uit de verschillende zinnen aan te wijzen, gevolgd door een auditieve syntheseoefening.

Bijvoorbeeld:

het: de kinderen lezen ‘het’.

koele: de kinderen lezen ‘koele’.

prinsesje: de kinderen lezen ‘prinsesje’.

is: de kinderen lezen ‘is’.

in: de kinderen lezen ‘in’.

de: de kinderen lezen ‘de’.

bron: de kinderen lezen ‘bron’.

gevallen: de kinderen lezen ‘gevallen’.

Herhaal dit 2 of 3 keer.

 

L: ‘Wat heb je nu gelezen?

Antwoord (door één of meer kinderen): ‘Het koele prinsesje is in de bron gevallen.’

Kort klasgesprekje hierover (1 à 2 minuten).

 

Op dezelfde manier kun je nog een derde oefening maken, op voorwaarde dat dit onderdeel van de les niet te lang uitloopt.

 

Dan volgt een korte analyse van letters. Laat enkele kinderen de letters a en e aanwijzen. Bij deze oefening benoem je de letters zoals ze in het alfabet klinken.

 

Syntheseoefeningen: visuele synthese.

Ga bij het bord voor de syntheseoefeningen.

Vóór aanvang van de les heb je onder de a de klinker e bijgevoegd, zodat er nu staat:

 


 

e (1e kolom) lees je als lange [e:] zoals in beken. De handen voor de borst bewegen langzaam uit elkaar.        

ee (2e kolom) lees je ook als lange [e:] zoals in beek. De handen voor de borst bewegen langzaam uit elkaar. 

e (3e kolom) lees je als korte [Ɛ] (zoals in denk, bek, vel). Tik met de beide handen of vingers kort op tafel of in de lucht. 

e (4e kolom) lees je als de stemloze [Ə] (zoals in de). Hou één hand of de beide handen voor de mond.

een (5e kolom) de ee lees je als de stemloze [Ə] (zoals in de). Houd één hand of de beide handen voor de mond.

Dit doe je een drietal keer met de rij van de e van links naar rechts.

Dan herhaal je de rij van de a van links naar rechts.

Dan herhaal je per kolom.

Ten slotte wijs je in willekeurige volgorde aan.

De kleur van de letters kies je zelf en bij de syntheseoefeningen blijf je gedurende de eerste taalperiode deze kleuren gebruiken als ondersteuning en herkenning. In de loop van de volgende taalperiode hoef je niet vast te houden aan de kleuren. In dit voorbeeld heb ik de kleuren van de klinkers totaal willekeurig gekozen.

 

Dictee: auditieve analyse, visuele synthese.

Dit doe je op dezelfde manier als gisteren, maar met andere woorden.

Zorg ervoor dat je voor de analyse woorden kiest waarbij nu eens de eerste letter moet genoteerd worden, nu eens de laatste letter en ook eens de middelste letter. Kies nu eens de korte klank, dan eens de lange klank en af en toe ook eens de doffe klank. De lange klank kan een klank zijn die met twee klinkers geschreven wordt, maar de kinderen noteren slechts 1 klinker.

 

Bijvoorbeeld:

L: ‘Schrijf de letter van de eerste klank die je hoort in het woord EZEL.

Of vraag: ‘Welke klank hoor je in het begin van het woord EZEL?’ Een kind antwoordt: ‘E’. 

L: ‘Schrijf de letter E op.

Deze tweede manier van vragen – in twee stappen – is in het begin van de periode wat duidelijker voor de kinderen.

L: ‘Schrijf de letter van de laatste klank die je hoort in ZEE.’

L: ‘De letter van de middelste klank die je hoort in BEEN.’

L: ‘De letter van de middelste klank die je hoort in MAN.’

L: ‘De letter van de eerste klank die je hoort in ADRIAAN.’ (Hier kun je ook vragen: ‘De letter van de klank die je tweemaal hoort in ADRIAAN’)

L: ‘De letter van de eerste klank die je hoort in EEKHOORN.’

L: ‘De letter van de middelste klank in DEN.’

L: ‘De letter van de laatste klank in WE.’

Enzovoort, zowel woorden met A als met E.

 

Als overgang van de instructie naar het zelfstandig werk kun je de letters, de namen en de tekening van gisteren (over de letter A) afwissen. Je kunt dit zo doen dat de kinderen er geboeid naar kijken en meedoen door de letters en namen en woorden te lezen die net afgeveegd zijn. Zo kun je vragen: welke letter heb ik net afgeveegd? Welke naam is nu verdwenen? Welk woord stond hier? Een voorbeeld van hoe je het afwissen van het bord kunt laten verlopen vind je op https://www.cielen.eu/bord-A-afwissen.mp4. Gebruik een natte spons of doek om het bord af te vegen, zodat het krijtstof zich niet in de klas verspreidt. Je beëindigt deze korte activiteit met een lied. Intussen leggen de kinderen alles klaar om aan het werk te gaan.

 

Zelfstandig werk (30 minuten).

Het bordschema na het afwissen van de letter A ziet er zo uit.

 


Namen en woorden met de letter E op het bord aanvullen.

Individuele kinderen begeleiden. Omdat er nog voldoende plaats is op het bord kun je enkele kinderen ook kapitalen en vormtekeningen op het bord laten oefenen met wit krijt.

 

Terugblik en vooruitblik (10 minuten).

10 minuten vóór het einde van de periodeles volgt de terugblik op de periodeles, met de hele klas tezamen.

L: ‘Welke letter hebben jullie vandaag geleerd? Teken ze met de hand in de lucht (of op een andere manier).’

Herhaal de zinnen van de analyseoefening.

Herhaal kort de letters a en e van de syntheseoefening.

Herhaal de drie vormtekeningen. Teken met de hand in de lucht (of op een andere manier).

L: ‘Morgen gaan jullie de letter I leren.

Je kunt deze letter al even op het bord tekenen in kapitaal en het gebaar voordoen.

 

https://www.cielen.eu